Verslag van een schriftelijk overleg over de initiatiefnota van het lid Van Dam over “Ruimte voor > vertrouwen in > blauw op straat” - Initiatiefnota van het lid Van Dam over “Ruimte voor > vertrouwen in > blauw op straat”

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 34928 - Initiatiefnota “Ruimte voor > vertrouwen in > blauw op straat”.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Initiatiefnota van het lid Van Dam over “Ruimte voor > vertrouwen in > blauw op straat” ; Verslag van een schriftelijk overleg; Verslag van een schriftelijk overleg over de initiatiefnota van het lid Van Dam over “Ruimte voor > vertrouwen in > blauw op straat”
Document date 01-06-2018
Publication date 01-06-2018
Nummer KST349283
Reference 34928, nr. 3
Commission(s) Justitie en Veiligheid (J&V)
External link original article
Original document in PDF

2.

Text

34 928 Initiatiefnota van het lid Van Dam over «Ruimte voor > vertrouwen in > blauw op straat»

Nr. 3 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 juni 2018

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de initiatiefnemer over de brief d.d. 10 april 2018 inzake de initiatiefnota «Ruimte voor > vertrouwen in > blauw op straat» (Kamerstuk 34 928, nr. 2).

De vragen en opmerkingen zijn op 1 mei 2018 aan de initiatiefnemer voorgelegd. Bij brief van 1 juni 2018 heeft de initiatiefnemer deze vragen beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

Adjunct-griffier van de commissie, Verstraten

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en Reactie van de initiatiefnemer

1.

Algemeen

2

2.

Inleiding

3

3.

Voorstellen

7

Weg met de bureaucratie

7

Maak de organisatie weer menselijk

11

Naar een andere manier van werven en opleiden

13

Politie: zoek de verbinding met andere diensten en organisaties

15

4.

Financiële paragraaf

18

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en Reactie van de initiatiefnemer

  • 1. 
    Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota van het lid Van Dam (hierna: initiatiefnemer) over »Ruimte voor > vertrouwen in > blauw op straat» (Kamerstuk 34 928, nr. 2, hierna: initiatiefnota). Zij onderschrijven het doel van deze initiatiefnota, voor zover dat doel is een zo efficiënt mogelijke inzet van politiemensen. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met grote belangstellig kennisgenomen van de initiatiefnota. Hoewel de voornoemde leden de inhoud van de initiatiefnota volledig kunnen onderschrijven, hebben zij nog enkele aanvullende vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij juichen het toe wanneer Kamerleden gebruik maken van de mogelijkheden om initiatief te nemen en onderwerpen te agenderen voor het politieke debat. De voornoemde leden zijn het eens met de initiatiefnemer dat de politie van hoogwaardige kwaliteit is en delen daarbij de zorgen die de initiatiefnemer aankaart. De politieorganisatie staat voor grote uitdagingen en wat de aan het woord zijnde leden betreft leidt de reorganisatie van de nationale politie tot een krachtige organisatie die flexibel kan meebewegen met de nieuwe trends op het gebied van veiligheid. De voornoemde leden hebben tegen die achtergrond de voorstellen van de initiatiefnemer met interesse gelezen. Zelf proberen deze leden terughoudendheid vanuit de politiek te betrachten in relatie tot sommige in de initiatiefnota aangedragen thema’s. Het zijn met name onderwerpen waar de politie zelf hard mee aan de slag moet en de aan het woord zijnde leden waken hierbij voor micromanagement vanuit de politiek. Zij hebben daarom enkele vragen aan de initiatiefnemer.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij hechten eraan hun waardering uit te spreken voor de initiatiefnemer en zijn ondersteuners dat zij zich ervoor inzetten om het functioneren van de Nederlandse politie te verbeteren. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota danken initiatiefnemer voor zijn bijdrage. Wel hebben genoemde leden nog enkele opmerkingen en vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende initiatiefnota. Zij delen de zorgen van de initiatiefnemer over het aantal beschikbare politiemensen. Beslispunten mogen echter niet in wensdenken blijven hangen. Vandaar dat zij nog een aantal vragen hebben.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota om de politiediensten efficiënter te organiseren en in te zetten in de samenleving. Zij zijn van mening dat het belangrijk is dat de politie zoveel mogelijk kan doen waar de politie voor bedoeld is, namelijk het bieden van veiligheid. Tegelijkertijd is de motivering voor de twaalf concrete voorstellen erg summier. Is de initiatiefnemer bereid de voorstellen nader toe te lichten?

Antwoord: Initiatiefnemer heeft zich enigszins beperkt in een uitgebreide toelichting van de initiatiefnota, ten behoeve van de leesbaarheid. Maar hij is gaarne bereid zowel in deze beantwoording als in een nader notaoverleg de voorstellen nader toe te lichten.

  • 2. 
    Inleiding

De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemer met concrete voorbeelden toe te lichten welke werkzaamheden wijkagenten in de praktijk moeten verrichten die volgens hem niet tot hun eigenlijke werk behoren.

Antwoord: In het inrichtingsplan Nationale Politie is bepaald dat een wijkagent 80% van zijn of haar aanstellingstijd in de wijk moet doorbrengen, althans werkzaamheden moet verrichten ten behoeve van de wijk. Dan gaat het om de aanpak van problematiek die dieper gaat dan het plakken van een pleister. Het onderhouden van een netwerk met scholen, buurtbewoners, veiligheidspartners en andere hulpverleners speelt daarbij een belangrijke rol. Initiatiefnemer heeft veel werkbezoeken afgelegd bij wijkagenten en ontvangt regelmatig berichten van hen en is daardoor bekend met het feit dat veel wijkagenten ingezet worden in de noodhulp of voor andere taken. Dit leidt ertoe dat veel wijkagenten zelden of nooit toekomen aan de norm van 80% aanwezigheid in de wijk voor eigenlijke werkzaamheden.

De voornoemde leden lezen dat ondanks alle inspanningen op het vlak van werving en opleiding en ondanks de voorziene extra investeringen, de uitstroom van agenten eerst nog hoger zal zijn dan de nieuwe instroom. Kan de initiatiefnemer aangeven op welke cijfers hij dit baseert, zeker gezien het feit dat nog niet duidelijk is hoe groot de nieuwe instroom precies zal zijn?

Antwoord: Initiatiefnemer heeft een werkbezoek afgelegd bij de staf van de korpsleiding. Tijdens dit werkbezoek heeft hij inzicht gekregen in de in februari 2017 door de politie opgemaakte strategische personeelsplanning. Daarin wordt duidelijk dat de onvoorziene uitstroom (politiemensen die voor pensioen het korps verlaten) de komende jaren zal stijgen. Daarnaast stijgt de voorzienbare uitstroom (pensionering). Dit terwijl uit diezelfde planning blijkt dat zijinstroom in de jaren 2017-2019 minimaal zal zijn. Daar komt bij dat het drie jaren duurt voordat een nieuwe agent is opgeleid. Dat brengt initiatiefnemer tot de conclusie dat inspanningen om ervoor te zorgen dat de instroom niet lager zal zijn dan de uitstroom, de komende jaren, nog niet het gewenste effect heeft gehad.

De initiatiefnemer kiest voor prioriteit aan de burger in nood en wil ook niet dat de politie alleen nog maar komt als er een incident is. De voornoemde leden vragen of dit niet tegenstrijdig is. Hoe verhouden deze twee keuzes zich tot elkaar?

