Tweede Kamerverkiezingen 1925

Met dank overgenomen van Parlement.com.

De Tweede Kamerverkiezingen van 1925 waren op 1 juli. Ze stonden in het teken van de bezuinigingspolitiek van minister van Financiën Colijn1. De grootste partij deze verkiezingen was de RKSP, hoewel de SDAP een flinke stijging doormaakte. Na de verkiezingen werd het eerste kabinet-Colijn2 gevormd.

Inhoudsopgave

  1. Uitslag
  2. Kerngegevens
  3. Gekozenen

1.

Uitslag

Partij

Zetels 1925

Zetels 1922

Winst/verlies

RKSP3

30

32

-2

SDAP4

24

20

+4

ARP5

13

16

-3

CHU6

11

11

-

Vrijheidsbond7

9

10

-1

VDB8

7

5

+2

SGP9

2

1

+1

HGSP10

1

0

+1

Plattelandersbond11

1

2

-1

CPH12

1

2

-1

RKVP13

1

0

+1

Overige

0

1

-1

2.

Kerngegevens

Tweede Kamerverkiezingen 1925

verkiezingsdatum

1 juli 1925

aantal kiesgerechtigden

3.203.280

aantal uitgebrachte stemmen

3.085.862

aantal geldige stemmen

2.738.160

aantal ongeldigde stemmen

41.239

opkomst

86,8%

aantal deelnemende partijen

33

aantal partijen dat zetel behaalde

12

3.

Gekozenen

Neem contact op met de redactie van PDC voor een overzicht van de gekozenen.

Achtergrond verkiezingen

Nacht van Kersten (1925)

Premier Colijn kijkt uit raam van een op dooiend ijs gebouw huis
© Johan Braakensiek in de Groene Amsterdammer, 19 december 1925
Colijn in een huisje op het ijs. De kans op een crisis was groot vanwege de bezwaren van de protestanten tegen het gezantschap.

In november 1925 viel het eerste kabinet-Colijn2 nadat de vier katholieke ministers hun ontslag hadden genomen. Reden was de aanvaarding op 11 november 1925 van een, de nacht ervoor ingediend, amendement-Kersten14 (SGP9) waardoor op de begroting voor Buitenlandse Zaken de gelden voor het gezantschap bij de Paus werden geschrapt. Het amendement kreeg steun van regeringsfractie CHU6.

meer informatie

Meer over

  • Wetenswaardigheden Tweede Kamerverkiezingen15
  • Tweede Kamerverkiezingen16

  • 1. 
    Antirevolutionair staatsman, die zijn loopbaan als officier in de binnenlanden van Indië begon. Korte tijd Tweede Kamerlid en als jong minister van Oorlog succesvol. Daarna directeur van een olieconcern. Zeer vermogend. In 1920 opvolger van Kuyper als leider van de ARP. Voerde in 1923-1926 als minister van Financiën een streng bezuinigingsbeleid. Tijdens de crisis van de jaren dertig minister-president. Predikte een beleid van aanpassing, waarbij salarissen en uitkeringen werden verlaagd. Hoffelijk in de omgang. Had ook internationaal goede contacten en gezag. Charismatisch spreker en krachtige persoonlijkheid, die zich het liefst met hoofdlijnen bezighield, maar zichzelf ook wel overschatte. Tamelijk opportunistisch en hard. Riep bij tegenstanders nogal wat weerstanden op. Reageerde soms impulsief, zoals in mei 1940 toen hij langdurige Duitse heerschappij leek te aanvaarden. Stierf in Duitse ballingschap.
     
  • 2. 
    Dit eerste christelijke kabinet onder leiding van Hendrikus Colijn kwam al na drie maanden, in november 1925, ten val. Colijn was bij de verkiezingen als sterke man geafficheerd, nadat hij als minister van Financiën in het vorige kabinet een op bezuinigingen gericht financieel beleid had gevoerd. Ook in dit door hem geleide kabinet had hij de portefeuille Financiën.
     
  • 3. 
    De RKSP werd formeel op 3 juni 1926 opgericht als katholieke partij en was de voorloper van de KVP. Daarvoor waren de katholieken georganiseerd in de Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen, die informeel ook al RKSP werd genoemd. Deze bond was in mei 1904 ontstaan. In de Tweede Kamer was in 1893 voor het eerst sprake van een RK-Kamerclub. Vanaf 1918 was er een RKSP-fractie. In Eerste Kamer kwamer er omstreeks 1922 een fractie.
     
