Voorstel van wet - Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2020) - Main contents
Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 35302 - Belastingplan 2020 i.
Officiële titel | Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2020); Voorstel van wet; Voorstel van wet |
---|---|
Document date | 17-09-2019 |
Publication date | 17-09-2019 |
Nummer | KST353022 |
Reference | 35302, nr. 2 |
External link | original article |
Original document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2019-
2020
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2020)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is fiscale maatregelen te treffen die voortvloeien uit de koopkrachtbesluitvorming voor het jaar 2020 en dat het ook in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2020 en volgende jaren wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2.6 wordt «zevende lid» vervangen door «achtste lid».
Artikel 3.14, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel c wordt «ter voorkoming van strafvervolging of» vervangen door «ter voorkoming van strafvervolging, in het kader van een strafbeschikking of daarmee vergelijkbare buitenlandse wijze van bestraffing, dan wel».
-
2.Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
-
i.dwangsommen als bedoeld in afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht en daarmee vergelijkbare buitenlandse dwangsommen.
kst-35302-2 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2019
In artikel 3.76, tweede lid, wordt «€ 7280» vervangen door «€ 7030».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2021 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 7030» vervangen door «€ 6780».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2022 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 6780» vervangen door «€ 6530».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2023 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 6530» vervangen door «€ 6280».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2024 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 6280» vervangen door «€ 6030».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2025 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 6030» vervangen door «€ 5780».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2026 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 5780» vervangen door «€ 5530».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2027 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 5530» vervangen door «€ 5280».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2028 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 5280» vervangen door «€ 5000».
In de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 wordt hoofdstuk 2, artikel I, als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel O, tweede lid, wordt «verstrekkingen voorzover» vervangen door «verstrekkingen indien» en vervalt «, of voorzover de daarvoor betaalde premies voldoen aan het eerste lid, onderdeel d». Voorts wordt aan dat lid een zin toegevoegd, luidende: De eerste zin is niet van toepassing op uitkeringen ingevolge een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdelen c en d, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
-
2.In onderdeel Q, tweede lid, wordt «Voorzover» vervangen door «Indien» en vervalt «of het premies betreft als bedoeld in de overgangsregeling van onderdeel O, eerste lid, onderdeel d,». Voorts vervalt «inzoverre» en wordt een zin toegevoegd, luidende: De eerste zin is niet van toepassing op uitkeringen ingevolge een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdelen c en d, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het zesde lid vervalt de laatste zin.
-
2.Onder vernummering van het zevende en achtste lid tot achtste en negende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
-
7.Bij het begin van het kalenderjaar worden de in het zesde lid genoemde bedragen bij ministeriële regeling vervangen door andere bedragen. Het bedrag per kalenderjaar wordt berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande kalenderjaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag. Het bedrag per maand wordt berekend door het volgens de tweede zin berekende bedrag per kalenderjaar te vermenigvuldigen met 1/10.
B
In artikel 13, tweede lid, wordt «ingeval voor de aanschaf van deze producten in het economische verkeer aan een derde, onder voor het overige overeenkomstige omstandigheden, een bedrag in rekening zou worden gebracht, het aan deze derde in rekening te brengen bedrag» vervangen door «steeds de waarde die daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend».
C
Artikel 31, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel c wordt «ter voorkoming van strafvervolging of» vervangen door «ter voorkoming van strafvervolging, in het kader van een strafbeschikking of daarmee vergelijkbare buitenlandse wijze van bestraffing, dan wel».
-
2.Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
-
j.dwangsommen als bedoeld in afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht en daarmee vergelijkbare buitenlandse dwangsommen.
D
Artikel 31a wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het tweede lid, aanhef, wordt «1,2% van het loon waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b belasting wordt geheven» vervangen door «het bedrag aan vrije ruimte als bedoeld in het derde lid».
-
2.Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
-
j.een in het kader van de dienstbetrekking aangevraagde verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens of daarmee vergelijkbare buitenlandse verklaring.
-
3.Onder vernummering van het derde tot en met dertiende lid tot vierde tot en met veertiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
-
3.De vrije ruimte bedraagt:
-
a.1,7% van het loon waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b belasting wordt geheven met een maximum van € 6800, vermeerderd met:
-
b.1,2% van het loon waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b belasting wordt geheven voor zover dat loon meer bedraagt dan € 400.000.
-
4.In het veertiende lid (nieuw) wordt «eerste tijdvak» telkens vervangen door «tweede tijdvak».
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Aan het slot van onderdeel a wordt «, of» vervangen door «; of».