Antwoord: Door het sluiten van bureaus, door de werkwijze dat op afspraak aangifte gedaan moet worden, door het doen van aangifte via internet is de directe beschikbaarheid van de politie als zich een (strafrechtelijk) incident voordoet afgenomen. Daar komt bij dat veel burgers ervaren dat indien zij aangifte hebben gedaan in een zaak waar overduidelijk een aanwijzing voor een dader is, deze niet de opvolging krijgt die gepast is. Initiatiefnemer bepleit dat de politie terugkeert naar de werkwijze van vroeger, dat een burger die slachtoffer is van een strafbaar feit direct gehoord wordt, direct aangifte kan doen. Juist dan direct en adequaat optreden vergroot het vertrouwen van burgers. Dat kan overigens ook vorm gegeven worden op een moderne manier, bijvoorbeeld dat de politie de burger thuis opzoekt en daar een aangifte opneemt.

De wens dat de politie weer meer op straat moet patrouilleren, aanwezig moet zijn, moet gezien worden in het licht van de forse capaciteitsproblemen van dit moment, maar ook in het licht van de met de vorming van de Nationale Politie samenhangende schaalvergroting van wijkteams.

De leden van de D66-fractie lezen dat initiatiefnemer kiest voor prioriteit aan de burger in nood. Kiezen in prioriteiten betekent vanzelfsprekend dat andere prioriteiten aan aandacht zullen inboeten. Deze leden zijn benieuwd wat de consequenties zullen zijn van deze keuze. Welke prioriteiten zouden volgens de initiatiefnemer kunnen achterblijven door het kiezen voor prioriteit aan de burger in nood?

Antwoord: Het kiezen tussen prioriteiten is primair een verantwoordelijkheid die in handen van het lokaal bevoegd gezag, de driehoek, ligt. Er zijn verschillende beleidsterreinen bekend waar de politie andere keuzes zou kunnen maken, waarbij genoemd kunnen worden personen met verward gedrag en het begeleiden van sportwedstrijden en evenementen. Initiatiefnemer wil vooral benadrukken dat indien wij niet bewust met deze thematiek omgaan het karakter van onze politie makkelijk kan wegdrijven van de huidige «community-policing» die wij zo koesteren in ons land.

Voorts lezen de voornoemde leden dat de initiatiefnemer niet wil dat het toezicht op straat helemaal door gemeentelijke handhavers wordt overgenomen. De aan het woord zijnde leden ondersteunen dat standpunt. Recentelijk is door de Stichting Maatschappij en Veiligheid bepleit dat de zogenaamde buitengewone opsporingsambtenaren (hierna: boa(»s)) onder de nationale politie zouden moeten komen te vallen. Wat is de reactie van de initiatiefnemer op dit pleidooi? Is hij het hiermee eens? Zo ja, onder welke voorwaarden zou dit moeten gebeuren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: In principiële zin is er veel te zeggen voor de gedachte om BOA’s en andere handhavers binnen het politiedomein te organiseren. Immers, de gedachte achter de vorming van de nationale politie was (onder andere) het creëren van één informatie-organisatie en die gedachte is even geldig ten opzichte van toezichthouders die zich evenals de politie in de openbare ruimte bezig houden met de brede politie-functie. Maar, initiatiefnemer bekijkt de vraag of BOA’s ook organisatorisch onder de Nationale Politie zouden moeten vallen vooral vanuit een praktisch perspectief. Organisatorisch is dit alleen al aan politiezijde op dit moment een volstrekt onhaalbare kaart en daarnaast bespeurt hij aan de zijde van het bestuur weinig animo hiervoor. Initiatiefnemer wijst er op dat de BOA’s qua inhoudelijke aansturing nu al vallen onder het toezicht van de politie.

De aan het woord zijnde leden lezen dat volgens de initiatiefnemer op de terreinen werving, aanstelling, procedures, HRM-beleid en ICT keuzes te maken zijn die bijdragen aan het vrijspelen van de politieman voor zijn of haar eigenlijke werk op straat, bij de recherche of als wijkagent. Ook vindt de initiatiefnemer dat hij als lid van de Tweede Kamer daar iets over te zeggen heeft. De aan het woord zijnde leden herhalen dat zij willen waken voor teveel micromanagement vanuit de politiek. Kan de initiatiefnemer toelichten op welke wijze de Tweede Kamer over deze specifieke terreinen (werving, aanstelling, procedures, HRM-beleid en ICT) iets te zeggen zou moeten hebben omdat zij daar het mandaat over heeft?

Antwoord: Uit de Politiewet vloeit voort dat de Minister van Justitie en Veiligheid beheers verantwoordelijk is voor de Nederlandse Politie. De Tweede Kamer controleert de Minister en om die reden heeft de Tweede Kamer, waar initiatiefnemer deel van uitmaakt, een verantwoordelijkheid om zich met dit soort kwesties bezig te houden. Niet op detail, wel op belangrijke hoofdlijnen.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd hoe de initiatiefnemer het kabinetsbeleid inzake de Nederlandse politie van de afgelopen decennia apprecieert. In hoeverre hebben de opeenvolgende kabinetten bijgedragen aan de totstandkoming van de huidige situatie dat, in de woorden van initiatiefnemer, personeel wordt uitgewoond en dat druk door het uitblijven van keuzes op individuele medewerkers wordt afgewenteld? Hadden in het verleden andere budgettaire keuzes gemaakt moeten worden? Zo ja, op welk moment?

Antwoord: Initiatiefnemer wil graag vooruit kijken en binnen de context van de huidige politieorganisatie oplossingen bieden die de politie duurzaam krachtiger en beter maken. Initiatiefnemer probeert los van budgettaire oplossingen (die natuurlijk altijd welkom zijn) te ontdekken welke belemmeringen er zijn in de huidige politieorganisatie. Wel kan gezegd worden dat in de inrichting van het huidige korps een aantal elementen zijn aan te wijzen die bijdragen aan de problematiek zoals beschreven door initiatiefnemer. Daar is in het verleden voor gekozen. Maar deze inrichtingskeuzes zullen ook in belangrijke mate aan de orde komen bij de evaluatie van de Politiewet.

De voornoemde leden vragen de initiatiefnemer of hij bij het opstellen van zijn voorstellen feedback heeft gekregen vanuit de politie zelf. Zo ja, waaruit bestond die feedback precies? Heeft de initiatiefnemer het idee dat zijn voorstellen breed gedragen worden binnen alle geledingen van de politieorganisatie?

Antwoord: Initiatiefnemer heeft (uiteraard) nog geen officiële reactie gekregen van de politieorganisatie, maar verwacht dat in een toekomstige reactie van de zijde van de Minister die reactie wel verwerkt zal worden. Wel heeft initiatiefnemer in ruime mate contact gehad met vertegenwoordigers van vakbonden en allerlei andere belangengroeperingen binnen en buiten de politie, maar ook met individuele politiemensen en in ruime mate bijval gekregen ten aanzien van een groot deel van de plannen.

Overigens is initiatiefnemer voornemens tijdens de procedurevergadering waarin de verdere voortgang van deze initiatiefnota aan de orde zal komen, voor te stellen dat voorafgaand aan een notaoverleg een ronde tafel wordt georganiseerd waar relevante organisaties de gelegenheid krijgen om hun visie op de voorstellen in deze nota naar voren te brengen. Initiatiefnemer denkt dan aan de politievakbonden, aan het Platform Bezorgde Dienders, aan Blue Movement, aan het Platform Chronisch Zieke Politieambtenaren en aan de stichting Waardering en Erkenning Politie.

In welk opzicht komen de voorstellen van de initiatiefnemer tegemoet aan het evaluatieonderzoek van de commissie-Kuijken? De aan het woord zijnde leden begrijpen het onderzoeksrapport zo dat de Minister van Justitie en Veiligheid bevoegdheden moet inleveren ten faveure van de korpschef van de nationale politie. Betekent dat ook niet dat de door de initiatiefnemer veronderstelde parlementaire ruimte om beslissingen over het beheer van de politie te beïnvloeden, afneemt?

