Kabinet-Schermerhorn/Drees (1945-1946)
Ruim een maand na de bevrijding benoemde koningin Wilhelmina dit eerste naoorlogse kabinet als opvolger van het oorlogskabinet-Gerbrandy III1. Het kabinet-Schermerhorn/Drees bestond uit ministers van SDAP2, CHU3 en RKSP4, alsmede vijf partijloze ministers, van wie er later twee PvdA-lid werden. Minister-president Schermerhorn was afkomstig uit de kring van de VDB5 (later PvdA6). Het kabinet trad op 25 juni 1945 aan.
Het kabinet-Schermerhorn/Drees was een 'koninklijk' kabinet7 en werd ook wel een 'noodkabinet' genoemd. Zijn voornaamste taken waren orde op zaken te stellen na de Duitse bezetting, het economisch herstel ter hand nemen en verkiezingen voorbereiden. Het parlement zou pas vanaf november 1945 functioneren.
Nadat op 17 mei 1946 de Tweede Kamerverkiezingen8 hadden plaatsgevonden, vroeg het kabinet ontslag. Na de vorming op 3 juli 1946 van het kabinet-Beel I9 verleende de Koningin dat ontslag.
Inhoudsopgave
Formatie
Het kabinet-Gerbrandy III1 bood direct na de bevrijding zijn ontslag aan. Koningin Wilhelmina wilde dat er een kabinet gevormd zou worden van personen die tijdens de oorlog in Nederland waren gebleven. Dit kabinet moest volgens haar bestaan uit leiders van het verzet en zij die politieke en maatschappelijke vernieuwing voorstonden.
De Koningin gaf daarom de formatieopdracht aan Schermerhorn10, voorman van de vernieuwingsgezinden, en aan Drees11, sinds 1939 voorzitter van de SDAP-fractie in de Tweede Kamer. Zij kregen de opdracht een nationaal kabinet van 'herstel en vernieuwing' te vormen. Omdat Drees de functie van minister-president niet ambieerde, werd Schermerhorn premier.
Schermerhorn en Drees wilden een kabinet12 met een breed politiek draagvlak samenstellen. De ministers werden door hen dan ook zowel gerekruteerd uit progressieve kringen (de op politieke vernieuwing gerichte Nederlandse Volksbeweging) als uit traditionele politieke partijen.
De aangezochte bewindslieden waren afkomstig uit SDAP2, RKSP4 en CHU3, en uit de naar politieke vernieuwing strevende Nederlandse Volksbeweging13 (NVB). Er werden ook enkele ministers overgenomen uit het aftredende kabinet. ARP14 en CPN15 namen om verschillende redenen geen deel aan het kabinet.
Regeringsprogramma en regeringsverklaring
De hoofdlijnen van het regeringsbeleid werden vastgelegd in een regeringsprogramma16. Op 27 juni 1945 legde minister-president Schermerhorn via een radiotoespraak de regeringsverklaring af. Daarin stelde hij dat zelden of nooit een regering onder zwaardere omstandigheden was aangetreden. In december 1945 bracht het kabinet een uitvoerige nota uit over een aantal punten van het regeringsbeleid.