-
2.Onderdeel b komt te luiden:
-
b.onderwijs geven of onderzoek verrichten, mits dat onderwijs, onderscheidenlijk dat onderzoek, hoofdzakelijk wordt bekostigd uit:
1°. publieke middelen;
2°. wettelijk collegegeld of instellingscollegegeld als bedoeld in hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 2, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
3°. lesgelden als bedoeld in artikel 3 van de Les- en cursusgeldwet;
4°. buitenlandse bijdragen die naar aard en strekking overeenkomen met de bijdragen, bedoeld onder 2° of 3°;
5°. verplichte ouderbijdragen voor het volgen van onderwijs aan een afdeling als bedoeld in artikel 85a van de Wet op het primair onderwijs of voor het volgen van cursussen als bedoeld in artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs; of
6°. bijdragen van algemeen nut beogende instellingen waarvoor geen contractuele tegenprestatie wordt gevraagd.
In artikel 8, eerste lid, wordt «onderdelen b tot en met h» vervangen door «onderdelen b tot en met i».
C
Artikel 8e wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid, onderdeel a, worden, onder vervanging van «, of» aan het slot van subonderdeel 2° door een puntkomma en onder vernummering van subonderdeel 3° tot 7°, vier subonderdelen ingevoegd, luidende:
3°. een publiekrechtelijke rechtspersoon van de Staat, indien de activiteiten worden verricht door de Staat;
4°. de Staat, indien de activiteiten worden verricht door een publiekrechtelijke rechtspersoon van de Staat;
5°. een publiekrechtelijke rechtspersoon van de Staat, indien de activiteiten worden verricht door een andere publiekrechtelijke rechtspersoon van de Staat;
6°. een privaatrechtelijk overheidslichaam van een publiekrechtelijke rechtspersoon zijnde de Staat, indien de activiteiten worden verricht door een publiekrechtelijke rechtspersoon van de Staat; of.
-
2.Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
-
7.Onder een publiekrechtelijke rechtspersoon van de Staat wordt voor de toepassing van deze wet verstaan een publiekrechtelijke rechtspersoon waarvan de bestuurders uitsluitend, onmiddellijk of middellijk, door de Staat of Onze Minister die het aangaat of bij koninklijk besluit worden benoemd en ontslagen.
D
Artikel 8f wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid, onderdeel a, wordt, onder vervanging van «; of» aan het slot van subonderdeel 1° door een puntkomma en onder vernummering van subonderdeel 2° tot 3°, een subonderdeel ingevoegd, luidende:
2°. een publiekrechtelijke rechtspersoon van de Staat, indien de activiteiten worden verricht door een privaatrechtelijk overheidslichaam dat in een relatie als bedoeld in artikel 8e, zesde lid, staat tot de Staat; of.
-
2.In het vierde lid wordt «zevende lid» vervangen door «achtste lid».
In artikel 15b, tweede lid, wordt «zonder toepassing van dit artikel» vervangen door «zonder toepassing van dit artikel en vóór toepassing van de artikelen 15be en 15bf».
F
Na afdeling 2.9a wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
AFDELING 2.9B. MINIMUMKAPITAALREGEL VOOR BANKEN EN VERZEKERAARS
-
1.Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
-
a.geldlening: een schuld die voortvloeit uit een overeenkomst van geldlening of een daarmee vergelijkbare overeenkomst;
-
b.renten ter zake van geldleningen: rentelasten en kosten ter zake van geldleningen die zonder toepassing van de artikelen 15b, 15be en 15bf in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de in een jaar genoten winst;
-
c.het bedrijf van bank: een bedrijf waartoe een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:11, eerste lid, 2:16, eerste lid, of 2:20 van de Wet op het financieel toezicht of ter zake waarvan een mededeling is ontvangen als bedoeld in artikel 2:14, eerste of tweede lid, van die wet;
-
d.het bedrijf van verzekeraar: een bedrijf waartoe een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:26a, eerste lid, 2:26c, eerste lid, 2:26d, eerste lid, 2:27, eerste lid, 2:36, eerste lid, 2:40, eerste lid, 2:48, eerste lid, of 2:50, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht of ter zake waarvan een mededeling is ontvangen als bedoeld in artikel 2:34, eerste lid, van die wet;
-
e.verordening kapitaalvereisten: Verordening (EU) nr. 575/2013 i van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 i (PbEU 2013, L 176);
-
f.richtlijn solvabiliteit II: Richtlijn 2009/138/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335);
-
g.verordening solvabiliteit II: Gedelegeerde Verordening (EU)
nr. 2015/35 van de Commissie van 10 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2009/138/EG i van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2015, L 12).
-
2.Voor de toepassing van deze afdeling worden onder renten ter zake van geldleningen niet begrepen renten ter zake van geldleningen voor zover die deel uitmaken van winst uit een andere staat als bedoeld in artikel 15e waarop de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemings-winsten van toepassing is.
