Kabinetscrisis 1977: grondpolitiek
Op 22 maart 1977 viel het kabinet-Den Uyl1. Het conflict ontstond in het kabinet, maar vond zijn oorsprong in de Tweede Kamer. Door de fracties van KVP en ARP waren namelijk amendementen ingediend op wetsvoorstellen inzake de grondpolitiek.
CDA-minister van Justitie en lijsttrekker Van Agt2 wilde daaraan tegemoetkomen. Hij deelde in februari mee dat zonder wijziging de wetsvoorstellen, waarvan hij de eerste ondertekenaar was, verworpen zouden worden. Het kabinet kon het echter in diverse vergaderingen niet eens worden over die wijzigingen.
De breuk betekende het einde van vier jaar moeizame samenwerking tussen de 'progressieve drie' (PvdA, PPR3 en D66), en ARP4 en KVP5. In de aanloop van het conflict was de spanning voortdurend opgelopen. Het conflict zou nog lange tijd doorwerken in de politieke verhoudingen.
Inhoudsopgave
Het kabinet-Den Uyl kwam tot stand na een langdurige kabinetsformatie. Uiteindelijk werd een kabinet gevormd op basis van het gezamenlijke verkiezingsprogramma van PvdA, PPR en D66 ('Keerpunt 72') en van dat van ARP, CHU6 en KVP ('Schets van beleid'). De CHU nam evenwel geen deel aan het kabinet. Er waren door progressieven en christendemocraten alleen afspraken gemaakt over politiek gevoelige onderwerpen, zoals abortus.
Het kabinet-Den Uyl kenmerkte zich door voortdurende spanningen tussen de ministers onderling en tussen kabinet en Tweede Kamerfracties. Zaken waarbij dat speelde waren onder meer de huren, de abortuskwestie, de levering van reactorvaten aan Zuid-Afrika en de indiening van enkele belangrijke wetsvoorstellen, die door de progressieven als maatschappijhervormend werden betiteld.
Het kabinet-Den Uyl had in haar vaandel: spreiding van kennis, inkomen en macht. Om daaraan inhoud te geven kwam het (na veel onderling beraad) onder andere met vier voorstellen. Het eerste betrof versterking van de positie van werknemers in de ondernemingsraad. Het tweede beoogde werknemers te laten meedelen in de winsten van ondernemingen (Vermogensaanwasdeling of VAD).
Een derde wetsvoorstel moest de overheid meer invloed geven op investeringen. Via premies moesten investeringen die goed waren voor de werkgelegenheid en het milieu worden bevorderd. De wet die dit moest gaan regelen heette Wet Investeringsrekening (WIR).
Het vierde onderwerp betrof de grondpolitiek. Door grondspeculaties werd grond steeds duurder en daardoor stegen bijvoorbeeld de kosten voor woningbouw. Om dat te beperken, dienden gemeenten een voorkeursrecht te krijgen bij grondaankoop. Verder moesten eigenaren bij onteigening niet op basis van de waarde in het vrije economische verkeer worden schadeloosgesteld, maar volgens de gebruikswaarde van de grond. De voorstellen waren ondertekend door Van Agt, Van der Stee7 (beiden KVP) en Gruijters8 (D66).
In de maanden voor de crisis waren de verhoudingen tussen de progressieve drie en de christelijke partijen verslechterd. PvdA-fractievoorzitter Van Thijn9 achtte totstandkoming van de maatschappij-hervormende wetsvoorstellen een voorwaarde voor samenwerking in een volgend kabinet. De christendemocraten beschouwden dat echter als ongewenste exameneisen.
KVP en ARP hadden inmiddels besloten om samen met oppositiepartij CHU te fuseren tot een nieuwe partij, het CDA. Lijsttrekker daarvan zou Dries van Agt worden, minister van Justitie en vicepremier in het kabinet-Den Uyl. Van Agt verklaarde bij zijn benoeming tot lijsttrekker in januari 1977 dat het CDA niet naar links en niet naar rechts zou buigen.