Antwoord: Initiatiefnemer heeft gepoogd met zijn voorstellen zo veel mogelijk weg te blijven bij de evaluatie van de politiewet dan wel het rapport van de commissie Kuijken. Immers, dit is een onderwerp waar vanuit de commissie J&V door alle fracties een agenda voor is ontwikkeld en het past initiatiefnemer niet dat te doorbreken. Het zal overigens vast zo zijn dat initiatiefnemer raakt aan punten en conclusies van de commissie Kuijken, maar dat is even onbedoeld als onvermijdelijk.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn voorts benieuwd hoe deze initiatiefnota zich verhoudt tot het kabinetsvoornemen om structureel 267 miljoen euro extra te investeren in de nationale politie, en dan met name in meer agenten in de wijk en rechercheurs.

Antwoord: Initiatiefnemer is blij met de investeringen die het kabinet de komende jaren in de politie doet. Toch ontslaat hem dat niet van de plicht om een aantal fundamentele problemen in de politieorganisatie (op het vlak van bureaucratie, gebrek aan menselijke aandacht, achterhaalde werving, enz.) bespreekbaar te maken en aan te pakken.

De leden van de SP-fractie kunnen zich vinden in de analyse dat er een groot capaciteitstekort is bij de politie en dat dit de komende jaren alleen maar toeneemt. Ook begrijpen de voornoemde leden dat wanneer er geen keuzes gemaakt worden in prioriteiten of capaciteit dit teveel last op de schouders van individuele agenten legt. Het falende jarenlange beleid van de afgelopen kabinetten heeft in onvoldoende mate bijgedragen aan het oplossen van het grote capaciteitsprobleem dat nu voorligt. Hoewel het huidige kabinet een bescheiden investering doet in de politie is dat volgens de voornoemde leden onvoldoende om de problemen het hoofd te bieden. Is de initiatiefnemer het met de aan het woord zijnde leden eens dat het wenselijk zou zijn wanneer er fors meer geïnvesteerd zou worden in de politie? Zo nee, waarom niet? De oplossingen die de initiatiefnemer nu aandraagt zijn geen oplossingen die de voornoemde leden wenselijk vinden of die voldoende uitgedacht lijken. Ze leiden tot minder veiligheid, vercommercialisering van veiligheid en het uitkleden van arbeidsvoorwaarden voor agenten.

Antwoord: Initiatiefnemer deelt de wens dat er (nog) meer geïnvesteerd wordt in de politie, maar is zich er van bewust dat die wensen ook bestaan ten aanzien van het onderwijs, defensie, de zorg, de rechtspraak en vele andere facetten van overheidshandelen. In de afweging van alle belangen, gegeven de beschikbare financiële middelen, maar ook gegeven het feit dat de capaciteit van de Politieacademie niet onbeperkt kan worden uitgebreid is initiatiefnemer van mening dat de uitbreiding van de politie zoals voorzien in het regeerakkoord het best haalbare voor dit moment is. Dat laat onverlet dat initiatiefnemer zich blijvend zal inzetten om waar mogelijk meer middelen beschikbaar te krijgen voor de politie. Juist omdat middelen altijd schaars zijn heeft initiatiefnemer met deze nota gezocht naar mogelijkheden om binnen de bestaande en toekomstige formatie te zoeken naar het vrijspelen van capaciteit. Zelfs als alle middelen in de wereld beschikbaar zouden zijn voor onze politie, dan nog zou uit een oogpunt van juiste besteding van overheidsmiddelen die plicht altijd bestaan.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de initiatiefnota erop wijst dat de operationele sterkte van de politie de komende jaren sterk zal afnemen door uitstromend personeel. Daarnaast meent de initiatiefnemer dat de politie in de uitvoering van haar taken beperkt wordt door een te grote aanwezigheid van bureaucratie, een onpersoonlijke organisatie van de politie en het gegeven dat de politie te weinig verbinding zoekt met andere diensten en organisaties. De voornoemde leden delen de gedachte dat druk op individuele politiemensen nog verder zal toenemen door een tekort aan personeel, een teveel aan bureaucratische regels en, zoals in de inleiding van de initiatiefnota gesteld, een te groot takenpakket voor politieagenten. Toch hebben deze leden enkele vragen bij de concrete oplossingen die worden voorgesteld in de nota.

  • 3. 
    Voorstellen

Weg met de bureaucratie

De leden van de VVD-fractie lezen dat initiatiefnemer stelt te stoppen met het onzinnige circus van wegen, sturen, evalueren, wegen, sturen, evalueren, enz. De voornoemde leden vragen of initiatiefnemer nader kan ingaan op waar en op welke manier hij dit »circus» in de praktijk is tegengekomen.

Antwoord: Het weeg- en stuur-model vindt zijn oorsprong in het belangrijke werk van de commissie van Traa en heeft tot doel op verantwoorde wijze beschikbare opsporingscapaciteit te verdelen. Het model gaat er van uit dat er capaciteit te verdelen is, is wat anno 2018 veelvuldig niet het geval is. Op basis van eigen ervaring binnen de justitiële wereld, maar ook op basis van recente werkbezoeken is initiatiefnemer van mening dat wegen en sturen verworden is tot een papieren exercitie waarin zeer veel tijd wordt besteed aan het rapporteren over nieuwe en lopende onderzoeken, om vervolgens te constateren dat er (toch) geen capaciteit is.

De leden van de CDA-fractie lezen in de initiatiefnota dat de bureaucratie weg zou moeten. Deze leden vragen of het misschien nuttig is de administratieve ondersteuning van de diender te verbeteren. Zou er bijvoorbeeld gewerkt kunnen worden met een front- en backoffice systeem? Zou de diender dan niet meer tijd hebben voor zijn werk op straat?

Antwoord: Voor de laatste reorganisatie van de politie is binnen het regiokorps Hollands Midden ervaring opgedaan met de frontoffice/backoffice-werkwijze. Het is zeker zinnig om de ervaringen van die werkwijze op te vragen.

De voornoemde leden vragen tevens of de initiatiefnemer eraan gedacht heeft een intern meldpunt in te richten binnen de politie. Daar kunnen dienders onnodige bureaucratie melden, indien daar gehoor aan wordt gegeven heeft de diender ook direct het gevoel dat hij gehoord wordt.

Antwoord: De afgelopen jaren is er veel gedaan aan het inventariseren van bureaucratie en administratieve lasten. Veel zaken zijn benoemd en er is een grootse programma administratieve lastenverlichting geweest. Initiatiefnemer heeft uit contacten met politiemensen vernomen dat het stokt op de uitvoering, op de doorzettingsmacht om daadwerkelijk te stoppen met onnodig werk. Daarbij speelt een rol dat de politie vooraan in de keten zit en dat allerlei wensen en verlangens die efficiënt zijn voor het proces van het Openbaar Ministerie of de Rechtbank op het bord van de politie worden gelegd. Een voorbeeld is het kopiëren van processen-verbaal in die gevallen dat er sprake is van een voorgeleiding. Er is doorzettingsmacht nodig om aan dit soort situaties een einde te maken.

De aan het woord zijnde leden lezen in de initiatiefnota weinig over de functie van de wijkagent. Is de initiatiefnemer van mening dat de functie van de wijkagent een essentieel onderdeel vormt van de Nederlandse «community policing»? Is de initiatiefnemer van mening dat de wijkagent een groot deel van zijn of haar tijd zou moeten besteden aan de desbetreffende wijk?

