Controle Tweede Kamer

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Een belangrijke taak van de Tweede Kamer1 is het beoordelen van besluiten van het kabinet2 (en van individuele bewindspersonen) en van voorgenomen beleid. Bij die controlerende taak wordt gebruikgemaakt van het recht op inlichtingen, een recht dat ieder individueel Tweede Kamerlid heeft en dat is vastgelegd in de Grondwet. De regering is verplicht om ieder individueel Kamerlid de inlichtingen te geven waar hij of zij om vraagt. Alleen als het belang van de staat in het geding is, mag de regering weigeren de informatie te verschaffen. Via het recht van onderzoek3 kan de Kamer zelf een nader onderzoek instellen.

Daarnaast kan de Kamer een andere organisatie vragen een onderzoek in te stellen. Het komt overigens na zo'n extern onderzoek4 toch ook wel voor dat de Kamer dan besluit zelf een onderzoek of enquęte in te stellen. Verder kan de Tweede Kamer zelf informatie inwinnen van burgers en organisaties via hoorzittingen en door het afleggen van werkbezoeken.

De uitkomsten van controle kunnen ertoe leiden dat de Tweede Kamer 'ingrijpt' in een bepaald beleid. Zij kan bijvoorbeeld het kabinet of bewindspersoon verzoeken om bepaalde maatregelen te nemen of een afkeurende uitspraak te doen over het functioneren van het kabinet of een bewindspersoon. Het financiële beleid en de effecten van maatregelen hebben speciale aandacht van de Kamer.

Het inlichtingenrecht kent verschillende vormen:

Inhoudsopgave

  1. Vragenrecht
  2. Interpellatie en debatten
  3. Onderzoek en enquęte
  4. Andere vormen van controle
  5. Instrument

1.

Vragenrecht

  • Vragenrecht

    Als uitvloeisel van het recht op inlichtingen, waarover alle individuele Kamerleden beschikken, kennen Tweede en Eerste Kamer5 het vragenrecht. Met dit recht kunnen alle leden, behalve tijdens de debatten en de schriftelijke behandeling van (wets)voorstellen, vragen stellen aan de regering. Hiervoor hebben ze, in tegenstelling tot bij het recht van interpellatie6, geen verlof van de Kamer nodig.

2.

Interpellatie en debatten

  • Recht van interpellatie

    Het recht van interpellatie geeft Tweede7 en Eerste Kamerleden8 de mogelijkheid om met een bewindspersoon te debatteren over een onderwerp dat niet reeds op de vergaderagenda van de Kamer staat. Daarmee wordt de vastgestelde agenda van de Kamer immers duidelijk doorbroken (interpellatie komt van het Latijnse woord voor 'krachtig onderbreken'). Met het recht van interpellatie kunnen Kamerleden een minister9 of staatssecretaris10 in de Kamer ter verantwoording roepen.

  • Dertigledendebat

    Een dertigledendebat is een plenair debat dat door een minderheid van de Tweede Kamerleden7 is aangevraagd. Sinds 2011 heet een dergelijk debat een 'dertigledendebat'; daarvoor (sinds 2004) was de benaming 'spoeddebat'.

3.

Onderzoek en enquęte

  • Recht van onderzoek: enquętes en onderzoeken

    Het parlement11 heeft onder meer de taak de regering12 te controleren. De Eerste5 en Tweede Kamer1 hebben daarom het recht om een onderzoek naar een bepaalde zaak in te stellen. Dit kan sinds juli 2023 de vorm van een parlementair onderzoek, beknopte parlementaire enquete of een reguliere parlementaire enquête13 hebben.

  • Parlementaire ondervraging

    De parlementaire ondervraging was tussen 2016 en 2023 een tijdelijk experimenteel instrument van de Tweede Kamer1. Het was een tussenvorm tussen een parlementair onderzoek14 en een parlementaire enquête13. Net als bij een parlementaire enquête waren getuigen bij een parlementaire ondervraging verplicht om te verschijnen en werden zij onder ede gehoord. Aan een parlementaire ondervraging hoefde echter geen uitgebreid dossieronderzoek vooraf te gaan, wat bij de enquête wel het geval is. Begin juli 2023 stemde de Tweede Kamer er mee in de parlementaire ondervraging een permanent instrument van de Kamer te maken onder de naam 'beknopte parlementaire enquete'.

4.

Andere vormen van controle

  • Controle Tweede Kamer op Europees gebied

    Als lidstaat van de Europese Unie heeft Nederland te maken met besluitvorming op het Europese niveau. De Tweede Kamer1 is op verschillende manieren betrokken bij het controleren van Europese besluitvorming én bij de controle op nationale wetgeving die is afgeleid van Europese besluiten.

  • Inlichtingen over vredesmissies

    Op grond van artikel 100 van de Grondwet15 moet de regering16 de Staten-Generaal (dus Tweede én Eerste Kamer) vooraf inlichten over deelname aan militaire operaties ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde (vredesmissies). Het gaat daarbij zowel om humanitaire hulpverlening en inzet van de krijgsmacht bij een gewapend conflict.