datum |
wat |
tot en met |
dagen |
---|---|---|---|
25 juni 1945 |
Beëdiging17 nieuwe bewindslieden, aantreden kabinet |
15 mei 1946 |
325 |
16 mei 1946 |
Ontslag gevraagd, kabinet demissionair18 |
2 juli 1946 |
48 |
Totale zittingsduur19 kabinet |
373 |
Ir. W. Schermerhorn (VDB) (25 juni 1945 - 9 februari 1946)
Ir. W. Schermerhorn (PvdA) (9 februari 1946 - 3 juli 1946)
Algemene Oorlogsvoering
minister: Ir. W. Schermerhorn (VDB) (25 juni 1945 - 9 februari 1946)
minister: Ir. W. Schermerhorn (PvdA) (9 februari 1946 - 3 juli 1946)
Buitenlandse Zaken
minister: Mr. E.N. van Kleffens (Partijloos) (25 juni 1945 - 1 maart 1946)
minister: Dr. J.H. van Roijen (Progressief, maar partijloos) (1 maart 1946 - 3 juli 1946)
minister voor Buitenlandse Zaken
minister: Dr. J.H. van Roijen (Progressief, maar partijloos) (25 juni 1945 - 1 maart 1946)
minister: Mr. E.N. van Kleffens (Partijloos) (1 maart 1946 - 3 juli 1946)
Justitie
minister: Mr. H.A.M.T. Kolfschoten (RKSP) (25 juni 1945 - 22 december 1945)
minister: Mr. H.A.M.T. Kolfschoten (KVP) (22 december 1945 - 3 juli 1946)
Binnenlandse Zaken
minister: Dr. L.J.M. Beel (RKSP) (25 juni 1945 - 22 december 1945)
minister: Dr. L.J.M. Beel (KVP) (22 december 1945 - 3 juli 1946)
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
minister: Dr. G. van der Leeuw (Chr. historisch, partijloos) (25 juni 1945 - 9 februari 1946)
minister: Dr. G. van der Leeuw (PvdA) (9 februari 1946 - 3 juli 1946)
Financiën
minister: Mr.Dr. P. Lieftinck (CHU) (25 juni 1945 - 9 februari 1946)
minister: Mr.Dr. P. Lieftinck (PvdA) (9 februari 1946 - 3 juli 1946)
Oorlog
minister: Mr. J. Meynen (ARP)
Marine
minister: J.M. de Booy (Liberaal, maar partijloos)
Openbare Werken
minister: Dr. J.A. Ringers (Liberaal, maar partijloos) (25 juni 1945 - 1 september 1945)
Openbare Werken en Wederopbouw
minister: Dr. J.A. Ringers (Liberaal, maar partijloos) (1 september 1945 - 3 juli 1946)
Verkeer en Energie
minister: Ir. Th.S.G.J.M. van Schaik (RKSP) (25 juni 1945 - 22 december 1945)
minister: Ir. Th.S.G.J.M. van Schaik (KVP) (22 december 1945 - 3 juli 1946)
Handel en Nijverheid
minister: Ir. H. Vos (SDAP) (25 juni 1945 - 9 februari 1946)
minister: Ir. H. Vos (PvdA) (9 februari 1946 - 3 juli 1946)
Scheepvaart
minister a.i.: J.M. de Booy (Liberaal, maar partijloos)
Voedselvoorziening, Landbouw en Visserij
minister: S.L. Mansholt (SDAP) (25 juni 1945 - 6 oktober 1945)
Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening
minister: S.L. Mansholt (SDAP) (6 oktober 1945 - 9 februari 1946)
minister: S.L. Mansholt (PvdA) (9 februari 1946 - 3 juli 1946)
Sociale Zaken
minister: W. Drees (SDAP) (25 juni 1945 - 9 februari 1946)
minister: W. Drees (PvdA) (9 februari 1946 - 3 juli 1946)
Overzeese Gebiedsdelen
minister: Dr. J.H.A. Logemann (Partijloos) (25 juni 1945 - 9 februari 1946)
minister: Dr. J.H.A. Logemann (PvdA) (9 februari 1946 - 3 juli 1946)
Noodparlement en Voorlopige Staten-Generaal
In de periode september 1945 tot juni 1946 had Nederland een noodparlement, omdat het tijdens de bezetting onmogelijk was een nieuwe Tweede en Eerste Kamer te kiezen. Aanvankelijk (september-november 1945) was er een onvoltallige Tijdelijke Staten-Generaal, die minder rechten en taken had dan een normaal parlement. In november 1945 werden de vacatures die tijdens de oorlog waren ontstaan opgevuld, en kwam er een Voorlopige Staten-Generaal, die wel als volwaardig parlement fungeerde.