Antwoord: Initiatiefnemer hecht zeer aan de functie van de wijkagent en wil daar met deze nota feitelijk niets aan veranderen. Hooguit bevorderen dat de wijkagent meer dan thans het geval is in zijn of haar wijk het eigen werk kan uitoefenen.

De leden van de D66-fractie lezen dat de initiatiefnemer met zijn voorstellen beoogt een groter operationeel vermogen te verkrijgen. Ook stelt de initiatiefnemer dat het van belang is dat de politie kan doen waar ze voor bedoeld is, namelijk er zijn als het echt nodig is. Kan de initiatiefnemer deze uitspraak toelichten? Hoe kan deze uitspraak gekwantificeerd worden?

Antwoord: Doordat politiemensen minder tijd kwijt zijn aan bureaucratie, doordat het ziekteverzuim daalt, zullen er feitelijk (aanzienlijk) meer politie uren beschikbaar komen voor het werk op straat. Om een voorbeeld te noemen: politiemensen besteden iedere dag 15 minuten aan het invullen van BVCM, een applicatie waarin uren worden verantwoord. Met deze registratie wordt vervolgens feitelijk nauwelijks iets gedaan. Stel dat iedere dag van de 50.000 operationele politiemensen, 15.000 politiemensen in dienst zijn. Dan is hier een besparing mogelijk van (15.000 x 0,25 uur =) 3.750 uur. Dat zijn op één dag (gebaseerd op een 8-urige werkdag) 470 politiemensen extra inzetbaar.

De voornoemde leden lezen dat de initiatiefnemer voorstelt de bureaucratie binnen de politieorganisatie te verminderen. Zij ondersteunen dit voorstel van harte, maar kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat deze oproep vaker is gedaan en dat de politie momenteel al binnen de reorganisatie werk maakt van verminderde administratieve lasten voor politieagenten. Welke initiatieven lopen momenteel al met als doel de administratieve lasten voor politieagenten te verlichten? Op welke vlakken stelt de initiatiefnemer concreet aanvullende maatregelen voor om de administratieve lasten van politieagenten verminderen?

Antwoord: De talloze voorbeelden van onnodige bureaucratie waar initiatiefnemer kennis van heeft genomen, doen vermoeden dat alle programma’s op het vlak van administratieve lastenverlichting inmiddels een schone dood gestorven zijn. Administratieve lasten doen zich voor in het werkproces (bijvoorbeeld haperende overdracht naar ketenpartners), door tekortschietende ICT (bijvoorbeeld dubbel invoer), intern bij het aanvragen van materialen of onderhoud (click, call met een PDC op afstand), in de training en opleiding (grote afstanden afleggen voor training) en in het personeelsmanagement.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn het met de initiatiefnemer eens dat de politiefunctie niet mag worden gehinderd door overbodige bureaucratische handelingen. Tegelijkertijd moet worden bedacht dat bepaalde vereisten een in meer of mindere mate rechtstatelijke rechtswaarborg voor de betrokken procesdeelnemers kunnen hebben. Kan de initiatiefnemer een overzicht bieden van handelingen, protocollen, werkwijzen en dergelijke die wat hem betreft geschrapt of gewijzigd dienen te worden en hoe voorkomen wordt dat de strafrechtspleging en de rechtspositie van verdachten en slachtoffers daardoor wordt geschaad?

Antwoord: Initiatiefnemer is het volledig met de GroenLinks fractie eens dat een deel van het product van de politie, bijvoorbeeld een adequaat proces-verbaal, niet verward moet worden met een administratieve last. Maar in veel gevallen zijn handelingen, protocollen en werkwijze niet gericht op het afleveren van een betekenisvol product, maar is het een doel in zichzelf geworden. Het voert te ver om in deze initiatiefnota een staalkaart aan voorbeelden te noemen (initiatiefnemer zou zich dan wellicht schuldig maken aan micro-management) maar één voorbeeld kan genoemd worden. De ZSM-werkwijze is ooit ingevoerd, juist om minder bureaucratisch en meer betekenisvol met strafzaken om te gaan. Maar inmiddels staat ZSM garant voor een aanzienlijke lastenverzwaring voor politiemensen, alleen al omdat verdachten van de meest eenvoudig zaken aanzienlijk langer op het politiebureau moeten worden vastgehouden.

Hoewel de leden van de SP-fractie een groot voorstander zijn van het beperken van de bureaucratie en de organisatie meer menselijk maken, zijn dat tegelijkertijd kreten waar vrijwel niemand het mee oneens is. De initiatiefnemer stelt daarbij bijvoorbeeld dat langdurig en chronisch zieken positief benaderd moeten worden door te bespreken wat ze wel kunnen bijdragen. Heeft de initiatiefnemer nu aanwijzingen dat dit niet gebeurt? Kan de initiatiefnemer concrete voorbeelden noemen?

Antwoord: Initiatiefnemer heeft veelvuldig contact met zowel WEP (Waardering en Erkenning Politie) als met het platform Chronisch Zieke Politiemensen. Uit die contacten is hem duidelijk geworden dat (chronisch) zieke politiemensen veel moeite moeten doen om aan het werk te blijven. Het lukt slechts weinig chefs om iemand in te zetten op wat hij of zij nog wel kan.

De leden van de PvdA-fractie stellen dat vrijwel iedereen de wens deelt de bureaucratie bij de politie te verminderen. De initiatiefnemer noemt daarbij onder andere dat gestopt moet worden met standaardverantwoording op voorhand, de diender te vertrouwen, de betrokkenheid, vakmanschap, de bedoeling van het werk voorop te stellen en te stoppen met indekken. Hoe meent de initiatiefnemer dat hiervoor moeten worden gezorgd? Wat moet er concreet gebeuren om hier aan een einde te maken?

Antwoord: Initiatiefnemer ziet dat verantwoorden een belangrijk onderdeel uit is gaan maken van de werkzaamheden van niet alleen de politie maar van vele beroepsbeoefenaren. Als dat gebeurt vanuit een professionele overtuiging of noodzaak dan kan dat goed zijn, als het is om in een zeldzaam geval dat daar om gevraagd wordt een antwoord te kunnen geven («indekken») dan moet dat gestopt worden. Hier kan verwezen worden naar het Angelsaksische model van verantwoorden en vastleggen of het Rijnlandse model van vertrouwen en verantwoordelijkheid. Initiatiefnemer is van mening dat wij een kwalitatief hoogwaardige politie hebben die benaderd moet worden op basis van vertrouwen en verantwoordelijkheid. Om een voorbeeld te noemen: in het nieuwe stelsel van geweldsmeldingen moet de politieman van iedere toepassing van geweld (zelfs van het waarschuwen dat geweld kan worden toegepast) een melding in het politiesysteem maken. Dit gaat echt te ver.

De voornoemde leden hebben eerder kennisgenomen van het plan van de Minister van Justitie en Veiligheid om een externe commissie aan te stellen die de administratieve druk moet verminderen. De initiatiefnemer stelt voor in het korps op topniveau een korpsmarinier aan te stellen. Dat is een vrijgestelde leidinggevende met doorzettingsmacht om direct (werk)processen te vereenvoudigen. Betekent het feit dat de initiatiefnemer - naar de mening van de aan het woord zijnde leden- een praktische oplossing voorstelt, dat hij weinig waarde hecht aan het aanstellen van een externe commissie? Zo ja, waarom? Zo nee, wat voegt een dergelijke externe commissie dan toe aan zijn voorstel om de bureaucratie te verminderen?

