Waarom een ‘Nieuw’ Sociaal Contract? - Main contents
Door Pieter Omtzigt en Welmoed Vlieger
Waarom een 'Nieuw' Sociaal Contract?
Dat is de vraag die we regelmatig krijgen. De naam wijkt af van andere namen van partijen. Ook gaan op sociale media geluiden op dat de naam eerder al door andere personen en organisaties werd gelanceerd. Kortom: is dat nieuwe sociale contract van Omtzigt eigenlijk wel zo nieuw?
Voordat we een blik op de historische context werpen, eerst een verwijzing naar het boek uit begin 2021: Een nieuw sociaal contract. Daarin schreven wij:
‘Het boek bevat geen perfecte oplossingen, geen fijngeslepen edelstenen. Eerder ruwe natuurstenen blokken. Blokken om samen een nieuw sociaal contract mee op te bouwen. Dat contract gaat dus niet alleen over burgers en de overheid maar ook over grote bedrijven, die losgezongen zijn van nationale samenlevingen. Het gaat over maatschappelijke instellingen die los zijn geraakt van hun kerntaak. En het gaat over de inrichting van onze politiek en instituties, die hun eigen gezag en slagkracht hebben verloren, vaak ook door hun eigen falen.’
De term ´nieuw sociaal contract´ heeft hier een fundamenteel andere betekenis dan die personen als Frans Timmermans en organisaties zoals de Verenigde Naties en het World Economic Forum, eraan toekennen. Zo ziet Timmermans de term in het licht van de verzorgingsstaat en roept VN-secretaris-generaal António Guterres op tot een nieuw sociaal contract met het oog op de wereldwijde sociale ongelijkheid.
Het begrip 'sociaal contract' in de partijnaam verwijst naar een politiek-filosofisch concept waarbij mensen overeenkomen om een georganiseerde samenleving en een overheid te vormen voor wederzijdse bescherming en voordelen. De geschiedenis kent zeer verschillende interpretaties.
Historische context
Kenners van de Middeleeuwse politieke praktijk maken wel onderscheid tussen een ‘top down’ en een ‘bottom up’ idee van gezag in deze periode. De ‘bottom up’ gedachte kreeg vooral gestalte in de Middeleeuwse steden die in Europa vanaf 1150 werden gesticht, eerst in Noord-Italië en daarna in Noordwest Europa. Zij zagen zichzelf als gemeenschappen gebaseerd op een gezamenlijk verdrag, een burgerlijke overeenkomst waarin rechten en plichten van alle burgers en van de gezagsdragers vastgelegd werden. Brabant kende zo’n contractueel vastgelegd recht al vanaf 1293 (en indirect vormt dit zelfs de juridische basis voor het latere ‘Plakkaat van Verlatinghe’ de basis voor wat later Nederland zou worden).
Dit idee werd eeuwenlang voortgezet, maar kreeg een twist met Thomas Hobbes. In zijn werk Leviathan (1651) stelde hij dat burgers alle rechten moeten opgeven voor een soevereine vorst om vrede te bewerkstelligen. Hij is in dit opzicht een volstrekte ‘lone wolf’ gebleven in de contracttraditie.
John Locke herstelde de bottom-up benadering in zijn Two Treatises of Government (1689) door te benadrukken dat mensen van nature rechten hebben zoals leven, vrijheid en eigendom, die alleen een door het volk gesteunde overheid mag beschermen. Jean-Jacques Rousseau voegde hier in Du contrat social (1762) aan toe dat mensen hun individuele vrijheden en rechten behouden door zich te onderwerpen aan de algemene wil van de gemeenschap. Dit bevorderde volgens hem het algemeen belang boven individuele belangen (zozeer zelfs dat dit bij hem collectivistische trekken kon krijgen). Immanuel Kant benadrukte dat een sociaal contract moreel verankerd moet zijn, met respect voor de waardigheid van elk individu.
John Rawls moderniseerde het concept ten slotte verder door in zijn A Theory of Justice (1971) de 'sluier van onwetendheid' te introduceren, een mechanisme om een rechtvaardige samenleving te ontwerpen zonder invloed van persoonlijk belang.
Waarom ‘nieuw’?
"De term 'sociaal contract' in de partijnaam verwijst dus naar een onderlinge afspraak tussen overheid en burgers over rechten, plichten en verantwoordelijkheden, gebaseerd op een 'bottom-up' benadering. Dit contract wordt bijvoorbeeld zichtbaar in de Grondwet die burgerrechten waarborgt, en in verkiezingen die de politieke participatie bevorderen. Wanneer de overheid tekortschiet, hebben burgers het recht om te protesteren. De sociale voorzieningen, zoals de zorg voor bestaanszekerheid, zijn eveneens onderdeel van dit contract.
Waarom dan nu de noodzaak tot een ‘nieuw’ sociaal contract? Omdat - zoals ook in het boekcitaat naar voren komt - het huidige sociale contract niet goed meer functioneert. De kerntaken van de overheid en samenleving zijn in de afgelopen jaren verwaarloosd en er zijn grote problemen met macht en tegenmacht. Vernieuwing vereist het herbouwen van instituties en herstel van checks-and-balances.
Daar hangt iets cruciaals mee samen. Een sociaal contract bestaat alleen wanneer de overheid en de burger elkaar vertrouwen. Een deel van de overheid heeft de burger de afgelopen jaren ernstig gewantrouwd, maar verwachtte wel het vertrouwen van de burger. Denk bijvoorbeeld aan het toeslagenschandaal, waarin tienduizenden mensen onterecht werden bestempeld als fraudeur. Juist toen deze mensen om hulp vroegen bij hun overheid werden zij met wantrouwen bekeken. Daarmee is het fundament van het sociale contract onderuit gehaald.
Ander mensbeeld
Burgers moeten kunnen vertrouwen op de integriteit van de overheid en de bescherming van hun belangen en rechten. Ze moeten kunnen geloven dat de overheid eerlijk en rechtvaardig handelt zonder de angst dat zij vermorzeld kunnen worden door ondeugdelijke algoritmes, regels en procedures. Een nieuw sociaal contract focust daarom op mensen als verbonden entiteiten, als personen, en niet als calculerende en van de staat afhankelijke individuen. Het benadert recht en rechtvaardigheid als de verantwoordelijkheid van de enkele persoon ten overstaan van de persoon van de ander en niet vanuit de fictie van een almachtige overheid als de grote probleemoplosser die alles weet over haar burgers.
Ook op dit punt kunnen we dus van een ‘nieuw’ sociaal contract spreken: één waarbij niet het geïsoleerde individu maar de menselijke persoon centraal staat. Het schraagt de liberale democratie op sterke gemeenschappen en onderling vertrouwen, waarbij de gemeenschap niet boven de mens staat maar juist ten dienste staat van de mens. Het nieuwe sociale contract legt zo de basis voor harmonieuze samenwerking en de individuele waardigheid van mensen.
De nieuwe partij of beweging streeft kortom naar herstel van vertrouwen in politiek en samenleving, naar goed bestuur en bestaanszekerheid en naar een mensgerichte en dienende politiek. Dit gaat niet zomaar vanzelf. Het vraagt, naast doordachte beleidskeuzes en wetgeving, om een mentaliteitsverandering en een lange adem van ons allemaal: van kabinet, pers, parlement tot burgers. Elementen als geduld, medemenselijkheid, openheid voor kritiek en respect voor machtsgrenzen en tegenspraak zijn hierbij essentieel.
Dit opinieartikel verscheen op maandag 18 september 2023 in het Nederlands Dagblad.