-
1.Indien een belastingplichtige het bedrijf van bank uitoefent, komt bij het bepalen van de in een jaar genoten winst niet in aftrek het gedeelte van de renten ter zake van geldleningen dat wordt gesteld op (8-L)/(100-L). Daarbij wordt onder L verstaan de leverage ratio zoals die wordt openbaar gemaakt met betrekking tot 31 december van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin het jaar, bedoeld in artikel 7, vierde lid, aanvangt. De leverage ratio bedraagt ten hoogste 8.
-
2.Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder leverage ratio verstaan het op een decimaal afgeronde percentage zoals dat met betrekking tot de belastingplichtige op basis van de geconsolideerde situatie, bedoeld in deel 1, titel II, hoofdstuk 2, van de verordening kapitaalvereisten, wordt berekend en openbaar gemaakt ingevolge deel 7, onderscheidenlijk artikel 451, eerste lid, van die verordening.
-
3.Indien met betrekking tot de belastingplichtige niet op basis van de geconsolideerde situatie, bedoeld in het tweede lid, een leverage ratio wordt berekend en openbaar gemaakt, wordt voor de toepassing van het eerste lid uitgegaan van het op een decimaal afgeronde percentage zoals dat met betrekking tot de belastingplichtige op individuele basis als bedoeld in deel 1, titel II, hoofdstuk 1, van de verordening kapitaalver-eisten wordt berekend en openbaar gemaakt ingevolge deel 7, onderscheidenlijk artikel 451, eerste lid, van die verordening.
-
1.Indien een belastingplichtige het bedrijf van verzekeraar uitoefent, komt bij het bepalen van de in een jaar genoten winst niet in aftrek het gedeelte van de renten ter zake van geldleningen dat wordt gesteld op (8-ER)/(100-ER). Daarbij wordt onder ER verstaan de eigenvermogenratio op 31 december van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin het jaar, bedoeld in artikel 7, vierde lid, aanvangt. De eigenvermogenratio bedraagt ten hoogste 8.
-
2.Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder eigenvermogen-ratio verstaan het eigen vermogen uitgedrukt in een op een decimaal afgerond percentage van het balanstotaal zoals dat voor de groep waarvan de belastingplichtige deel uitmaakt, kan worden bepaald aan de hand van het openbaar gemaakte verslag over de solvabiliteit en financiële toestand van de groep, bedoeld in artikel 256 van de richtlijn solvabiliteit II. Daarbij wordt verstaan onder:
-
a.eigen vermogen:
1°. de bestanddelen, genoemd in artikel 69 van de verordening solvabiliteit II, die de kenmerken, bedoeld in artikel 71 van die verordening, bezitten, met dien verstande dat het bestanddeel, genoemd in artikel 69, onderdeel a, onder vi, van die verordening, niet wordt verminderd met het element, genoemd in artikel 70, onderdeel b, van die verordening;
2°. de bestanddelen, genoemd in artikel 72, onderdeel a, van de verordening solvabiliteit II, die de kenmerken, bedoeld in artikel 73 van die verordening, bezitten;
3°. de bestanddelen, genoemd in artikel 74, onderdelen a, b, c, g en h, van de verordening solvabiliteit II, die de kenmerken, bedoeld in artikel 75 van die verordening, bezitten; en
4°. de bestanddelen, genoemd in artikel 76, onderdeel a, van de verordening solvabiliteit II, die de kenmerken, bedoeld in artikel 77 van die verordening, bezitten;
-
b.balanstotaal: het totaal van de ingevolge artikel 296, eerste lid, onderdeel a, van de verordening solvabiliteit II beschreven activa.
-
3.Indien met betrekking tot de belastingplichtige niet een verslag over de solvabiliteit en financiële toestand van de groep wordt openbaar gemaakt als bedoeld in artikel 256 van de richtlijn solvabiliteit II, wordt voor de toepassing van het eerste lid onder eigenvermogenratio verstaan het eigen vermogen uitgedrukt in een op een decimaal afgerond percentage van het balanstotaal zoals dat voor de belastingplichtige kan worden bepaald aan de hand van het openbaar gemaakte rapport over de solvabiliteit en financiële positie, bedoeld in artikel 51 van die richtlijn.
-
4.Indien de belastingplichtige een verzekeraar met beperkte risico-omvang als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht is en ingevolge de artikelen 3:72, vijfde lid, of 3:73c, tweede lid, van die wet de jaarrekening, het bestuursverslag en de overige gegevens openbaar maakt, wordt voor de toepassing van het eerste lid de eigenvermogenratio bepaald aan de hand van het daarin opgenomen eigen vermogen en balanstotaal.