Antwoord: Het voorstel van de Minister om deze commissie in te richten ziet vooral op het terugdringen van bureaucratie binnen de opsporing. Maar, binnen de opsporing loopt al jaren een groots verbeterprogramma (naar aanleiding van het rapport Handelen naar Waarheid) en - zoals hiervoor reeds betoogd - hebben er in het verleden al diverse programma’s op het bestrijden van bureaucratie gelopen. Een nieuwe externe commissie zal alleen nog maar meer bijdragen aan de administratie last. Initiatiefnemer is er van overtuigd dat een zware politiechef met doorzettingsmacht nu meer kan bereiken.

De leden van de SGP-fractie zien het belang van het ruimte bieden voor vakmanschap. Zij vragen hierbij hoe vertrouwen in vakmanschap volgens de initiatiefnemer het beste kan samengaan met een voortdurende goede opleiding dan wel regelmatige screening en test van de personen? Hoe kan op een laagdrempelige manier toch het zicht op kwalitatief hoogwaardige uitvoering behouden blijven?

Antwoord: Initiatiefnemer is een groot voorstander van realistische, geactualiseerde profchecks en vindt het anno 2018 niet vreemd als de politieman ook zelf daar een grote verantwoordelijkheid in neemt.

Bij het voorstel om een korpsmarinier te benoemen op topniveau binnen het politiekorps om de werkprocessen van de politie te vereenvoudigen vragen deze leden wat de taak precies moet zijn. Is dit niet juist een bureaucratische «extra»? Kan hij toelichten hoe hij bij deze naamkeuze komt die meer op het leger lijkt te slaan? Is dit ook beoogd? Zijn er niet zulke grote verschillen dat dit ook risico’s in zich heeft? Hoe verhoudt dit zich tot juist de eerder genoemde keuze voor vakmanschap zonder precies alles van bovenaf in te dekken?

Antwoord: Voor een deel van de antwoorden is initiatiefnemer zo vrij te verwijzen naar eerdere antwoorden. Wat betreft de naamkeuze heeft initiatiefnemer een voorbeeld genomen aan het Rotterdamse fenomeen van de stadsmarinier: een functionaris die onder direct gezag van de burgemeester dwars door gemeentelijke organisaties en dwars door de hiërarchie heen in kan grijpen in situaties. Dat is nu ook nodig op het vlak van de aanpak van bureaucratie binnen de politie.

Deze leden vragen ook om een nadere toelichting op voorstel C. Wat wordt precies bedoeld met het voorstel ten aanzien van het wegen en sturen?

Initiatiefnemer verwijst voor de beantwoording van deze vraag graag naar het gegeven antwoord op eerder gestelde, vergelijkbare vraag.

Maak de organisatie weer menselijk

De leden van de VVD-fractie lezen dat de organisatie onpersoonlijk, onveilig en anoniem is geworden. Kan de initiatiefnemer toelichten waaruit blijkt dat dit het geval is?

Antwoord: Initiatiefnemer wijst in dit verband op berichten over het grote aantal politiemensen dat met de eigen organisatie verwikkeld is in een juridische procedure. Verder wijst initiatiefnemer op de recente publicatie «Zie me staan» van de Nederlandse Politiebond, waarin verbijsterende verhalen zijn verzameld over hoe de politieorganisatie omgaat met mensen die (mentaal) ziek zijn. De inrichting van de basisteams (met leidinggevenden met soms ruim 100 medewerkers onder zich) draagt ook niet bij aan persoonlijke aandacht.

De initiatiefnemer stelt voor snel werk te maken van de geestelijke verzorging. De voornoemde leden onderschrijven het belang hiervan, maar vragen de initiatiefnemer of hij voor ogen heeft op welke wijze daaraan concreet invulling gegeven zou moeten worden.

Antwoord: Samen met collega van der Graaf van de ChristenUnie heeft initiatiefnemer een amendement ingediend op de laatste Justitiebegroting om meer werk te kunnen maken van geestelijke verzorging. Het voornemen om hier werk van te maken is een wens die al in meerdere politie-cao’s benoemd is en nu daadwerkelijk op realisatie wacht.

De aan het woord zijnde leden vragen hoe het voorstel om afstand te nemen van het idee van life-time-employment zich verhoudt tot de zorgen die de initiatiefnemer heeft over het tekort aan personeel bij de politie. Ook vragen zij hoe hij vindt dat er invulling aan dit voorstel moet worden gegeven. Denkt hij dan bijvoorbeeld aan omscholing van politiemensen of aan begeleiding naar ander werk dan politiewerk?

Antwoord: Initiatiefnemer wijst - ter inspiratie en als voorbeeld - in dit verband op het flexibel personeelssysteem van Defensie, waarin 3 fasen van tewerkstelling bij Defensie herkend worden. Na iedere fase wordt gezamenlijk bezien of de loopbaan bij Defensie kan worden voortgezet. In het geval dat de militair zijn loopbaan bij Defensie niet kan voortzetten, wordt de militair door de organisatie begeleid bij de overgang naar een betrekking op de civiele arbeidsmarkt. Dit model is de moeite van het bestuderen meer dan waard, juist omdat de aard van het politiewerk met zich meebrengt dat de fysieke en mentale geschiktheid met het klimmen der jaren kan betekenen dat tussen medewerker en organisatie bekeken moet worden of nog sprake is van de ideale match.

Initiatiefnemer beseft zich dat op de korte termijn het rigide toepassen van een dergelijk systeem geen bijdrage levert aan de capaciteitsproblemen bij de politie, maar juist omdat de komende jaren sprake is van een hoge nieuwe instroom biedt een systeem zoals bij Defensie uitgelezen mogelijkheid om te bouwen aan een toekomstig fit politiekorps.

De leden van de D66-fractie lezen dat de organisatie onpersoonlijk, onveilig en anoniem is geworden. Zij vinden dit een stevige uitspraak van de initiatiefnemer. Kan de initiatiefnemer aangeven op welke bronnen hij dit standpunt baseert? In hoeverre wordt deze stellingname gedeeld door medewerkers van de politieorganisatie? Heeft hij hiertoe met medewerkers van de politieorganisatie gesproken?

Antwoord: Voor het antwoord op deze vraag verwijst initiatiefnemer graag naar het antwoord op de vergelijkbare vraag gesteld door de VVD. Dit is de eerste vraag van deze paragraaf.

Voorts lezen de aan het woord zijnde leden dat de initiatiefnemer voorstelt politiemensen een chef te geven die ziet welk werk ze afleveren. Is de initiatiefnemer van mening dat chefs dat momenteel niet zien? Welke verhouding chef en aantal personeelsleden ziet de initiatiefnemer voor zich zodat chefs wel zien welk werk politiemensen afleveren? Wat bedoelt de initiatiefnemer voorts concreet met het dichterbij organiseren van HRM?

Antwoord: De basisteams van de politie zijn momenteel zo ingericht dat de chef van het basisteam (veelal zijn dat duo-functies) in formele zin de direct «baas» is van alle medewerkers in het team. Basisteams kennen een sterkte van tussen de 60 en 200 fte’s, wat inhoudt dat zo’n basisteamchef (gemiddeld) zo’n 60 tot 100 mensen onder zich heeft. Initiatiefnemer is bekend met het feit dat inmiddels deels aan Operationeel Experts HRM-bevoegdheden zijn gemandateerd, maar de span of control van basisteam chefs staat in schril contrast met nagenoeg iedere geldend management-inzicht. Hoewel initiatiefnemer begrijpt dat omwille van uniformiteit en efficiency HRM-werkzaamheden zijn gecentraliseerd binnen het PDC (Politie Diensten Centrum) constateert hij dat daarmee het persoonlijk zicht op medewerkers dat in het verleden ook een belangrijke waarde van HRM-medewerkers was, nagenoeg geheel is weggevallen.