  • Dag van de verantwoording

    Vanaf 2000 worden jaarlijks op de derde woensdag in mei de jaarverslagen van de diverse ministeries door de minister van Financiën17 aan de Staten-Generaal18 aangeboden. In die rapporten leggen de ministers verantwoording af over het gevoerde financieel beleid. Ook de president van de Algemeen Rekenkamer biedt een rapport aan, waarin de jaarverslagen kritisch onder de loep worden genomen. Sinds 2008 worden de verslagen direct openbaar gemaakt.

  • Grote-projectenprodedure

    De Tweede Kamer1 heeft de mogelijkheid om langdurige en complexe projecten of wetgevingstrajecten aan te wijzen als 'groot project'. De bewindslieden die verantwoordelijk zijn voor dergelijke grote projecten zijn dan verplicht de Tweede Kamer uitgebreid en geregeld te informeren over de gang van zaken rond zulke projecten.

5.

Instrument

  • Motie

    Moties zijn uitspraken van de Tweede1 of Eerste Kamer5, die door één of meer Kamerleden worden voorgesteld. Een motie wordt vaak gebruikt om een conclusie van een debat of een actiepunt voor een minister9 (of staatssecretaris) vast te leggen. Moties komen veel voor bij de bespreking van regeringsnota's en -notities in de Tweede Kamer.

    Een motie kan over verschillende onderwerpen gaan. Zo kan het een reactie op (nieuwe) ontwikkelingen zijn, of meer beleidsmatige aandacht voor een bepaald onderwerp. Daarnaast kan het een verzoek zijn voor meer of minder geld voor een bepaald beleidsonderdeel. De meest bekende vorm van motie is de motie van wantrouwen19, waarmee het vertrouwen in het kabinet wordt opgezegd en het kabinet moet aftreden.

  • Motie van afkeuring of wantrouwen

    Er zijn twee soorten moties waarmee de Tweede Kamer1 ernstige kritiek op een bewindspersoon kan verwoorden: de motie van afkeuring en de motie van wantrouwen. Het onderscheid tussen beide soorten is in de praktijk overigens niet altijd even duidelijk. Moties van afkeuring of wantrouwen worden geregeld ingediend, maar zelden aangenomen. De Eerste Kamer kende (nauwelijks) moties van afkeuring/wantrouwen, omdat de vertrouwenskwestie20 feitelijk niet speelt bij de Eerste Kamer.


Meer over

  • Rechten en taken Tweede Kamer21
  • Begrenzing inlichtingenrecht (column op de website van het Montesquieu Instituut)

  • 1. 
    De Tweede Kamer is deel van de volksvertegen­woor­di­ging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
     
  • 2. 
    Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.
     
  • 3. 
    Het parlement heeft onder meer de taak de regering te controleren. De Eerste en Tweede Kamer hebben daarom het recht om een onderzoek naar een bepaalde zaak in te stellen. Dit kan sinds juli 2023 de vorm van een parlementair onderzoek, beknopte parlementaire enquete of een reguliere parlementaire enquête hebben.
     
  • 4. 
    Rampen, ongelukken, mislukte projecten en ernstige ordeverstoringen: dat alles was reden voor onderzoek. Alleen bij de watersnoodramp in 1953 bleef een dergelijk onderzoek uit. Behalve bestaande onderzoeksinstellingen, zoals de Algemene Rekenkamer en de Onderzoeksraad voor Veiligheid, werd ook geregeld een commissie ad-hoc ingesteld. Soms deed de Tweede Kamer zelf onderzoek, al dan niet voorafgegaan of gevolgd door extern onderzoek.
     
  • 5. 
    De Eerste Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging en heeft met name een rol op wetgevend gebied. Over een wetsvoorstel moet, als de Tweede Kamer het heeft aangenomen, ook door de Eerste Kamer worden gestemd. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel nog tegenhouden.
     
  • 6. 
    Het recht van interpellatie geeft Tweede en Eerste Kamerleden de mogelijkheid om met een bewindspersoon te debatteren over een onderwerp dat niet reeds op de vergaderagenda van de Kamer staat. Daarmee wordt de vastgestelde agenda van de Kamer immers duidelijk doorbroken (interpellatie komt van het Latijnse woord voor 'krachtig onderbreken'). Met het recht van interpellatie kunnen Kamerleden een minister of staatssecretaris in de Kamer ter verantwoording roepen.
     
  • 7. 
    De Tweede Kamer bestaat uit 150 parlementariërs: volksvertegenwoordigers die op basis van evenredige vertegenwoordiging voor een periode van in principe vier jaar worden gekozen via de kandidatenlijst van een politieke partij. Zij controleren de regering en treden op als medewetgevers.
     
  • 8. 
    De Eerste Kamer bestaat uit 75 parlementariërs: volksvertegenwoordigers die op basis van evenredige vertegenwoordiging voor een periode van vier jaar worden gekozen via de kieslijst van een politieke partij. De leden worden indirect gekozen: eerst kiezen burgers leden van de Provinciale Staten. Zij kiezen daarna de Eerste Kamerleden.
     
