Schutterende ministers verborgen achter wollige taal - Main contents
De Troonrede van dinsdag was de zeventiende keer in de afgelopen 55 jaar dat een nieuw kabinet haar jaarlijkse plannen voor het eerst presenteerde. Heeft het nieuwe kabinet ook een nieuw geluid laten horen?
De openingszinnen van de Troonrede klonken alsof we terug in de jaren vijftig van de vorige eeuw waren beland. In 1957 sprak koningin Juliana bijvoorbeeld de woorden “Een positief gerichte inspanning, zowel ter vergroting van de nationale productie als ter versterking van de geestelijke en maatschappelijke krachten, zal nieuwe en ruimer mogelijkheden moeten openen.” In 2018 zei haar kleinzoon, koningWillem-Alexander: “ Een steeds beter land is niet vanzelfsprekend, maar vergt permanent onderhoud en vernieuwing. Vertrouwen in de toekomst is werk in uitvoering.
Bouwen aan een hechte samenleving gaat iedereen in ons land aan.” Op onze wolligheidsindex (zie figuur 1) scoort de Troonrede van dit jaar met slechts 36 procent inhoudelijke uitspraken als op een na hoogste, na de Troonrede in 1981, toen woorden tekort schoten in het struikelende kabinet Van Agt-Den Uyl. Ook dit jaar was er nauwelijks sprake van een tastbaar en gericht perspectief in de boodschap van de vierpartijencoalitie.
Wie het nieuws heeft gevolgd, die zou kunnen verwachten dat sommige thema’s meer en andere juist minder voor het voetlicht worden gebracht. Naast schitterende waren er ook opvallend schutterende ministers. Zo verbaast het niet dat buitenlandse zaken waar twee opvolgende bewindspersonen de afgelopen tijd hun mond voorbij praatten in de Troonrede een terrein was waarop meer werd gezwegen dan vorig jaar. Toen nog het grootste thema, was het dit jaar verreweg de grootste daler in de aandacht: van 22 procent naar elf procent. Ook het aandeel uitspraken over de economie daalde. Misschien was de enige uitspraak met spierballen van het kabinet: de dividendbelasting wordt afgeschaft. De boodschap zal verdeeld door het publiek zijn ontvangen. Verder valt op dat er nu sprake was van het verschijnsel ‘vijf minuten voor elke bewindspersoon’, want de aandacht was gelijker gespreid over een reeks van onderwerpen dan in eerdere Troonredes (zie figuur 2).
We hebben verder nog gekeken naar de mate waarin de lijn van de aandacht die in het regeerakkoord is bepaald is doorgetrokken naar deze eerste Troonrede van het kabinet Rutte III. En wat blijkt: ook hier scoort het kabinet in haar eerste jaarlijkse verhaal over problemen en plannen opvallend laag. De correlatie tussen de verdeling van aandacht in het regeerakkord en de troonrede ligt net iets boven de 0,3. Dit kabinet van Rutte sluit hiermee aan op het patroon in de eerdere kabinetten van deze premier. Dit in tegenstelling tot kabinetten onder Balkenende en verder terug die van Kok, alle op of boven de 0,6 (zie figuur 3).
Deze lage samenhang duidt op het – naar wij aannemen bewust – sterker benadrukken of juist afzwakken van de aandacht voor politieke en maatschappelijke thema’s in de Troonrede. Onderwijs en cultuur staan prominent in het regeerakkoord vermeld en ook op Prinsjesdag kwamen onderwerpen op dit terrein uitgebreid aan de orde. Bij milieu en energie is dit veel minder het geval, terwijl we toch eigenlijk zouden mogen verwachten dat bij alle kritiek die er is op het trage tempo van de energietransitie in Nederland wel wat aanmoedigende woorden vanuit het kabinet zouden mogen worden vernomen. Zulke woorden waren er dinsdag 18 september wel voor het openbaar bestuur en defensie. Ook immigratie en burgerrechten zijn als thema weer in opkomst, wat ten koste lijkt te gaan van de aandacht voor justitie en criminaliteit. Tenslotte bleek dat in de politieke boodschappen ook volkshuisvesting in de lift zit.
Onze conclusie: behalve dat er uitgesproken is vastgehouden aan het omstreden voornemen over de afschaffing van de dividendbelasting, heeft dit nieuwe kabinet zich in soms wel heel oubollige taal weinig in de kaart willen laten kijken. Daarmee is er indirect een toon gezet, maar niet bepaald een waar veel muziek uit klinkt.