De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven het beginsel dat elke organisatie, ook die van de politie, medewerkers moet verzekeren van een veilig, geborgen en professioneel werkklimaat. Eens te meer als de werkzaamheden zelf risico’s met zich meebrengen. Wel vragen de voornoemde leden wat de initiatiefnemer zich nu concreet voorstelt bij zijn voorstel om personele zorg menselijker te maken.

Antwoord: Initiatiefnemer is van mening dat de span of control binnen de politie, met name binnen de basisteams, verkleind moet worden, dat politieagenten dagelijks in de operatie samenwerken met de chef die hen beoordeelt, die hun klachten behandelt. En dat HRM-bevoegdheden weer lager in de organisatie worden neergelegd, zodat niet de regels leidend zijn maar de unieke situatie van iedere medewerker weer een grotere rol speelt.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat er bij de politie afstand moet worden genomen van het idee van life-time-employment. Betekent dit dat de initiatiefnemer van mening is dat er bij de politie geen vaste contracten meer moeten worden gegeven? Zo nee, hoe meent de initiatiefnemer dan dat voorkomen moet worden dat politiemensen gedurende hun werkzame leven bij de politie blijven? Hoe verhoudt het feit dat de initiatiefnemer van mening is dat politiemensen niet hun hele werkzame leven bij de politie moeten blijven, zich tot zijn zorgen over een hogere uitstroom ten opzichte van een hogere instroom? In dit verband begrijpen de voornoemde leden ook niet waarom de initiatiefnemer zich voorstander toont van een tijdelijk dienstverband voor aspiranten. Kan de initiatiefnemer dit uitleggen?

Antwoord: Voor het antwoord op deze vraag verwijst initiatiefnemer graag naar het antwoord op de vraag van de VVD. Deze vragen, en daarmee ook het antwoord, zijn vergelijkbaar.

De leden van de SGP-fractie erkennen de noodzaak van een menselijke organisatie, dat wil zeggen een politiedienst waarin managers persoonlijk toezicht kunnen hebben op de agenten die onder hun verantwoordelijkheid vallen. De aard van het werk vereist inderdaad een menselijke organisatie, waarin kwaliteit van grote waarde wordt geacht. De voorstellen daartoe kunnen daaraan bijdragen. Wel vragen voornoemde leden in hoeverre deze voorstellen vragen om regelgeving door de overheid. Zijn dit niet vooral processen die binnen de politieorganisatie zelf een plaats moeten krijgen?

Antwoord: Initiatiefnemer deelt de mening van de SGP-fractie dat niet zozeer regelgeving als wel interne maatregelen (organisatie inrichting) binnen de politie hier bepalend zijn. Echter, gelet op de grote problematiek en gelet op de beheers verantwoordelijkheid van de Minister, voelt initiatiefnemer zich vrij om dit punt te signaleren en bespreekbaar te maken.

Naar een andere manier van werven en opleiden

De leden van de VVD-fractie constateren dat de initiatiefnemer vraagt om snellere, meer moderne manieren om te werven en dat hij aangeeft dat er daarom gezorgd moeten zorgen dat nieuwe politiemensen sneller inzetbaar zijn. Het is de voornoemde leden niet helemaal duidelijk of hij nu pleit voor snellere en modernere manieren van werven (en of hij dan bijvoorbeeld denkt aan andere media of andere kanalen) of dat hij pleit dat ervoor gezorgd moet worden dat mensen die al geworven zijn, sneller inzetbaar zijn.

Antwoord: Hoewel initiatiefnemer zich kan voorstellen dat de manier van werven zich telkens zal aanpassen aan hetgeen welkom en gangbaar is bij de doelgroep, doelt hij hier eerder op het inkorten van de wervingstijd. Nu is daar aanzienlijke tijd mee gemoeid en dat kan op een krappe arbeidsmarkt betekenen dat anderen de politie voor zijn. Daar komt bij dat de politie werft en opleidt met de life-time-gedachte. Dat stelt enorm hoge eisen aan het wervingsproces en het instapniveau. Door voor beperktere taken en voor een korter dienstverband te werven en op te leiden, vergroot de politie de kans op instroom van geschikte kandidaten.

De leden van de D66-fractie onderstrepen de aandacht die de initiatiefnemer wijdt aan het belang van werven en opleiden. Zij benadrukken dat de politieorganisatie voor het grootste deel nog uit MBO-opgeleiden bestaat. Zonder het belang van deze werknemers te onderschatten, zijn zij van mening dat de politie meer hoger opgeleide politiemensen nodig heeft om de (nieuwe) uitdagingen op het gebied van veiligheid aan te kunnen gaan. Hoe ziet de initiatiefnemer dit? Deelt hij de mening dat de toekomstige uitstroom ook een kans is te investeren in meer hoger opgeleide agenten en rechercheurs bij de politie?

Antwoord: Initiatiefnemer is het met de D66-fractie eens dat de huidige grote personele dynamiek binnen de politie kansen biedt om voor specifieke functies hoger opgeleid personeel te werven. Daarbij kan gedacht worden aan functies bij de recherche, binnen specifieke expertises, maar ook bepaalde wijkagent-functies. Tegelijkertijd is initiatiefnemer van mening dat de politie in belangrijke mate gebruik zal blijven maken van MBO-opgeleiden, juist omdat zij meer street-wise zijn dan HBO- en universitair opgeleiden.

De aan het woord zijnde leden lezen dat de initiatiefnemer voorstelt de tijd in de klas beter te besteden. Waarom is de initiatiefnemer van mening dat momenteel de tijd in de klas aan de Politieacademie niet goed besteed wordt? Heeft hij hier concrete voorbeelden van? Heeft hij concrete voorbeelden hoe deze tijd beter besteed kan worden?

Antwoord: Initiatiefnemer is van mening dat een deel van het huidige politieonderwijs aangeboden zou kunnen worden buiten de Politieacademie en dat de Politieacademie zich vooral zou moeten richten op het politie-specifiek onderwijs. Bijvoorbeeld vakken als wetskennis, psychologie, staatsinrichting, enz. zijn vakken die prima op een relevante MBO-opleiding verzorgd kunnen worden. Verder wijst initiatiefnemer op een experiment dat begin 2019 in Amsterdam start waarbij politiemensen veel meer in de praktijk en deels in eigen tijd worden opgeleid.

De aan het woord zijnde leden lezen voorts op dit punt dat de initiatiefnemer wil dat de politie lichamelijk en geestelijk fit en geoefend blijft. Waarom is de initiatiefnemer van mening dat dit nu niet het geval is? Worden er momenteel onvoldoende trainingsuren gemaakt? Zo ja, moeten deze uren uitgebreid worden? Hoe verhoudt dit zich tot de eerdere constatering dat opleidingen en trainingen erbij inschieten en dat agenten al niet aan hun eigenlijke werk toekomen?

Antwoord: Uit overzichten van de politie zelf blijkt dat een deel van de politiemensen niet deelneemt aan de fitheidstesten. Het WODC heeft hier in 2017 onderzoek naar gedaan. Daaruit blijkt dat lang niet iedere politieagent minimaal éénmaal per jaar meedoet aan de fitheidstoets.

De leden van de SP-fractie constateren dat de initiatiefnemer stelt dat er meer mogelijkheden voor tijdelijke contracten moeten komen voor jongeren, er politietaken moeten worden overgenomen door particuliere instellingen en dat hij een oplossing ziet in WhatsApp groepen waarbij burgers de politie bijstaan. Ook zouden de opleidingstijden verkort moeten worden. De voornoemde leden vragen of de initiatiefnemer ook de gevolgen ziet van het ontstaan van knokploegen, zoals eerder de vakbond al waarschuwde, en het de politie slechts meer werk oplevert als zij op meldingen af moeten gaan die in een buurt WhatsApp groep opkomen? Deze leden vrezen dat er een groter wantrouwen jegens de politie en de overheid ontstaat indien de politie niet op de melding afgaat, omdat de initiatiefnemer ook stelt dat de politie met name op prio1-meldingen af moet.

