Kabinet-Rochussen (1858-1860) - Hoofdinhoud
Na de val van het kabinet-Van der Brugghen i werd een gemengd liberaal-conservatief kabinet gevormd. Het kon niet veel tot stand brengen. Plannen op het gebied van koloniën en een belastinghervorming haalden niet de eindstreep.
Het kabinet kwam op 8 februari 1860 ten val toen de Eerste Kamer - onder gejuich van de publieke tribune - met 20 tegen 17 stemmen de ontwerp-Spoorwegwet verwierp. Dat ontwerp ging uit van staatsaanleg door particuliere maatschappijen, die door de staat zouden worden gesubsidieerd. Er werden vooral spoorwegen gepland die Rotterdam goed ontsloten. Verzet van afgevaardigden uit onder meer Amsterdam (daarin gesteund door de koning) en uit de noordelijke provincies maakte het voorstel kansloos.
Het kabinet trad op 12 maart 1858 aan en werd op 24 februari 1860 opgevolgd door het kabinet-Van Hall/Van Heemstra i.
Inhoudsopgave
datum |
wat |
wie |
tot en met |
dagen |
---|---|---|---|---|
3 maart 1858 |
benoeming formateur |
12 maart 1858 |
10 |
|
18 maart 1858 |
beëdiging (nieuwe) ministers |
7 februari 1860 |
692 |
|
8 februari 1860 |
kabinet demissionair |
22 februari 1860 |
15 |
|
23 februari 1860 |
ontslag verleend |
koning Willem III |
Samenstelling kabinet
minister: Mr. J.K. baron van Goltstein (Pragmatisch liberalen)
Justitie
minister: Mr. C.H.B. Boot (Pragmatisch liberalen)
Binnenlandse Zaken
minister: Jhr.Mr. J.G.H. van Tets van Goudriaan (Liberalen)
Financiën
minister: Mr. P.Ph. van Bosse (Liberalen)
Oorlog
minister: C.Th. van Meurs (Technocraat) (18 maart 1858 - 1 september 1859)
minister: Jhr. E.A.O. de Casembroot (Conservatieven) (1 september 1859 - 23 februari 1860)
Marine
minister: Mr. J.S. Lotsy (Pragmatisch liberalen)
Koloniën
minister: J.J. Rochussen (Conservatieven)
Rooms-Katholieke Eredienst
minister: Mr. J.W. van Romunde (Conservatief (katholiek))
Zaken van de Hervormde en andere Erediensten, behalve die der Rooms-Katholieke
minister a.i.: Mr. C.H.B. Boot (Pragmatisch liberalen) (18 maart 1858 - 3 april 1858)
minister: Dr. J. Bosscha (Conservatieven) (3 april 1858 - 23 februari 1860)
Minister Van Meurs trad af vanwege kritiek op zijn beleid met betrekking tot het onder de wapenen houden van lichtingen militairen. Vanwege de oorlogssituatie in Italië werden door de Duitse Bond (een samenwerkingsverband waartoe ook Limburg behoorde) legers gemobiliseerd. Een wetsvoorstel hierover werd aangenomen, maar er was daarbij veel kritiek op de minister. Hij vroeg daarom op 30 juli 1859 zijn ontslag.
In 1859 kwamt de Wet op het gebruik van spoorwegen tot stand. Deze wet bepaalde onder meer dat de exploitant van een spoorwegdienst verantwoordelijk was voor eventuele schade. Verder moest door de ondernemer worden toegestaan dat zijn spoorweg werd doorsneden door wegen en dat andere spoordiensten er gebruik van mochten maken. Er konden regels worden gesteld aan het toezicht op de spoordienst en aan zaken als de diensten op stations, de samenstelling van treinen, de snelheid en de bedienden.