Ingeval een belastingplichtige in een jaar zowel het bedrijf van bank als het bedrijf van verzekeraar uitoefent, vindt in dat jaar artikel 15be of artikel 15bf toepassing, al naar gelang van welk van die bedrijfsactiviteiten van de belastingplichtige de omvang, bepaald aan de hand van het balanstotaal op 31 december van het kalenderjaar dat voorafgaat aan dat jaar, het grootst is.
Voor zover door de toepassing van artikel 15b bij het bepalen van de in een jaar genoten winst een saldo aan renten niet in aftrek komt, wordt voor de toepassing van de artikelen 15be en 15bf het gedeelte van de renten ter zake van geldleningen zoals dat op grond van die artikelen zonder toepassing van dit artikel niet in aftrek komt bij het bepalen van de in dat jaar genoten winst met dat saldo verminderd, doch niet verder dan tot nihil.
G
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid wordt «artikel 15b en artikel 15d» vervangen door «artikel 15b, de artikelen 15bd tot en met 15bh en artikel 15d».
-
2.Onder vernummering van het tweede lid tot vijfde lid worden drie leden ingevoegd, luidende:
-
2.Indien een buitenlandse belastingplichtige in Nederland het bedrijf van bank uitoefent en met betrekking tot het hoofdhuis van die buitenlandse belastingplichtige geen leverage ratio als bedoeld in artikel 15be, tweede of derde lid, wordt berekend en openbaar gemaakt, wordt voor de toepassing van artikel 15be, eerste lid, uitgegaan van het op een decimaal afgeronde percentage van een aan die leverage ratio gelijkwaardige ratio zoals die met betrekking tot dat hoofdhuis wordt berekend en openbaar gemaakt.
-
3.Indien een buitenlandse belastingplichtige in Nederland het bedrijf van verzekeraar uitoefent en met betrekking tot het hoofdhuis van die buitenlandse belastingplichtige geen eigenvermogenratio als bedoeld in artikel 15bf, tweede of derde lid, kan worden bepaald, wordt voor die buitenlandse belastingplichtige voor de toepassing van artikel 15bf, eerste lid, uitgegaan van het op een decimaal afgeronde percentage van een aan die eigenvermogenratio gelijkwaardige ratio zoals die kan worden bepaald aan de hand van het eigen vermogen en balanstotaal op grond van een met betrekking tot dat hoofdhuis openbaar gemaakte rapportage.
-
4.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor de toepassing van het tweede en derde lid nadere regels worden gesteld voor de beoordeling of sprake is van een aan een leverage ratio, onderscheidenlijk eigenvermogenratio, gelijkwaardige ratio.
In de Mijnbouwwet wordt in artikel 68 eerste lid, «onderdelen b tot en met g» vervangen door «onderdelen b tot en met i».
De Wet maatregelen woningmarkt 2014 II wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1.2, eerste lid, onderdeel f, wordt «bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 1° tot en met 7°» vervangen door «bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 1° tot en met 8°».
B
Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid wordt «verminderd met» vervangen door «verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met»
-
2.Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot zevende en achtste lid worden drie leden ingevoegd, luidende:
-
4.Van de huurwoningen, bedoeld in het eerste lid, zijn voorts uitgezonderd de huurwoningen die de belastingplichtige realiseert in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024 voor zover:
-
a.hiervoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.23a, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht met een termijn van maximaal vijftien jaren is verleend voor een tijdelijk bouwwerk;
-
b.voor de bouw van die huurwoningen geen heffingsvermindering als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, onderdeel o, is verleend; en
-
c.de belastingplichtige hiervoor een verklaring heeft van Onze Minister.
-
5.De uitzondering, bedoeld in het vierde lid, geldt voor een periode van vijftien jaren nadat de huurwoning is gerealiseerd.
-
6.Onze Minister kan overgaan tot intrekking van:
-
a.een verklaring als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, indien niet wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b;
-
b.een verklaring als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, indien niet wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b.
-
3.In het zevende lid (nieuw) wordt «bedoeld in het tweede lid» vervangen door «bedoeld in het tweede of vierde lid».
-
4.In het achtste lid (nieuw) wordt «de toepassing van het tweede lid» vervangen door «de toepassing van het tweede, vierde en zesde lid». Voorts wordt «bedoeld in het vierde lid» vervangen door «bedoeld in het zevende lid».
C
Artikel 1.11 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van «; en» aan het slot van de onderdelen j en m door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door «; en», een onderdeel toegevoegd, luidende:
-
o.de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, die gelegen zijn in een gemeente als genoemd in bijlage 2 bij deze wet: € 25.000 per gebouwde huurwoning.
-
2.Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
-
a.In onderdeel d wordt «de bijlage bij deze wet» vervangen door «bijlage 1 bij deze wet».
-
b.Onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel h door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door «; en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
-
j.met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel o, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2020 uitsluitend van toepassing in de gemeenten, genoemd in bijlage 2 bij deze wet.