Verandering partijlandschap
Het partijlandschap in de Nederlandse politiek veranderde sterk in de jaren vlak na de oorlog. Een aantal partijen hernoemde zich en anderen fuseerden tot nieuwe partijen. In december 1945 werd de Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP) omgevormd tot Katholieke Volkspartij20 (KVP). Twee maanden later, in februari 1946, gingen SDAP, VDB en CDU21 (Christelijk-Democratische Unie) op in de nieuwgevormde Partij van de Arbeid (PvdA). Daarvan maakten ook enkele ex-CHU-prominenten, katholieken en partijlozen deel uit. De vooroorlogse Liberale Staatspartij22 werd in 1946 opgevolgd door de Partij van de Vrijheid23 (PvdV).
RKSP |
SDAP |
VDB |
ARP |
CHU |
Partijloos /progressief |
Partijloos /liberaal |
Partijloos |
Totaal |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Kabinet: ministers |
3 |
2 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
2 |
14 |
KVP |
PvdA |
- |
- |
- |
- |
Partijloos /liberaal |
Partijloos |
||
Kabinet: ministers |
3 |
6 |
1 |
1 |
1 |
2 |
14 |
||
Zetelverdeling onvoltallige, tijdelijke Staten-Generaal |
|||||||||
Tweede Kamer van 25 september tot 20 november 1945 |
31 |
23 |
6 |
- |
- |
- |
- |
- |
60 (60%) |
Eerste Kamer 18 oktober tot 20 november 1945 |
16 |
12 |
2 |
- |
- |
- |
- |
- |
30 (60%) |
Zetelverdeling voltallige, Voorlopige Staten-Generaal |
|||||||||
KVP* |
PvdA** |
||||||||
Tweede Kamer vanaf 20 november 1945 |
31 |
34 |
- |
- |
- |
- |
- |
65 (65%) |
|
Eerste Kamer vanaf 20 november 1945 |
16 |
16 |
- |
- |
- |
- |
- |
32 (64%) |
-
*De ministers van RKSP maakten na december 1945 deel uit van de KVP.
** De ministers van SDAP, VDB, CHU en enkele als partijloos aangetreden ministers maakten vanaf februari 1946 deel uit van de PvdA.
Economische situatie 1945
Nederland stond er in 1945 uiterst slecht voor. Het land was leeggeroofd, veel huizen verwoest of zwaar beschadigd, de gezondheid van de bevolking (met name in het Westen) was slecht, er was schaarste aan allerlei producten (allereerst voedsel en kleding, maar ook papier en glas) en de vervoersmogelijkheden waren beperkt.
Financieel-economisch kabinetsbeleid
Het kabinet-Schermerhorn-Drees richtte het Centraal Planbureau24 op en gaf de Stichting van de Arbeid25 een belangrijke rol bij het nastreven van een geleide loonpolitiek. Na inlevering van het oude geld en voor invoering van nieuw geld moest de bevolking vanaf 26 september 1945 een week van een tientje (het 'tientje van Lieftinck') leven.
-
-Herstel burgerlijk bestuur
Per 1 januari 1946 werd een einde gemaakt aan het Militair Gezag. Verder moest het bestuur (gemeenteraden, provincies) worden hersteld en zo nodig vernieuwd.
-
-Wederopbouw
Het kabinet moest het economische leven (landbouw, nijverheid, handel) en de infrastructuur (spoorwegen, dijken, wegen, havens) weer op orde brengen na de vele verwoestingen ten gevolge van de oorlog. Ook de voedselvoorziening moest weer op gang worden gebracht. Het culturele leven (pers, omroep) werd weer genormaliseerd.
-
-Vervolging collaborateurs
Eén van de vele taken waarvoor dit eerste naoorlogse kabinet zich gesteld zag, was het organiseren van zuivering en berechting van 'foute' Nederlanders. Dit gebeurde door de bijzondere rechtspleging (bijzondere rechtbanken en tribunalen) en door zuiveringsraden.