De positie van Van Agt in het kabinet was inmiddels omstreden geraakt. In de zomer van 1976 had hij lang geworsteld met de vraag of hij wel kon aanblijven. Als minister zou hij namelijk mogelijk een door hem ongewenste initiatiefwet van VVD en PvdA over abortus moeten ondertekenen. In november van dat jaar vluchtte bovendien de van oorlogsmisdaden verdachte zakenman Pieter Menten naar Zwitserland. Verantwoordelijk minister Van Agt werd daarover door vrijwel de gehele Tweede Kamer zwaar bekritiseerd.
In februari 1977 stelde PvdA-woordvoerder Kosto10 in een afrondend debat over deze zaak, dat de PvdA Van Agt alleen niet wegstuurde, omdat in dat geval het kabinet zou vallen. Van Agt verklaarde hierop een aversie te hebben tegen deze vorm van politiek. De op hem gerichte aanvallen, noemde hij 'Actie beschadiging lijsttrekker CDA'.
De gezamenlijke fracties van KVP, ARP en CHU kwamen begin 1977 met amendementen op de in 1975 ingediende wetsvoorstellen over de grondpolitiek. Het belangrijkste amendement, van de KVP'er De Bekker11, beoogde de vergoeding bij onteigening te blijven baseren op de waarde van grond in het vrije verkeer.
Het kabinet beraadde zich hierop, waarbij Van Agt verklaarde het wetsvoorstel niet te zullen verdedigen als niet aan de wensen van christendemocraten tegemoet was gekomen. In het kabinet werd vervolgens nagedacht over een aanvullende regeling voor schadeloosstelling bij onteigening. De discussies verliepen zo moeizaam, dat het geplande Kamerdebat enkele malen moest worden uitgesteld. Oppositieleider Wiegel riep minister-president Den Uyl hierover op 10 maart ter verantwoording.
Op 17 maart deelde Van Agt mee dat de politieke wil aanwezig was om eruit te komen, maar twee dagen later verklaarde hij - zonder overleg met zijn KVP- en ARP-collega's - in een tv-programma van de NCRV dat de progressieven concessies moesten doen om een crisis te voorkomen.
In de avond en nacht van 21 op 22 maart bleek dat er geen oplossing kon worden gevonden. Het kabinet kwam wel met wijziging van het wetsvoorstel, maar ging daarbij niet zo ver als KVP en ARP wilden. Dat was voor de ministers Van Agt en Van der Stee niet aanvaardbaar. Boersma12 en De Gaay Fortman13 (ARP) stonden aanvankelijk aan de zijde van de progressieve ministers. Om de christendemocratische eenheid te bewaren, dienden zij echter uiteindelijk, net als de vier KVP-ministers, toch hun ontslag in. De overige ministers stelden hierop hun portefeuille ter beschikking.
Op dinsdag 22 maart kwam premier Den Uyl in de Tweede Kamer de val van zijn kabinet meedelen. Teleurgesteld constateerde hij dat het na bijna vier jaar en twee maanden voor de verkiezingen niet mogelijk was gebleken om een aantal belangrijke wetsvoorstellen tot stand te brengen. Als eerstverantwoordelijke voor het kabinet beschouwde hij dat als zijn bitterste ervaring. Het debat over deze verklaring stond geheel in het teken van de naderende verkiezingen.
Omdat er voor mei toch al verkiezingen waren gepland, bleef het kabinet demissionair aan en kwam er geen interim-kabinet. Het kabinet zou alleen niet-politiekgevoelige onderwerpen behandelen.
De verkiezingsstrijd was fel en bracht de PvdA tien zetels winst. Aangezien niet alleen de combinatie CDA, PvdA (en D66) een meerderheid had, maar ook een combinatie van CDA en VVD (samen 77 zetels) was vorming van een tweede kabinet-Den Uyl voor de christendemocraten echter geen uitgemaakte zaak.
De onderhandelingen over zo'n kabinet zouden zich maanden voortslepen, waarbij de verslechterde verhoudingen (met name tussen de PvdA en Van Agt) bleven doorwerken. Over de grondpolitiek werden PvdA en CDA het opvallend genoeg echter al wel snel eens.
Onenigheid over de zetelverdeling en personele samenstelling van een tweede kabinet-Den Uyl leidde er in november 1977 evenwel toe dat dit kabinet er niet kwam. CDA en VVD vormden hierna een kabinet-Van Agt/Wiegel14. Dat kabinet zou wel de grondpolitiek regelen, maar niet in de door het kabinet-Den Uyl voorgestane zin.