-
3.Aan het derde lid wordt, onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel m door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door «; en», een onderdeel toegevoegd, luidende:
-
o.de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel o, ten minste € 62.500 per gebouwde huurwoning bedragen.
-
4.In het vijfde lid wordt «en de gemeenten, genoemd in de bijlage, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d» vervangen door «de gemeenten, genoemd in bijlage 1 bij deze wet, en de gemeenten, genoemd in bijlage 2 bij deze wet».
D
Artikel 1.12 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het tweede lid, onderdeel c, wordt «31 december 2021» vervangen door «31 december 2019». Voorts wordt aan dat onderdeel toegevoegd «in huurwoningen als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, onderdelen b, c, d of j».
-
2.Aan het vierde lid, onderdeel a, wordt, onder vervanging van «; en» aan het slot van subonderdeel 2° door een puntkomma en onder vervanging van de puntkomma aan het slot van subonderdeel 3° door «; en», een subonderdeel toegevoegd, luidende:
4°. bedoeld in artikel 1.11, tweede lid, onderdeel o, is aangevangen op of na 1 januari 2020.
E
In artikel 1.14, eerste lid, wordt «artikel 1.6, tweede lid» vervangen door «artikel 1.6, tweede en vierde lid».
F
In artikel 1.15, eerste, tweede en derde lid, wordt «artikelen 1.6, tweede en vijfde lid» telkens vervangen door «artikelen 1.6, tweede, vierde en achtste lid».
G
Artikel 2.1 komt te luiden:
Indien artikel 5.36 van de Omgevingswet in werking treedt, komt artikel 1.6, vierde lid, onderdeel a, op hetzelfde tijdstip te luiden:
-
a.hiervoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.36 van de Omgevingswet, voor een termijn van maximaal vijftien jaren, is verleend voor een tijdelijk bouwwerk;.
Na artikel 2.5 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Met ingang van 1 januari 2024 wordt in artikel 1.7 het genoemde percentage verhoogd met 0,001 procentpunt.
Met ingang van 1 januari 2037 wordt in artikel 1.7 het genoemde percentage verlaagd met 0,001 procentpunt.
I
Het opschrift van de bijlage komt te luiden:
Bijlage 1, behorende bij artikel 1.11, tweede lid, onderdeel d, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II
J
De bijlage bij deze wet wordt als bijlage 2 toegevoegd.
In de Wet op belastingen van rechtsverkeer worden aan artikel 24, eerste lid, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
-
i.door een werkgever afgesloten verzekeringen ter dekking van financiële verplichtingen voortvloeiend uit:
1°. artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet; of
2°. artikel 40, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;
-
j.brede weersverzekeringen afgesloten door een actieve landbouwer als bedoeld in artikel 9, tweede lid, derde alinea, van Verordening (EU)
nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 i van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 i van de Raad (PbEU 2013,
L 347).
In de Wet op de omzetbelasting 1968 wordt tabel I, onderdeel b, als volgt gewijzigd:
-
1.Post 2 komt te luiden:
-
2.het uitlenen van goederen als bedoeld in post a 30;.
-
2.Onder vervanging van de punt aan het slot van post 20 door een puntkomma, wordt een post toegevoegd, luidende:
-
21.het langs elektronische weg leveren of uitlenen van uitgaven als bedoeld in post a 30 of het verlenen van toegang tot nieuwswebsites zoals die van dagbladen, weekbladen en tijdschriften, mits deze uitgaven, onderscheidenlijk nieuwswebsites niet uitsluitend of hoofdzakelijk bestaan uit reclamemateriaal, of uit video-inhoud of beluisterbare muziek.
In de Wet op de accijns wordt met ingang van 1 april 2020 artikel 35, eerste lid, als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel b wordt «€ 180,32» vervangen door «€ 219,25». Voorts wordt «€ 196,99» vervangen door «€ 238,31».
-
2.In onderdeel c wordt «€ 114,65» vervangen door «€ 155,97».
In de Wet op de accijns wordt met ingang van 1 januari 2021 artikel 35, eerste lid, als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel a wordt «8%» vervangen door «9%».
-
2.In onderdeel b wordt «€ 219,25» vervangen door «€ 223,82». Voorts wordt «€ 238,31» vervangen door «€ 243,25».
-
3.In onderdeel c wordt «€ 155,97» vervangen door «€ 160,91».
In het Belastingplan 2018 vervalt artikel VIID.
Het Belastingplan 2019 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel II wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel A, onder 1, wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat |
|
I |
II |
III |
IV |
- |
€ 34.712 |
- |
9,70% |
€ 34.712 |
€ 68.507 |
€ 3.367 |
37,35% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.989 |
49,50% |
-
2.In onderdeel A, onder 2, wordt «4,5%» vervangen door «3,5%».