-
-Geldzuivering
Vanwege de aanwezigheid van veel zwart geld vond een geldzuivering plaats via het zogenaamde 'tientje van Lieftinck'. Filmjournaal over geldzuivering
-
-Geleide loonpolitiek
Het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 werd de basis voor de geleide loonpolitiek. Een College van Rijksbemiddelaars kreeg daarbij een belangrijke rol. De tijdens de Bezetting gevormde Stichting van de Arbeid kreeg een positie bij het overleg tussen werkgevers, weknemers en overheid.
-
-Strijd in Nederlands-Indië
Tot augustus 1945 vroeg de strijd in het Verre Oosten tegen Japan nog de nodige aandacht. Nederland was daarbij nauw betrokken in verband met het toenmalige overzeese gebiedsdeel Nederlands-Indië. Daarna werd het kabinet geconfronteerd met het eenzijdig uitroepen van de onafhankelijkheid door de Republiek Indonesia.
-
-Verenigde Naties
In oktober en november 1945 keurden beide Kamers aanvaarding van het Handvest van de Verenigde Naties goed.
De troonrede van 1945 was de eerste sinds 1939 en stond in het teken van het herstel van het door oorlog zwaar getroffen land. Bijzonder is dat de troonrede niet in september, maar op 20 november 1945 werd uitgesproken.
Het noodkabinet-Schermerhorn regeerde ruim een jaar. Nadat op 16 mei 1946 de Tweede Kamerverkiezingen8 hadden plaatsgevonden, vroeg het kabinet ontslag. Na de vorming op 3 juli 1946 van het kabinet-Beel I9 verleende de Koningin dat ontslag.
Meer over
- 1.Dit kabinet trad vanaf 23 februari 1945 op en werd grotendeels gevormd door personen uit het bevrijde zuidelijke deel van Nederland. Tot de nieuwe bewindspersonen behoorden onder anderen Beel en De Quay. De koningin wenste een kabinet dat los stond van de politieke partijen en dat vernieuwingsgezind was.
- 2.De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) was een sociaaldemocratische partij, die lange tijd tevens republikeins en antimilitaristisch was. De SDAP werd in 1894 opgericht en kan als opvolger van de revolutionair-socialistische SDB (Socialistenbond) worden beschouwd. De partij was onderdeel van de socialistische zuil en nauw verbonden met organisaties als het NVV, dagblad Het Volk, de Arbeiderspers en de VARA. In 1946 ging de SDAP met VDB en CDU op in de PvdA.
- 3.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 4.De RKSP werd formeel op 3 juni 1926 opgericht als katholieke partij en was de voorloper van de KVP. Daarvoor waren de katholieken georganiseerd in de Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen, die informeel ook al RKSP werd genoemd. Deze bond was in mei 1904 ontstaan. In de Tweede Kamer was in 1893 voor het eerst sprake van een RK-Kamerclub. Vanaf 1918 was er een RKSP-fractie. In Eerste Kamer kwamer er omstreeks 1922 een fractie.
- 5.De Vrijzinnig-Democratische Bond VDB was een links-liberale partij, die in 1901 werd opgericht. In zekere zin is zij als voorloper van D66 te beschouwen. De partij werd gevormd door van de Liberale Unie afgescheiden leden en door voormalige Radicale Bonders. Richtte zich onder meer op internationale ontwapening, emancipatie van de vrouw en invoering van een staatspensioen.
- 6.De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
- 7.Er zijn verschillende manieren om een kabinet te typeren. Kan een kabinet rekenen op de steun van een meerderheid van de Tweede Kamer dan spreken we van een meerderheidskabinet. Is dat niet het geval dan wordt het kabinet aangeduid als een minderheidskabinet.
- 8.De eerste naoorlogse Tweede Kamerverkiezingen waren op 17 mei 1946. Het tegenvallende resultaat van de nieuwe PvdA sprong het meest in het oog. Daarnaast was het resultaat van de CPN zeer opmerkelijk. Die partij behaalde tien zetels. De verkiezingen maakten een einde aan het noodparlement, dat na de oorlog was ingesteld uit leden van de Tweede Kamer van voor de oorlog.