Meer over
- 1.Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA, D'66, PPR, KVP en ARP onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl.
- 2.CDA-voorman, jurist en premier van KVP-huize. Stond als hoogleraar strafrecht bekend als vernieuwingsgezind en bracht als minister van Justitie belangrijke wetten tot stand. Vicepremier in het kabinet-Den Uyl. Kwam in de kabinetten-Biesheuvel en -Den Uyl diverse malen in politieke problemen, onder meer door discussies over de vrijlating van de Drie van Breda, de abortuskwestie en de affaire-Menten. Werd in 1977 de eerste leider van het CDA en was daarna vijf jaar premier. Was toen de politieke tegenvoeter van PvdA-leider Den Uyl; even populair bij zijn achterban als verguisd door zijn tegenstanders. Stapte na de verkiezingen van 1982 op als politiek leider. Nadien Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant en EG-ambassadeur. Relativeerde de politiek en zichzelf, maar was tactisch sterk. Formuleerde zorgvuldig en viel op door zijn kleurrijke en soms archaïsche taalgebruik.
- 3.De Politieke Partij Radikalen (PPR) was een radicaal-christelijke partij. De partij werd op 27 april 1968 opgericht door christenradicalen die zich hadden afgesplitst van vooral de Katholieke Volkspartij (KVP) en in mindere mate de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). In 1991 fuseerde de PPR met CPN, EVP en PSP tot GroenLinks.
- 4.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 5.De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
- 6.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 7.Goedgemutste, bourgondische Brabantse boerenzoon, die diverse belangrijke politieke functies bekleedde. Van huis uit belastingadviseur en in 1969 Eerste Kamerlid. Was een jaar eerder Aalberse opgevolgd als KVP-voorzitter, in welke functie hij in 1971 minister-president De Jong weinig elegant afdankte als politicus. Staatssecretaris van belastingen in het kabinet-Biesheuvel en daarna, vanaf november 1973, minister van Landbouw en Visserij in het kabinet-Den Uyl. Kreeg veel kritiek van de boeren van wie de inkomenspositie steeds meer onder druk kwam te staan. Volgde in 1980 Andriessen op als minister van Financiën in het eerste kabinet-Van Agt. Kon in dat en in de twee opvolgende kabinetten als tamelijk zwakke minister niet verhinderen dat het begrotingstekort sterk toenam. Kreeg in die jaren de bijnaam 'soepele Fons'.
- 8.Uit de VVD-afkomstige politicus en bestuurder van D66. Non-conformistische Brabander die in zijn studententijd Amsterdammer werd en aldaar gemeenteraadslid. Weigerde als raadslid een receptie voor Beatrix en Claus bij te wonen en maakte zich daarmee onmogelijk in de VVD. Verliet in 1966 die partij en hielp mee D'66 op te richten. Journalist van 'Het Handelsblad', tevens eigenaar van enkele cafés. Als minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in het kabinet-Den Uyl diende hij de Verstedelijkingsnota in. De neergang van zijn partij in de jaren 1974-1977 tastte zijn positie als minister aan. Later burgemeester van Lelystad. Zeer belezen. Scherp en geestig debater, maar ook erg overtuigd van zijn eigen gelijk en daardoor soms weerstand opwekkend.
- 9.Amsterdamse, gepassioneerde sociaaldemocraat, die als Joodse jongen de bezetting overleefde en daarna een onvermoeibaar mensenrechtenstrijder werd. Vanuit de WBS, het wetenschappelijk bureau van de PvdA, spoedig raadslid in Amsterdam en vooraanstaand Tweede Kamerlid, dat zich met binnenlandse zaken en verkeer bezighield. Ten tijde van het kabinet-Den Uyl fractievoorzitter en in 1977 onderhandelaar bij de mislukte formatie. Werd daarna (opnieuw) woordvoerder staatkundige vernieuwing en in 1981 minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Van Agt II. Vanaf 1983 tien jaar een populaire burgemeester van Amsterdam die veel betrokkenheid toonde met de stad in alle facetten. Keerde in 1994 terug als minister, maar de IRT-affaire dwong hem tot voortijdig aftreden. Speelde als senator in 2005 een cruciale rol bij het 'afschieten' van het voorstel voor de gekozen burgemeester. Goed bestuurder en debater; cultuur- en sportliefhebber.