-
3.In onderdeel B, onder 1, wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat |
|
I |
II |
III |
IV |
- |
€ 35.375 |
- |
9,70% |
€ 35.375 |
€ 68.507 |
€ 3.431 |
37,35% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.805 |
49,50% |
-
4.In onderdeel B, onder 2, wordt «4,5%» vervangen door «3,5%».
-
5.Na onderdeel E wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ea
In artikel 6.19, eerste en tweede lid, wordt «de tweede regel van de tweede kolom» vervangen door «de eerste regel van de tweede kolom».
-
6.Onderdeel G komt te luiden:
Het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 194. Voorts wordt «het in de tabel van artikel 2.10, eerste lid, in de tweede kolom als eerste vermelde bedrag» vervangen door «€ 20.384».
-
7.Onderdeel H komt te luiden:
Artikel 8.11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het in de eerste zin, onderdeel a, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 106.
-
2.Het in de eerste zin, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 141. Voorts wordt «en verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met» vervangen door «alsmede vermeerderd met».
-
3.In de eerste zin wordt, onder verlettering van onderdeel c tot d, een onderdeel ingevoegd, luidende:
-
c.1,601% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan € 20.450, waarbij de som van de bedragen berekend op de voet van de onderdelen a, b en c niet meer bedraagt dan € 3.764, en verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met:.
-
4.In de tweede zin wordt «onderdeel b» vervangen door «onderdeel c».
-
8.Na onderdeel K wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ka
In artikel 10.6b wordt «het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde bedrag» vervangen door «het in artikel 8.10, tweede lid, eerstvermelde bedrag». Voorts wordt «het in die kolom als eerste vermelde bedrag» vervangen door «het in artikel 8.10, tweede lid, laatstvermelde bedrag».
B
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel A wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat |
|
I |
II |
III |
IV |
- |
€ 34.712 |
- |
9,45% |
€ 34.712 |
€ 68.507 |
€ 3.280 |
37,10% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.817 |
49,50% |
-
2.In onderdeel B wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat |
|
I |
II |
III |
IV |
- |
€ 35.375 |
- |
9,45% |
€ 35.375 |
€ 68.507 |
€ 3.342 |
37,10% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.633 |
49,50% |
-
3.Onderdeel G komt te luiden:
G
Het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 60.
-
4.Onderdeel H komt te luiden:
H
Artikel 8.11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het in de eerste zin, onderdeel a, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 106.
-
2.Het in de eerste zin, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 141.
-
3.Het in de eerste zin, onderdeel c, als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 281.
-
5.Onderdeel K vervalt.
Artikel IV komt te luiden:
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2022 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 8.11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het in de eerste zin, onderdeel a, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 73.
-
2.Het in de eerste zin, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 73.
-
3.Het in de eerste zin, onderdeel c, als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 73.
B
Artikel 10.1, derde lid, vervalt.
D
In artikel XIV wordt «zevende lid» vervangen door «achtste lid».
E
Artikel XV wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel A wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar loon van meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat |
|
I |
II |
III |
IV |
- |
€ 34.712 |
- |
9,70% |
€ 34.712 |
€ 68.507 |
€ 3.367 |
37,35% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.989 |
49,50% |
-
2.In onderdeel B wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar loon van meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat |
|
I |
II |
III |
IV |
- |
€ 35.375 |
- |
9,70% |
€ 35.375 |
€ 68.507 |
€ 3.431 |
37,35% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.805 |
49,50% |
-
3.Onderdeel C komt te luiden:
Het in artikel 22, tweede lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 194. Voorts wordt «het in de tabel van artikel 20a, eerste lid, in de tweede kolom als eerste vermelde bedrag» vervangen door «€ 20.384».
-
4.Onderdeel D wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Onder vernummering van de onderdelen 1 tot en met 3 tot 2 tot en met 4 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
-
1.Het in het tweede lid, onderdeel a, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 106.
-
2.Onderdeel 2 (nieuw) komt te luiden:
-
2.Het in het tweede lid, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 141. Voorts wordt «en verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met» vervangen door «alsmede vermeerderd met».
-
3.Onderdeel 3 (nieuw) komt te luiden:
-
3.In het tweede lid wordt, onder verlettering van onderdeel c tot d, een onderdeel ingevoegd, luidende:
-
c.1,601% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan € 20.450, waarbij de som van de bedragen berekend op de voet van de onderdelen a, b en c niet meer bedraagt dan € 3.764, en verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met:.