- 9.Het eerste kabinet-Beel I werd gevormd na de verkiezingen van 1946, de eerste verkiezingen na de oorlog. Het bestond uit ministers van KVP en PvdA, alsmede drie partijloze bewindslieden en was de opvolger van het kabinet-Schermerhorn/Drees. Minister-president Beel was afkomstig uit de KVP. Het kabinet-Beel was het eerste van de rooms-rode kabinetten. Tot 1958 zouden KVP en PvdA blijven samenwerken als regeringspartijen.
- 10.Medeinitiatiefnemer van de Nederlandse Volksbeweging en medeoprichter van de PvdA, die in opdracht van Wilhelmina in 1945 met Drees een kabinet formeerde waarvan hij minister-president werd. Na de verkiezingen van 1946 benoemd tot voorzitter van de Commissie-Generaal voor Nederlands-Indië om met de Indonesiërs te onderhandelen; een functie die hem veel smaad opleverde. Enige jaren Tweede Kamerlid en daarna teruggekeerd in de wetenschap. Als Eerste Kamerlid een gezaghebbend woordvoerder onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Nuchtere Noord-Hollandse boerenzoon die als Delfts geodetisch ingenieur een wereldvermaard geleerde werd door de introductie van fotogrammetrie in de luchtkartering. Was in de jaren dertig actief als voorzitter van 'Eenheid door Democratie'. In de bezettingstijd betrokken bij het hooglerarenverzet en gijzelaar in Sint-Michielsgestel. Pas tegen het eind van zijn leven kreeg hij de waardering die hij verdiende.
- 11.'Vadertje Drees'. Eén van de grootste twintigste-eeuwse politici, onder wiens leiding na de Bevrijding zowel de dekolonisatie als de wederopbouw plaatsvonden. Overtuigd sociaaldemocraat, maar wel zeer pragmatisch ingesteld ('niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk'). Groeide op in Amsterdam en klom op van stenograaf, SDAP-wethouder van Den Haag en Kamerlid, tot minister en minister-president. Had als wethouder van Den Haag al voor 1940 een goede naam als bestuurder. In de oorlog enige tijd gijzelaar en centrale figuur in het politieke verzet. Bracht in 1947 als minister van Sociale Zaken de Noodwet Ouderdomsvoorziening tot stand, de voorloper van de AOW. Werd zowel daardoor, als door zijn leiderschap en soberheid een populair staatsman, ook buiten zijn eigen kring. Tien jaar premier van brede coalities waarvan PvdA en KVP de kern vormden. Had goede contacten met Beel. Brak in de jaren '70 met zijn partij, de PvdA, uit onvrede over de koers. Sober levende en altijd eenvoudig gebleven man, die een zeer hoge leeftijd bereikte.
- 12.Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.
- 13.De Nederlandse Volksbeweging (NVB) was een politieke vernieuwingsbeweging die, na een eerste aanzet tijdens de Bezetting, in mei 1945 werd opgericht. De beweging streefde naar de vorming van een progressieve partij en naar doorbreking van de vooroorlogse scheidslijn tussen confessionele en niet-confessionele partijen. De NVB wilde zelf geen politieke partij worden, maar alleen een voortrekkersrol vervullen.
- 14.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 15.De Communistische Partij van Nederland (CPN) was een communistische partij die na de Tweede Wereldoorlog veertig jaar lang (tot 1986) met een Eerste Kamerfractie en Tweede Kamerfractie vertegenwoordigd was in de Staten-Generaal. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in de periode 1946-1986 schommelde het zetelaantal van de CPN tussen de 2 en 10. De partij maakte altijd deel uit van de oppositie. Hoewel de CPN geen eigen jongerenorganisatie kende, was het Algemeen Nederlands Jeugdverbond (ANJV) politiek gezien nauw verbonden aan de CPN.