  • 9. 
    Ministers zijn politiek verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein. Met uitzondering van ministers zonder portefeuille geven zij politieke leiding aan een departement. Daarbij kunnen zij terzijde worden gestaan door staatssecretarissen. Een minister, meestal lid van één van de partijen die in de Tweede Kamer het kabinet steunen, moet het vertrouwen van de Tweede Kamer hebben om de functie te kunnen vervullen.
     
  • 10. 
    Een staatssecretaris ondersteunt een minister bij het politiek leiden van een ministerie. Staatssecretarissen komen vooral voor bij 'zware' ministeries. Daar krijgen zij een specifiek beleidsterrein onder hun hoede, maar de minister blijft medeverantwoordelijk. Net als de minister moet een staatssecretaris verantwoording afleggen aan het parlement.
     
  • 11. 
    Het begrip parlement gebruiken we in twee betekenissen. We verstaan er 'de volksvertegenwoordiging' onder, waarbij dan in het algemeen de Tweede Kamer wordt bedoeld. Het is echter tevens een verzamelbegrip voor Tweede en Eerste Kamer. Een (formeler) synoniem daarvan is 'Staten-Generaal'.
     
  • 12. 
    De regering is het centrale bestuur van ons land en bestaat uit de Koning en de ministers. Omdat de Koning onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk zijn, wordt het kabinet, (ministers en de staatssecretarissen) in de praktijk ook vaak regering genoemd, bijvoorbeeld de regering-Rutte. Staatsrechtelijk gezien is dat onjuist.
     
  • 13. 
    De Tweede Kamer, de Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben een grondwettelijk recht van enquête. Het recht houdt in dat Kamers een onderzoek kunnen instellen naar een specifiek onderwerp, om op die manier de regering te controleren. In de praktijk wordt het recht vooral door de Tweede Kamer gebruikt. De Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben het middel nog nooit gebruikt, hoewel er in de Eerste Kamer wel eens pogingen toe zijn gedaan.
     
  • 14. 
    Tweede en Eerste Kamer kunnen zelfstandig onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Er kunnen daarbij meerdere instrumenten worden gebruikt. Het zwaarste middel is onderzoek op basis van de Wet op de parlementaire enquête (Wpe). Tussen 2016 en 2023 kende de Tweede Kamer ook de mogelijkheid voor het houden van een parlementaire ondervraging. In juli 2023 is de parlementaire ondervraging vervangen door de beknopte parlementaire enquête.
     
  • 15. 
    1. De regering verstrekt de Staten-Generaal vooraf inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde. Daaronder is begrepen het vooraf verstrekken van inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht voor humanitaire hulpverlening in geval van gewapend conflict.
     
  • 16. 
    De regering is het centrale bestuur van ons land en bestaat uit de koning en de ministers. Omdat de koning onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk zijn, wordt het kabinet, de ministers en de staatssecretarissen, in de praktijk ook vaak regering genoemd, bijvoorbeeld de regering-Balkenende. Staatsrechtelijk gezien is dat onjuist.
     
  • 17. 
    Dit ministerie speelt een centrale rol bij het vertalen van het algemeen regeringsbeleid in financieel beleid. Daarnaast coördineert het de openbare uitgaven en zorgt het ministerie voor de inning van de belastinggelden. Het ministerie is verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van de financiën van lagere overheden als provincies en gemeenten. Het monetaire beleid is eveneens een zorg van dit ministerie. Het ministerie behartigt de Nederlandse, financiële belangen in Europa en de rest van de wereld.
     
  • 18. 
    Onder de Staten-Generaal verstaan we de Tweede en Eerste Kamer gezamenlijk. Formeel is er dan ook sprake van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Beide Kamers kunnen tevens in Verenigde Vergadering bijeenkomen.
     
  • 19. 
    Er zijn twee soorten moties waarmee de Tweede Kamer ernstige kritiek op een bewindspersoon kan verwoorden: de motie van afkeuring en de motie van wantrouwen. Het onderscheid tussen beide soorten is in de praktijk overigens niet altijd even duidelijk. Moties van afkeuring of wantrouwen worden geregeld ingediend, maar zelden aangenomen. De Eerste Kamer kende (nauwelijks) moties van afkeuring/wantrouwen, omdat de vertrouwenskwestie feitelijk niet speelt bij de Eerste Kamer.
     
  • 20. 
    De vertrouwensregel houdt in dat een minister, staatssecretaris of het kabinet als geheel moet aftreden als zij niet langer het vertrouwen genieten van het parlement (lees: de Tweede Kamer). De vertrouwensregel zegt dus niet dat bewindspersonen per se moeten aftreden als ze een fout hebben gemaakt.
     
  • 21. 
    In vergelijking met de Eerste Kamer heeft de Tweede Kamer meer rechten en bevoegdheden. De belangrijkste taken zijn medewetgeving en controle. Bij de wetgeving is er met het recht van initiatief en het recht van amendement een sterkere positie dan de Eerste Kamer heeft. Via moties kan invloed worden uitgeoefend op regeringsbeleid. De Tweede Kamer kan een kabinet of bewindspersoon tot aftreden dwingen door het opzeggen van het vertrouwen. De Tweede Kamer heeft ook het recht van onderzoek.