F
Artikel XVI wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel A komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar loon van meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat |
|
I |
II |
III |
IV |
- |
€ 34.712 |
- |
9,45% |
€ 34.712 |
€ 68.507 |
€ 3.280 |
37,10% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.817 |
49,50% |
-
2.In onderdeel B komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar loon van meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat |
|
I |
II |
III |
IV |
- |
€ 35.375 |
- |
9,45% |
€ 35.375 |
€ 68.507 |
€ 3.342 |
37,10% |
€ 68.507 |
- |
€ 15.633 |
49,50% |
-
3.Onderdeel C komt te luiden:
C
Het in artikel 22, tweede lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 60.
-
4.Onderdeel D komt te luiden:
D
Artikel 22a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het in onderdeel a vermelde bedrag wordt verhoogd met € 106.
-
2.Het in onderdeel b als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 141.
-
3.Het in onderdeel c als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 281.
G
Na artikel XVI wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2022 artikel 22a, tweede lid, als volgt gewijzigd:
-
1.Het in onderdeel a vermelde bedrag wordt verhoogd met € 73.
-
2.Het in onderdeel b als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 73.
-
3.Het in onderdeel c als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 73.
H
Artikel XXXIX komt te luiden:
Indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2020 worden toegepast, wordt:
-
a.het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel II, onderdeel H, onder 1, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel
10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel II, onderdeel H, onder 1, vermelde bedrag;
-
b.het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 als tweede vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel II, onderdeel H, onder 2, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 als tweede vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel II, onderdeel H, onder 2, vermelde bedrag;
-
c.het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964 als tweede vermelde bedrag berekend door het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 als tweede vermelde bedrag met € 365 te verminderen en vervolgens te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, waarna dat bedrag wordt verhoogd met € 365.
I
Artikel XL vervalt.
Artikel XLI komt te luiden:
Indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2021 worden toegepast, wordt:
-
a.het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel III, onderdeel H, onder 1, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel
10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel III, onderdeel H, onder 1, vermelde bedrag.
-
b.het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 als tweede vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel III, onderdeel H, onder 2, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 als tweede vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel III, onderdeel H, onder 2, vermelde bedrag.
-
c.het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964 als tweede vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel III, onderdeel H, onder 3, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 als tweede vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel III, onderdeel H, onder 3, vermelde bedrag.
K
Na artikel XLI wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2022 worden toegepast, wordt:
-
a.het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel IV, onderdeel A, onder 1, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel
10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel IV, onderdeel A, onder 1, vermelde bedrag.
-
b.het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 als tweede vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel IV, onderdeel A, onder 2, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 als tweede vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel IV, onderdeel A, onder 2, vermelde bedrag.
-
c.het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964 als tweede vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel IV, onderdeel A, onder 3, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 als tweede vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel IV, onderdeel A, onder 3, vermelde bedrag.
In artikel XLIV, eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel IIII, onderdeel G» vervangen door «artikel II, onderdelen A, B en G».
De Wet bedrijfsleven 2019 wordt als volgt gewijzigd:
De in artikel 7.4, onderdeel I, opgenomen tarieftabel wordt vervangen door:
Bij een belastbaar maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
bedrag of een vermelde bedrag, vermeerderd met het belastbaar Nederlands bedrag dat wordt berekend door het in kolom bedrag van meer dan IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare bedrag, of het gedeelte van het belastbare Nederlandse bedrag, dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
_ |
€ 200 000 |
- |
16,5% |
€ 200 000 |
- |
€ 33 000 |
25% |
De in artikel 7.5, onderdeel B, opgenomen tarieftabel wordt vervangen door:
Bij een belastbaar maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
bedrag of een vermelde bedrag, vermeerderd met het belastbaar Nederlands bedrag dat wordt berekend door het in kolom bedrag van meer dan IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare bedrag, of het gedeelte van het belastbare Nederlandse bedrag, dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
- |
€ 200 000 |
- |
15% |
€ 200 000 |
- |
€ 30 000 |
21,7% |
In de Belastingwet BES wordt artikel 8.44 als volgt gewijzigd:
-
1.Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De interest wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag waarop de belastingaanslag invorderbaar is ingevolge artikel 8.43 en eindigt op de dag voorafgaand aan die van de betaling of verrekening.
-
2.Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
-
3.Indien een belastingaanslag leidt tot een uit te betalen bedrag en de uitbetaling of verrekening hiervan later plaatsvindt dan twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet, wordt aan de belastingschuldige een interest vergoed over het uit te betalen bedrag van zes percent per jaar, met een minimum van één USD en verder naar boven afgerond tot een veelvoud van USD 0,50. De interest wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag na de dagtekening van de tot uitbetaling strekkende belastingaanslag en eindigt op de dag voorafgaand aan die van de betaling of verrekening.