- 10.PvdA-politicus. Groeide op in een Leids doopsgezind arbeidersgezin en studeerde eerst theologie en daarna rechten. Werkte bij de VARA en was als Tweede Kamerlid vanaf 1972 cultuur- en justitie-woordvoerder. Later ook eerste woordvoerder mediazaken. Vasthoudend en deskundig Kamerlid, dat als lid van een regeringsfractie de degens kruiste met Justitieminister Van Agt. Zijn harde oordeel over diens beleid in de affaire-Menten werd door Van Agt als actie tot persoonlijke beschadiging gezien. Als staatssecretaris van Justitie in het derde kabinet-Lubbers kreeg hij te maken met een toenemende stroom vluchtelingen. Vanwege zijn beleid pleegde een extremistische groep een aanslag op zijn woning. Na het aftreden van Hirsch Ballin kort minister en vervolgens staatsraad.
- 11.Eén van de woordvoerders van het 'groene front' in de KVP-Tweede Kamerfractie in de jaren zestig en zeventig. Brabantse burgemeesterszoon uit Empel, die zelf in die plaats ook het landbouwbedrijf uitoefende. Daarnaast onder meer actief op waterstaatkundig terrein en op het gebied van ruimtelijke ordening. Lid van diverse besturen op landbouwgebied in Noord-Brabant. Speelde in 1977, hoewel hij een bescheiden rol in de fractie vervulde, een rol bij het ontstaan van de kabinetscrisis over de grondpolitiek.
- 12.Progressieve antirevolutionair en vakbondsman uit Friesland die in 1973 zijn fractieleider Biesheuvel trotseerde door 'ja' te zeggen op het verzoek van informateur Burger om minister te worden in het te vormen kabinet-Den Uyl. Was voor hij in de politiek kwam economisch adviseur van het CNV. Vanaf 1964 als Tweede Kamerlid woordvoerder economische en sociale zaken. Werd in 1971 minister van Sociale Zaken in het kabinet-Biesheuvel en lag toen geregeld in de clinch met de VVD- en DS'70-ministers over het sociaaleconomische beleid. Als minister in het kabinet-Den Uyl koos hij vaak de zijde van de progressieve bewindslieden. Keerde in 1978 nog wel kort terug in de Kamer, maar stapte snel daarna uit onvrede over zijn positie in de CDA-fractie over naar het bedrijfsleven. Was later enige jaren PvdA-lid. Gedreven, emotioneel betrokken politicus.
- 13.Gezaghebbende progressieve ARP- en CDA-politicus. Was ambtenaar, secretaris van de rijksbemiddelaars en docent aan de CNV-kaderschool en werd later hoogleraar aan de VU. In 1956 zonder succes formateur tijdens de lange kabinetsformatie van dat jaar. Wist in 1960, het jaar waarin hij ook senator was geworden, echter snel een kabinetscrisis op te lossen. Liet zich in 1973 samen met Boersma overhalen minister te worden in het kabinet-Den Uyl. Had een goede band met de ex-gereformeerde Den Uyl. Als minister een relativerende, vaderlijke figuur. Speelde een belangrijke rol bij de onafhankelijkheid van Suriname en kwam met een plan om Nederland op te delen in 24 provincies. Was in 1981 nog eens als informateur betrokken bij een formatie en wist de weg te openen voor een kabinet van CDA, PvdA en D66. Tot op hoge leeftijd kritisch volger van de koers van het CDA.
- 14.Dit kabinet van CDA en VVD kwam na een lange formatieperiode tot stand, nadat vorming van een tweede kabinet-Den Uyl was mislukt. Hoewel de PvdA bij de verkiezingen van 1977 de grootste partij was geworden, werd CDA-leider Dries van Agt premier.
- 15.Een kabinet kan vanwege een intern conflict of door een conflict met Tweede Kamer of Eerste Kamer ten val komen. Bij interne conflicten kan worden gedacht aan een meningsverschil tussen ministers over een te nemen maatregel of over een wetsvoorstel dat in behandeling is.