Zwijgbedingen in de (jeugd)zorg - Main contents
Vandaag sprak de Tweede Kamer over de wijziging van wetten in verband met zwijgbedingen in jeugdzorg, zorg en ondersteuning. Ik voerde dit debat mede namens de heer Ceder van de Christen Unie.
Het is een bekend schilderij van ShoshannahBrombacher. Twee Joodse mannen zitten schijnbaar zwijgend tegenover elkaar aan tafel. Van buiten schijnt een blauw licht de kamer, op zo’n manier dat volstrekt helder is dat beide mannen op dezelfde golflengte zitten. Ze zijn werkelijk met elkaar in contact. Zonder iets te zeggen. Volgens het verhaal dat bij het schilderij hoort, staan de mannen na een tijdje op, omdat ze uitgepraat zijn. Kan dat? Spreken zonder praten? Ja dat kan. Zoals men ook kan spreken zonder iets te zeggen. Het staat en valt met werkelijk contact. Met vertrouwen. Met empathie en aandacht. Met voorzichtig zoeken naar woorden die passen voor allebei. Dit met elkaar in contact staan, deze relatie, is de basis van groei, van leren en van een vreedzaam bestaan.
Het leven is niet maakbaar. Niet binnen de jeugdzorg en niet er buiten. Soms gaan dingen niet zoals gepland. Juist dan is werkelijk contact van belang. Van levensbelang soms. Het past binnen een professionele werkcultuur dat incidenten besproken worden, de relatie hersteld wordt, en dat alles gedaan wordt om samen te leren hoe het beter kan. Zo moet het. En zo kan het ook. Werken met ziel en zakelijkheid. En daar passen geen zwijgcontracten bij. Dat is volstrekt helder.
De gewenste werkelijkheid van jeugdzorg- en jeugdbescherming, waarbij professionals en ouders en kinderen met ziel en zakelijkheid en vanuit de relatie, samen werken, lijkt niet in alle gevallen op de ervaren werkelijkheid. Incidenten zorgen voor stress. Stress die in veel gevallen al eerder aanwezig was. Dat zorgt voor heftige reacties aan de ene kant. En het stellen van grenzen aan de andere kant. En dat doet de stress weer verder oplopen. Deze neerwaartse spiraal is niet op te lossen door regels, bedingen, grenzen, maar enkel door rustig en menselijk contact. Hoe moeilijk dit ook is. Iedere wetenschapper zal het zeggen. Leren en stress gaan niet samen. En stress reduceren gaat niet door het stellen van grenzen aan de ene en het gebruik van grote woorden aan de andere kant.
Dat brengt ons bij de wetswijziging. Ik heb eigenlijk nog nooit zo’n zwijgbeding gezien. Is dat een contract tussen een instelling en een gedupeerde met daarin de tekst dat spreken over een incident verboden is? En met welke sanctie? Of is het een brief van een instelling binnen het gedwongen kader die vriendelijk doch dringend vraagt te stoppen met het verspreiden van halve waarheden over een besluit dat genomen is? Ik ga er van uit dat het eerste het geval is. En het tweede niet. Of ze nu veel voorkomen of niet, zwijgbedingen zijn dan niet goed. En het geeft geen pas om als betrokkenen via de rechter achteraf zo’n beding ongedaan te moeten maken. Dat verstoort verstoorde verhoudingen nog meer. Zo’n zwijgbeding over incidenten gaat ten kostte van cliënten omdat zij gehinderd worden over ingrijpende en wellicht traumatische gebeurtenissen te spreken. En zorgt er voor dat samen leren bij voorbaat uitgesloten is. Zo wordt de kwaliteit van zorg er niet beter op.
Wel een aantal vragen nog. Door de ruime formulering van de wettekst vrezen sommigen dat de kans groot is dat er in het jeugddomein onduidelijkheid ontstaat over welke afspraak wel of niet toelaatbaar is. Deelt de minister deze vrees. En kan de minister hier nader op ingaan. Filmpjes van medewerkers, opgenomen gesprekken, mogen die vanaf nu integraal via de socials verspreid worden, of is dat nu ook weer niet de bedoeling? Natuurlijk horen incidenten openbaar gemaakt te worden. Maar zou de minister expliciet willen ingaan op de grenzen van openbaar making? En hoe het woord ‘incident’ moet worden geïnterpreteerd? Dit luistert best nauw. Want ik kan me voorstellen dat mensen die het oneens zijn met bijvoorbeeld de jeugdbescherming hun verhaal openbaar willen maken. Maar dat de jeugdbescherming haar kant van het verhaal wegens privacy niet openbaar kan of wil maken? En klopt het dat de Raad van de Kinderbescherming niet onder deze wet valt? En de colleges van B&W? Waarom niet en is dat wel zo wenselijk?
Samenvattend. Martin Buber zei het al. In den beginne is de relatie. Zonder relatie geen gesprek en geen zorg. Incidenten zorgen voor stress. En zeker in een stressvolle relatie vraagt dit veel van professionals. Het stellen van harde grenzen is menselijkerwijs voorstelbaar vanuit het perspectief van de zorgverlener. Maar het helpt vaak niet. Het is de kunst, zeker bij incidenten, de relatie te herstellen, samen te werken aan oplossingen en te leren van fouten en hoe het beer kan. Het CDA, en de Christen Unie, staan positief tegenover de wetswijziging. Maar vragen de minister om expliciet in te gaan op de interpretatie van het woord ‘incident’ en de grenzen en risico’s van eenzijdige openbaarmaking van delen van vertrouwelijke informatie.
Afsluitend. Zorg en zeker jeugdzorg zijn ingewikkelde takken van sport. Het vraagt heel veel van alle betrokkenen. Daar hoort een volwassen en professionele cultuur bij. Werken met ziel en zakelijkheid en vanuit de relatie. Mede namens de Christen Unie spreek ik de hoop uit dat dit wetsvoorstel bijdraagt aan zo’n cultuur. En het gesprek hierover op gang brengt zonder dat medewerkers of cliënten zich in een hoek gedrukt voelen.