  • 4. 
    De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) was een sociaaldemocratische partij, die lange tijd tevens republikeins en antimilitaristisch was. De SDAP werd in 1894 opgericht en kan als opvolger van de revolutionair-socialistische SDB (Socialistenbond) worden beschouwd. De partij was onderdeel van de socialistische zuil en nauw verbonden met organisaties als het NVV, dagblad Het Volk, de Arbeiderspers en de VARA. In 1946 ging de SDAP met VDB en CDU op in de PvdA.
     
  • 5. 
    De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
     
  • 6. 
    De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
     
  • 7. 
    De Liberale Staatspartij ontstond in 1921 toen Liberale Unie, de Bond van Vrije Liberalen en enkele kleinere liberale partijen samengingen. Sinds 1921 was de LSP in de Tweede Kamer vertegenwoordigd en vanaf 1922 in de Eerste Kamer. Tot februari 1938 voerde de partij als naam 'De Vrijheidsbond'. In 1946 ging de LSP op in de Partij van de Vrijheid. Daaruit ontstond in 1948 de VVD.
     
  • 8. 
    De Vrijzinnig-Democratische Bond VDB was een links-liberale partij, die in 1901 werd opgericht. In zekere zin is zij als voorloper van D66 te beschouwen. De partij werd gevormd door van de Liberale Unie afgescheiden leden en door voormalige Radicale Bonders. Richtte zich onder meer op internationale ontwapening, emancipatie van de vrouw en invoering van een staatspensioen.
     
  • 9. 
    De SGP is een behoudende christelijke (reformatorische) partij aan de rechterkant van het politieke spectrum, die strikt volgens Bijbelse normen politiek wil bedrijven. Politiek leider van de SGP is Chris Stoffer. De partij werd opgericht op 24 april 1918 en is daarmee de oudste nog bestaande partij van Nederland.
     
  • 10. 
    De HGSP was een orthodox-protestantse, anti-Roomse partij, die streefde naar een protestants Nederland dat geregeerd moest worden volgens bijbelse normen. De partij werd opgericht in 1921 en hield in 1945 op te bestaan.
     
  • 11. 
    De in 1917 opgerichte Plattelandersbond was een politieke partij die opkwam voor de belangen van boeren en tuinders en die zich tegen de volgens haar bestaande achterstelling van het platteland keerde.
     
  • 12. 
    De CPH was sinds 1919 de naam van de in 1909 opgerichte SDP. De CPH streefde naar een klassenloze maatschappij, waarbij de productiemiddelen en grond in handen van de staat waren. Zij was onderdeel van de Derde Internationale, het samenwerkingsverband van communistische partijen in de wereld. De Russische Revolutie en de Sovjet-Unie werden als voorbeelden beschouwd. In 1935 werd de naam gewijzigd in Communistische Partij van Nederland (CPN).
     
  • 13. 
    De Rooms-Katholieke Volkspartij (RKVP) was een linkse katholieke partij die zich verwant voelde met de katholieke vakbeweging. De RKVP werd in december 1922 opgericht en streefde behalve sociale maatregelen typisch katholieke doelen na, zoals herstel van het gezantschap bij de paus en opheffing van het processieverbod.
     
  • 14. 
    Eerste vertegenwoordiger van de SGP in de Tweede Kamer. Was aanvankelijk onderwijzer, later predikant van een orthodox-gereformeerd kerkgenootschap. Pleitbezorger van een op Bijbelse grondslag geregeerd calvinistisch Nederland zonder bioscoop, sport, vaccinatie en sociale zekerheid. Bekend vanwege zijn amendement in de 'Nacht van Kersten' om het gezantschap bij de Paus op te heffen. Aanneming een dag later leidde tot de val van het eerste kabinet-Colijn. Had geen onbesproken gedrag in de oorlog en keerde na 1945 niet terug in de Tweede Kamer. Eenvoudig, vriendelijk en gemoedelijk Kamerlid.
     
  • 15. 
    Wat is er te zeggen over Tweede Kamerverkiezingen in het verleden, bijvoorbeeld over de grootste winst en het grootste verlies, over resultaten van regeringspartijen en over de kansen op succes van nieuwe partijen?
     
  • 16. 
    De leden van de Tweede Kamer worden in principe eens in de vier jaar gekozen op basis van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Ook na de val van een kabinet worden bijna altijd verkiezingen gehouden. Kiesgerechtigd zijn alle Nederlanders die op de dag van de kandidaatstelling 18 jaar of ouder zijn, mits niet het kiesrecht vanwege een veroordeling is ontnomen.