Hoe denkt initiatiefnemer dat deze maatregelen gaan bijdragen aan het vertrouwen in het blauw op straat? Bedoelt de initiatiefnemer het vertrouwen van de politiek in de politie of bedoelt initiatiefnemer het vertrouwen van de burger in de politie? In het laatste geval zien genoemde leden niet hoe mensen meer vertrouwen krijgen in de politie wanneer zij minder op meldingen afgaan, minder opleiding krijgen en vaker vervangen worden door particuliere krachten.

Antwoord: Initiatiefnemer kent vele goede voorbeelden in het land waar groepen burgers - in de vorm van buurttoezicht, buurtpreventie, al dan niet ondersteund met WhatsApp - een wezenlijke rol spelen in het bevorderen van veiligheid. Natuurlijk is initiatiefnemer bekend met verhalen over uitwassen, maar burgerparticipatie is ook op het terrein van veiligheid een niet meer weg te denken waarde. Initiatiefnemer ziet de waarde in om daar goed gebruik van te maken. Burgerparticipatie kan juist bijdragen aan het verkleinen van de kloof tussen burger en politie en daarmee het vertrouwen doen toenemen.

De initiatiefnemer stelt dat maatwerk geplaatst moet worden boven misplaatste gelijkheid. Kan de initiatiefnemer uitleggen wat hij hiermee precies bedoelt? Heeft hij voorbeelden van misplaatste gelijkheid? Welke maatregelen stelt de initiatiefnemer nu concreet voor?

Met de opmerking over maatwerk bedoelt initiatiefnemer te zeggen dat bij zij-instromers en herintreders niet bepalingen van anciënniteit (hoe lang iemand in dienst is) leidend moeten zijn voor plaatsingen en bevorderingen, maar dat juist kwaliteit aanleiding mag zijn om mensen sneller door te laten groeien.

De leden van de PvdA-fractie zijn net zoals de initiatiefnemer van mening dat de werving en selectie niet op alle punten optimaal is. Deze leden zijn in dat verband ook van mening dat het aantal politiemensen met een migratie-achtergrond verhoogd zou moeten worden. Deelt de initiatiefnemer deze mening en wat stelt hij concreet voor om op dit punt de werving en selectie te verbeteren?

Antwoord: Initiatiefnemer deelt volledig de ambities van de Politie ten aanzien van het bevorderen van diversiteit, inclusief de activiteiten op het vlak van werving, selectie en opleiding.

De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen bij de voorstellen inzake een modernere manier van opleiden om de kwaliteit van het politiekorps hoog te houden. Het eerste voorstel, te weten het aanbieden van een tijdelijk dienstverband voor jongeren, eventueel in het kader van maatschappelijke diensttijd, lijkt niet een goede oplossing voor de geschetste problematiek. Het gevaar bestaat dat jongeren, bij gebrek aan beter of impulsief, de keuze maken voor een tijdelijk dienstverband bij de politie, zonder dat ze daar zelf van overtuigd zijn. Hoe verhoudt dit voorstel zich tot de gewone opleiding voor politiemensen? Is het gevaar niet groot dat het leidt tot een daling van de kwaliteit van het politieapparaat, aangezien ervaren instructeurs tijd moeten besteden aan hun opleiding, terwijl ze uiteindelijk slechts een marginale bijdrage kunnen leveren? Betekent dit voorstel niet dat er twee soorten politiemensen komen? Een met en één zonder uitgebreide bevoegdheden, terwijl dit verschil voor burgers niet duidelijk is. Is dit voorstel ook afgestemd met politie en de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar)? Zijn zij zelf wel bereid dit voorstel uit te voeren?

Antwoord: Initiatiefnemer heeft groot vertrouwen in het vermogen van de politie om bij de selectie van nieuw personeel de juiste keuzes te maken. Van impulsieve keuzes zal geen sprake zijn.

In lijn met de beantwoording op vraag 28 bepleit initiatiefnemer een systeem van verschillende fasen van aanstelling. Nu al doet zich binnen de politie de situatie voor dat mensen op verschillende niveaus instromen en dat leidt niet tot noemenswaardige problemen.

Het voorstel is - om voor de hand liggende staatsrechtelijke redenen - niet vooraf afgestemd met de politie en de Marechaussee

De voornoemde leden vragen een nadere duiding van de zogenoemde «goede ideeën van Ebregt van Driel (Eenheid Oost, vrijwilligers)». Deze staan namelijk niet genoemd in de nota, maar er wordt wel naar deze ideeën verwezen bij het voorstel dat «blended learning» aanbeveelt voor de Politie Academie. Wat wordt hiermee precies bedoeld? Is dit eigenlijk wel een voorstel voor het parlement en de regering of is dit een meer organisatorisch vraagstuk?

Antwoord: Kern van deze ideeën is dat meer dan thans het geval is het politievak in de praktijk, on the spot, wordt uitgeleerd. Initiatiefnemer deelt de opvatting van de SGP-fractie dat gewaakt moet worden voor al te veel detail in de bemoeienis van de kamer, maar initiatiefnemer heeft de stellige indruk dat de huidige opleiding van 3 jaar met dit soort initiatieven aanzienlijk kan worden bekort. Het bespreekbaar maken daarvan lijkt initiatiefnemer gelet op de nood van dit moment een belangrijke actie.

Politie: zoek de verbinding met andere diensten en organisaties

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de initiatiefnemer specifiek in samenwerking met de KMar een tijdelijk dienstverband wil aanbieden. Ook vragen zij of hij concrete voorbeelden kan geven van relevante, maar beperkte taken waar jongeren volgens hem voor opgeleid moeten worden.

Antwoord: Initiatiefnemer ziet dagelijks als hij het Kamergebouw binnenloopt dat de Koninklijke Marechaussee succesvol is in het snel werven en opleiden van personeel voor een heldere, beperkte taak. Ook de politie heeft taken (bijvoorbeeld ambassadebewaking, verkeershandhaving, mobiele eenheid) waarvoor mensen snel geworven en opgeleid kunnen worden. Door de samenwerking te zoeken met de Marechaussee kan ook van de ervaring van de Marechaussee gebruik worden gemaakt.

De initiatiefnemer stelt voor om de werving, selectie en keuring van herintreders tot maximaal drie weken te beperken. De voornoemde leden vragen hoe voorkomen wordt dat dit ten koste gaat van de kwaliteit en hoe voorkomen wordt dat herintreders daardoor snel uitvallen.

Kan de initiatiefnemer ook toelichten wat hij precies bedoelt met het voorstel dat maatwerk boven misplaatste gelijkheid moet worden gesteld?

Antwoord: Het gaat hier om twee dingen. Van herintreders is vaak bekend «wat voor vlees de politie in de kuip heeft». Veelal zijn het mensen die succesvol binnen de politie gefunctioneerd hebben en na het opdoen van relevante ervaring elders een hoge motivatie hebben om terug te keren. Het wervingsproces zou zich snel en eenvoudig kunnen richten op een fysieke check en een integriteitsonderzoek. Als dit soort trajecten lang duren dan is dat juist een drempel voor geschikte kandidaten om snel in te stromen in de politie. Wat betreft de opmerking over maatwerk verwijst initiatiefnemer graag naar het antwoord op de vraag gesteld door de SP. Deze vraag bevindt zich in de paragraaf hierboven.