-
4.Interest wordt niet vergoed voor zover het aan de belastingschuldige is te wijten dat de uitbetaling of verrekening niet tijdig is geschied.
In de Wet inkomstenbelasting BES wordt artikel 41b als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid vervalt onderdeel b, onder verlettering van onderdeel c tot b.
-
2.In het tweede lid wordt «onderdeel c» vervangen door «onderdeel b». Voorts wordt «met niet meer» vervangen door «niet of met niet meer».
-
3.Het derde lid vervalt.
Ingeval de samenloop van wetten die in 2019 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in een of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of indien als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten, kunnen die wetten op dit punt bij ministeriële regeling worden gewijzigd.
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2020, met dien verstande dat:
-
a.artikel I, onderdeel B, en artikel XI, onderdeel C, voor het eerst toepassing vinden met betrekking tot kosten en lasten, onderscheidenlijk loonbestanddelen, die verband houden met:
1°. geldsommen die zijn betaald in het kader van een na 31 december 2019 uitgevaardigde strafbeschikking of daarmee vergelijkbare buitenlandse wijze van bestraffing die na 31 december 2019 heeft plaatsgevonden;
2°. dwangsommen die zijn verbeurd na 31 december 2019;
-
b.artikel XII voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2020;
-
c.artikel XX, onderdelen A en E, toepassing vindt voordat de artikelen II en XV van het Belastingplan 2019 worden toegepast;
-
d.artikel XXI, onderdeel A, toepassing vindt voordat artikel 7.4, onderdeel I, van de Wet bedrijfsleven 2019 wordt toegepast.
Deze wet wordt aangehaald als: Belastingplan 2020
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
De Staatssecretaris van Financiën,
Bijlage bij artikel XIV, onderdeel J
Bijlage 2, behorende bij artikel 1.11, eerste lid, onderdeel o, en tweede lid, onderdeel j, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II
Aalsmeer
Albrandswaard
Alkmaar
Almere
Amersfoort
Amstelveen
Amsterdam
Apeldoorn
Asten
Baarn
Barendrecht
Barneveld
Beemster
Beemster
Bergeijk
Bergen (Noord-Holland)
Bernheze
Best
Beverwijk
Bladel
Blaricum
Bloemendaal
Boekel
Boxmeer
Boxtel
Brielle
Bunnik
Bunschoten
Buren
Capelle aan den IJssel
Cranendonck
Cuijk
Culemborg De Bilt
De Ronde Venen Delft
Den Haag
Deurne
Diemen
Dordrecht
Edam-Volendam
Ede
Eemnes
Eersel
Eindhoven
Elburg
Epe
Ermelo
Geldrop-Mierlo
Gemert-Bakel
Gooise Meren
Grave
Groningen
Haaren
Haarlem
Haarlemmermeer
Harderwijk
Hattem
Heemskerk
Heemstede
Heerde
Heerhugowaard
Heeze-Leende
Heiloo
Hellevoetsluis
Helmond
's-Hertogenbosch
Heusden
Hillegom
Hilversum
Houten
Huizen
IJsselstein
Kaag en Braassem
Katwijk
Krimpen aan den IJssel
Laarbeek
Landerd
Landsmeer
Langedijk
Lansingerland
Laren
Leiden
Leiderdorp
Leidschendam-Voorburg
Lelystad
Leusden
Lisse
Lopik
Maasdriel
Maassluis
Meierijstad
Midden-Delfland
Mill en Sint Hubert
Montfoort
Neder-Betuwe
Nieuwegein
Nijkerk
Nissewaard
Noordwijk
Nuenen, Gerwen en Nederwetten
Nunspeet
Oegstgeest
Oirschot
Oldebroek
Oostzaan
Oss
Ouder-Amstel
Oudewater
Pijnacker-Nootdorp
Purmerend
Putten
Renswoude
Reusel-De Mierden
Rhenen
Ridderkerk
Rijswijk
Rotterdam
Scherpenzeel
Schiedam
Sint Anthonis
Sint-Michielsgestel
Soest
Someren
Son en Breugel
Stichtse Vecht
Teylingen
Tiel
Uden
Uitgeest
Uithoorn
Utrecht
Utrechtse Heuvelrug
Valkenswaard
Veenendaal
Veldhoven
Velsen
Vijfheerenlanden
Vlaardingen
Voorschoten
Voorst
Vught
Waalre
Wageningen
Wassenaar
Waterland
Weesp
West Betuwe
West Maas en Waal
Westland
Westvoorne
Wijdemeren
Wijk bij Duurstede
Woerden
Wormerland
Woudenberg
Zaanstad
Zaltbommel
Zandvoort
Zeist
Zoetermeer
Zoeterwoude
Tweede Kamer, vergaderjaar 2019-2020, 35 302, nr. 2 25
The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.