Het onderwijsstelsel bevordert sociaal-economische segregatie - Main contents
Nederland is een verdeeld land aan het worden. En het onderwijsstelsel draagt daaraan ongewild bij.
Op de verzuiling van weleer viel veel aan te merken. Maar binnen de zuilen kwamen Nederlanders van alle komaf elkaar tegen. Op mijn Protestants-Christelijke lagere school zat ik in de klas bij de zoon van de dominee en de dochter van de vuurtorenwachter. De verjaarspartijtjes lieten zien dat andere kinderen thuis hele andere levens leidden. Ik wist mij bevoorrecht.
Vandaag de dag ontmoeten jonge kinderen op school vooral de kinderen van de vrienden van hun ouders. Basisscholen zijn in toenemende mate gesegregeerd: niet eens zozeer tussen “wit” en “zwart” als wel tussen hoogopgeleide en laagopgeleide ouders. Dat is de tweedeling die Nederland steeds meer bedreigt. Wie hoger is opgeleid, heeft significant betere kansen op een leukere baan, een betere gezondheid en een langer en gelukkiger leven. Die tweedeling nestelt zich steeds vroeger. Kinderen komen er vaak pas rond hun volwassenwording achter dat zij in een sociaal-economische cocon zijn opgegroeid. En dat draagt er weer toe bij dat wie in Nederland voor een dubbeltje geboren is zich nog steeds niet gemakkelijk ontwikkelt tot een kwartje.
Het bestrijden van die nieuwe, groeiende onrechtvaardigheid verdient hoge prioriteit. Maar het recht van ouders om in alle vrijheid een school voor hun kinderen uit te zoeken is in Nederland vrijwel onaantastbaar en staat opgelegde desegregatie, zoals destijds plaatsvond via “busing” in de Verenigde Staten (waar kinderen over lange afstanden per bus vervoerd werden naar passend gemixte scholen), in de weg.
Herbezinning daarop zal zeer omstreden zijn en hoe dan ook tijd kosten. Vooralsnog is het enige alternatief om vooral in de stedelijke gebieden, waar schoolsegregatie nu al een feit is, kinderen uit verschillende basis- en voortgezette scholen veel vaker dan nu met elkaar in contact te brengen. Dat kan op heel veel manieren. Door gezamenlijke lesactiviteiten (gymnastiek, sporten, culturele vakken). Door gezamenlijke projecten in de stad of in de wijk. Door gezamenlijk te werken in een grote groentetuin, en door wat daar wordt verbouwd gezamenlijk klaar te maken en gezamenlijk op te eten. Het kan niet zo zijn dat onze kinderen er geen idee van hebben “how the other half lives”. Sociaal-economische mobiliteit is een wezenskenmerk van een fatsoenlijke samenleving, en juist die wordt hier bedreigd.
Overal ter wereld is het juist het onderwijs dat de basis moet leggen voor een samenleving met gelijke kansen voor iedereen. Die doelstelling wordt in Nederland vurig beleden. Dat maakt de slechte score van het Nederlandse stelsel op dit punt des te betreurenswaardiger. De negatieve bijdrage van de vroege Nederlandse selectie (een CITO toets op 12 jarige leeftijd, drie jaar eerder dan in de meeste andere landen) is inmiddels onomstotelijk gedocumenteerd en vraagt ook om een reactie, bijvoorbeeld middels een serieuze brede brugklas. Maar het is extra ironisch dat de vrije schoolselectie door ouders, in de schoolstrijd juist om emancipatoire redenen zwaar bevochten, nu ook bijdraagt aan vormen van hoogst ongewenst sociaal-economisch isolement.
Het veel vaker gezamenlijk optrekken van leerlingen aan verschillende basisscholen zou helpen en ook inhoudelijk de moeite waard zijn: het zijn precies dit soort programma’s die IJslandse kinderen met zoveel succes weghouden bij drank en drugs. Het laat zich het gemakkelijkst op gemeentelijk niveau efficient organiseren en financieren. Maar het is ook een kans voor een nieuw kabinet om te demonstreren dat het de strijd tegen de schadelijke tweedeling die Nederland belaagt op alle fronten wil voeren.