De aan het woord zijnde leden onderschrijven het belang van een fitte en geoefende politie. Zij vragen de initiatiefnemer waar uit blijkt dat dit nu onvoldoende het geval is.

Antwoord: Uit overzichten van de politie zelf blijkt dat een deel van de politiemensen niet deelneemt aan de fitheidstesten. Het WODC heeft hier in 2017 onderzoek naar gedaan. Daaruit blijkt dat lang niet iedere politieagent minimaal éénmaal per jaar meedoet aan de fitheidstoets.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer van mening is dat de politie meer zou moeten samenwerken met relevante (overheid)partners. Tevens lezen deze leden dat Nederland een veelvoud aan WhatsApp groepen en vormen van buurttoezicht kent. Zou de politie meer moeten samenwerken met actieve burgers? In welke vorm zou die samenwerking moeten plaatsvinden? Zou bij de opsporing van strafbare feiten ook de samenwerking met actieve burgers gezocht moeten worden of denkt de initiatiefnemer dat dit enkel bruikbaar is bij preventie van strafbare feiten?

Antwoord: Initiatiefnemer is van mening dat aan de huidige samenwerking tussen de politie en lokale groepen van burgers zeer divers invulling wordt gegeven. Wat in de ene plaats wel kan, is in een andere plaats schier onmogelijk. Een vorm van uniformering en professionalisering zou aan beide zijden bijdragen aan het bieden van meer veiligheid. Initiatiefnemer kent goede voorbeelden van samenwerking, zowel op het vlak van preventie als op het vlak van opsporing.

De voornoemde leden lezen in de initiatiefnota dat de politie op verschillende terreinen kan samenwerken met andere diensten of aan gescreende particuliere bedrijven. Kan de initiatiefnemer uiteenzetten welke rol er rest voor de overheid in de samenwerking met particuliere bedrijven? Dient de overheid, in elk samenwerkingsverband waarbij essentiële overheidstaken worden uitbesteed aan particuliere bedrijven, als partner of toezichthouder aanwezig te zijn?

Antwoord: Binnen het politiewerk doet zich een beperkt aantal activiteiten voor die eenvoudig uitbesteed kunnen worden aan particuliere organisaties. Gedacht kan worden aan het vervoeren van in beslag genomen goederen, het vervoeren en bewaken van arrestanten, het bewaken van locaties. Uiteraard dient de politie altijd een vorm van toezicht te houden en uiteraard dient iedere vorm van geweldstoepassing bij de politie te blijven.

De leden van de D66-fractie vinden het voorstel van de initiatiefnemer om bepaalde huidige werkzaamheden van de politie uit te besteden aan andere diensten interessant. Kan de initiatiefnemer toelichten onder welke verantwoordelijkheid dergelijke diensten, uitgevoerd door particuliere organisaties, zou moeten komen te vallen?

Antwoord: Voor de beantwoording van deze vraag verwijst initiatiefnemer graag naar eerder gestelde vragen. Deze vragen zijn vergelijkbaar en daarmee het antwoord ook.

De leden van de SGP-fractie zien het belang van samenwerking tussen de politie en andere organisaties in de bestrijding van criminaliteit en de waarborging van de veiligheid. Zij vragen bij deze voorstellen in hoeverre daar nu al sprake van is.

Antwoord: Initiatiefnemer is van mening dat de politie veelal nog zelf taken uitvoert die ook door anderen gedaan zouden kunnen worden. Voor een deel komt dit voort ui de 24-uurs beschikbaarheid van de politie (in tegenstelling tot andere organisaties) en uit de operationele «can-do» mentaliteit van de politie, terwijl het maken van een pas op de plaats soms verstandiger is. Op dit moment is nog onvoldoende sprake van het benutten van andere organisaties.

De initiatiefnota spreekt steun uit voor verschillende zaken die door particuliere bedrijven kunnen worden overgenomen, waaronder het opruimen van drugsafval en het vervoer van arrestanten. Met name bij het vervoer van arrestanten vragen deze leden of de politie dat wel uit handen moet geven. Kan een particulier bedrijf in Nederland, binnen de kaders van de (wapen)wet, op een veilige manier een arrestant afleveren op de plaats waar hij moet zijn? Is dat, met name in het geval van vuurwapen- of ontsnapgevaarlijke arrestanten, wel een taak voor andere organisaties dan de politie?

Antwoord: Initiatiefnemer is van mening dat niet ieder arrestantentransport uitbesteed kan worden. Maar het gros van de transporten kan op verantwoorde wijze door niet bewapende transporteurs uitgevoerd worden. Verder hoeft deze activiteit niet per definitie «aan de markt» uitbesteed te worden. Ook een overheidsdienst als de Dienst Vervoer en Ondersteuning zou meer dan thans reeds het geval is de politie kunnen ondersteunen, bijvoorbeeld bij het executeren van vonnissen.

Een laatste vraag betreft een voorstel om WhatsApp-groepen en burgerinitiatieven meer te betrekken bij politiewerk. Hierbij vragen de voornoemde leden naar de praktische uitvoering. Hoe zijn dergelijke contacten praktisch te organiseren en in hoeverre zou dat tot een effectievere inzet van de politie leiden?

Antwoord: De initiatiefnemer verwijst bij deze beantwoording graag naar eerder gestelde vragen van het CDA.

Aandacht voor een goede aanpak van verwarde personen is belangrijk Voor de aan het woord zijnde leden is het wel de vraag in hoeverre er binnen de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (hierna: GGD) voldoende capaciteit is om te kiezen voor een dergelijke wijkaanpak.

Antwoord: Initiatiefnemer is van mening dat eventuele problematiek binnen een organisatie als de GGD (of de GGZ) niet zou mogen betekenen dat de politie daar last van heeft.

  • 4. 
    Financiële paragraaf

De leden van de VVD-fractie constateren dat de initiatiefnemer aangeeft dat de voorstellen in de onderhavige initiatiefnota geen wezenlijke budgettaire consequenties hebben. De voornoemde leden vragen hoe hij de kosten inschat die verbonden zijn aan de voorstellen D, E en I uit de initiatiefnota. Met name geestelijke verzorging, investeren in het binden van mensen aan de organisatie en de trainer «on the job» zullen toch met kosten gepaard gaan?

Antwoord: Initiatiefnemer wijst de VVD-fractie graag op de aanzienlijke kosten die voortvloeien uit alleen al het ziekteverzuim binnen de Nederlandse politie. Een meer menselijke en meer fitte politieorganisatie zal zonder de geringste twijfel meer renderen dan de huidige organisatie.

De leden van de D66-fractie lezen dat de initiatiefnemer met de gedane voorstellen geen wezenlijke budgettaire consequenties verwacht. De aan het woord zijnde leden zien toch enige onderdelen die wel gevolgen hebben voor de financiën van de politieorganisatie. Kan de initiatiefnemer de kosten inzichtelijk maken voor 1) het benoemen van een korpsmarinier op topniveau, 2) het verkleinen van teams waardoor politiemensen chefs krijgen die ziet welk werk ze afleveren, 3) het dichterbij organiseren van HRM, 4) het aanbieden van tijdelijke dienstverbanden aan jongeren, 5) de beperking van werving, selectie en keuring van herintreders tot maximaal 3 weken, 6) het overstappen van de Politieacademie op «blended learning» en de bijkomende kosten voor opleiding aan docenten die deze nieuwe leerstijl dienen toe te passen, 7) extra uren om de politie lichamelijk en geestelijk gezond te houden en 8) een trainer «on the job» brengen?

Antwoord: Initiatiefnemer is stellig overtuigd van het rendement dat alle door de D66-fractie genoemde maatregelen zal opleveren.


 
 
 

3.

More information

 

4.

Parlementaire Monitor

The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.