- 16.Het regeringsprogramma 1945 omvat de afspraken gemaakt tussen regeringspartijen SDAP, CHU en RKSP en vormde de basis voor het Kabinet-Schermerhorn/Drees. Centraal stond 'herstel en vernieuwing'. Het land was zwaar getroffen door de oorlog, er was tekort aan alles (inclusief voedsel). Dat alles zou het nieuwe kabinet ter hand nemen.
- 17.Bij het aantreden van een nieuw kabinet worden de nieuwe ministers en alle staatssecretarissen beëdigd. Zittende ministers gaan over in het nieuwe kabinet. Feitelijk wordt besloten het door hen gevraagde ontslag niet te verlenen (of zij komen terug op hun verzoek hun portefeuilles ter beschikking te stellen). Wel kunnen bewindslieden in het nieuwe kabinet een andere functie krijgen, maar dit wordt bij koninklijk besluit geregeld.
- 18.Als een kabinet of minister ontslag heeft gevraagd aan de koning(in), maar dit ontslag nog niet is verleend, noemen we dat demissionair. Het is na 1922 gebruikelijk dat een kabinet op de dag van de verkiezingen zijn ontslag aanbiedt, tenzij het dat eerder al had gedaan vanwege een kabinetscrisis.
- 19.De zittingsperiode van een kabinet valt samen met de zittingsduur van de Tweede Kamer, namelijk vier jaar. Het is echter niet vanzelfsprekend dat alle kabinetten de rit tot het einde uitzitten. Bij een tussentijdse crisis wordt de Tweede Kamer ontbonden en komen er nieuwe verkiezingen. Op basis van de nieuwgekozen Tweede Kamer wordt een nieuw kabinet gevormd.
- 20.De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
- 21.De CDU was een protestants-christelijke, antimilitaristische partij. De partij ontstond in 1926 uit drie kleine christen-socialistische partijen. Na de Tweede Wereldoorlog ging de CDU op in de Partij van de Arbeid.
- 22.De Liberale Staatspartij ontstond in 1921 toen Liberale Unie, de Bond van Vrije Liberalen en enkele kleinere liberale partijen samengingen. Sinds 1921 was de LSP in de Tweede Kamer vertegenwoordigd en vanaf 1922 in de Eerste Kamer. Tot februari 1938 voerde de partij als naam 'De Vrijheidsbond'. In 1946 ging de LSP op in de Partij van de Vrijheid. Daaruit ontstond in 1948 de VVD.
- 23.De PvdV ontstond op 23 maart 1946 als voortzetting van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP). De oprichters wilden wel dat de nieuwe partij een vooruitstrevender koers zou volgen dan haar voorganger. In 1948 kwam er al weer een einde aan het bestaan van de PvdV, toen zij met leden van het Comité-Oud (vrijzinnig-democraten die uit de Partij van de Arbeid waren getreden) opging in de VVD.
- 24.Het Centraal Planbureau (CPB) is een onderzoeksinstituut gericht op economische wetenschap en economische beleidsplannen. Organisatorisch is het een onderdeel van het ministerie van Economische Zaken.
- 25.De Stichting van de Arbeid (STAR) is een overlegorgaan voor de sociale partners.
- 26.Deze periode wordt gekenmerkt door de samenwerking van KVP en PvdA ('Rooms-Rood'), die de kern vormen van kabinetten waaraan ook andere partijen deelnemen. We spreken ook wel van kabinetten-op-brede-basis. Die brede basis is wenselijk vanwege de wederopbouw na de Duitse bezetting, die tot enorme economische schade heeft geleid. Verder krijgt Nederland te maken met de Indonesische vrijheidsstrijd. In 1948 moet Grondwetsherziening, waarvoor een tweederde meerderheid nodig is, verandering van het staatsbestel mogelijk maken. In 1949 eindigt de strijd met losmaking van Nederlands-Indië uit het koninkrijk.