Een inclusieve en empathische samenleving - Main contents
Inleiding voor provinciale ledenvergadering GL Drenthe, Assen 05.11.2016
We zouden het vandaag kunnen hebben over de strijd tussen Hillary Clinton en Donald Trump, over de hatelijkheid waarmee ze op elkaar reageren, over de manier waarop Trump woede oproept en kanaliseert en daarmee een behoorlijke aanhang lijkt te vergaren, over de angst die leeft bij Mexicanen voor de gevolgen van een eventuele regering Trump, over hoezeer dat haaks staat op een inclusieve en empathische samenleving, over of Hillary eigenlijk veel beter is, over hoe zij met overslaande stem Donald met zijn aanhang wegzette, over of ze überhaupt eigenlijk wel linkser is dan een VVD-er van het goede soort, …
Maar waarom zo ver van huis? Onze verkiezingen zijn een beetje anders van toon, ook omdat we meer partijen hebben. En onze samenleving heeft vanouds bijvoorbeeld betere sociale voorzieningen waardoor de tegenstellingen minder groot zijn. Maar verder? Uit allerlei onderzoeken blijkt dat de tweedeling in de samenleving toeneemt. Rijk en arm komen elkaar nauwelijks meer tegen. Hoog en laag opgeleid kijken volstrekt anders tegen de samenleving aan. Hier geboren Nederlanders en nieuwkomers staan soms tegenover elkaar, vooral als het gaat om de vraag waar en hoe je de opvang van asielzoekers moet organiseren. Mensen met een beperking merken hoeveel obstakels er overal zijn omdat we nog steeds alles bouwen voor mensen zonder beperking, ook al is dit jaar eindelijk en na veel gedraai van de regering het internationaal verdrag voor de rechten van mensen met een beperking aangenomen. Mensen die door afkomst, inkomen of opleiding meer voorrechten hebben gekregen, zijn gezonder en leven langer en gelukkiger. Ze kunnen zich beter eten veroorloven, wonen in gezondere wijken en maken zich geen zorgen over het eigen risico als ze een keer zorg nodig hebben. Mensen die die voorrechten niet hadden, wonen vaker in buurten met slechte huizen of langs snelwegen, hebben minder kans om in de natuur te gaan wandelen met hun kinderen, hebben meer moeite om onderlinge steun te organiseren, en kunnen zich de gezondere voeding of medische zorg minder goed veroorloven. En de allergrootste motor van de ontwikkeling van mensen, het onderwijs, blijkt ook nog eens in het voordeel te werken van mensen die al die voorrechten al hadden. Terwijl de happy few hun kinderen soms al voor de geboorte hebben aangemeld bij de beste kinderopvang en daarna de meest ambitieuze lagere school, vallen kinderen uit achterstandsgroepen soms buiten de boot. Bij de schooladviezen voor de middelbare school krijgen zij vaker een laag schooladvies, en bij de doorstroom via mbo en hbo zijn er voor hen veel meer horden te nemen dan voor kinderen die met een gouden lepeltje geboren zijn.
En ook in het sociaal-culturele vlak gaat het niet altijd goed. De verdraagzaamheid is in Nederland in de afgelopen jaren minder geworden. Je ziet dat bij de toegenomen spanningen met religieuze groepen. Natuurlijk, heel nadrukkelijk rond de Islam, maar ook de felheid tegen orthodox-christelijke groepen lijkt te zijn toegenomen. Terwijl we vroeger graag en trots spraken over onze religieuze diversiteit hoor je vandaag de dag soms steeds feller ageren tegen religie in het algemeen. En wat je daar ook van vindt, het verhardt de sfeer. Ook de etnische minderheden voelen zich vaak buitengesloten terwijl omgekeerd autochtone Nederlanders (mag dat woord nog?) zich soms bedreigd voelen door nieuwkomers. Homo’s en lesbiennes durven niet meer hand in hand over straat te lopen. En jong en oud vechten elkaar de pensioenpot uit.
Man man man, wat een klaagzang. Is het dan zo erg met Nederland? Nou, ik kan ook een ander verhaal vertellen en dat is ook waar. Ons onderwijs en onze zorg zijn over de gehele linie van goede kwaliteit en breed toegankelijk. Er is een groot draagvlak voor vrijwilligerswerk, ook als het gaat om natuurbehoud, opvang van vluchtelingen, cultuur, enzovoorts. Ons land hoort bij de koplopers als het gaat om gelijke rechten voor man en vrouw, homo en hetero, etcetera. Ons pensioenstelsel is nog steeds robuust, betrouwbaar en solidair. Er is dus ook veel goeds te vertellen, maar er is geen reden om op onze lauweren te rusten. Als we al dat goede willen behouden, moet er wel iets gebeuren.
Als we nadenken over een inclusieve en empathische samenleving en wat daar voor nodig is, dan moeten we beginnen te beseffen dat dat niet een kwestie is van terug naar vroeger. Wie een beetje de geschiedenis kent, die weet dat Nederland nooit echt een inclusieve en empathische samenleving is geweest. Oh ja, er was zeker een vorm van tolerantie die ervoor zorgde dat vluchtelingen hier terecht konden: Joden, Hugenoten en Hongaren bijvoorbeeld in verschillende tijden. Maar verder? Tot diep in de negentiende eeuw was Nederland toch echt een standenmaatschappij waar alleen de rijken het voor het zeggen hadden en vrouwen politiek al helemaal niet meetelden. De eerste helft van de twintigste was een verzuilde samenleving waar wel de gelijke rechten werden ontwikkeld maar waar je je niet hoefde te bemoeien met mensen van een andere achtergrond. En met de definitieve afbraak van de verzuiling staan we nu op het punt dat we niet zo goed weten hoe dan een inclusieve en empathische samenleving eruit ziet.
Uiteindelijk gaat het volgens mij niet om een vrije keuze of je wel of niet zo’n inclusieve en empathische samenleving wilt. Het begint namelijk met de eenvoudige constatering dat wij leven in wereld waarin we met elkaar verbonden zijn en van elkaar afhankelijk. Oorlog in Syrië en armoede in Griekenland betekenen direct dat er vluchtelingen in Drenthe komen. Mijn aanschaf van een mobiele telefoon - ook als ik hem zogenaamd gratis krijg bij een nieuw abonnement - betekent dat in China of Afrika mensen onder slechte omstandigheden zeldzame mineralen uit de grond halen met soms grote milieuschade die vervolgens weer bijdraagt aan wereldwijde klimaatproblemen en sociale spanningen. Alles hangt met alles samen. Maar natuurlijk kunnen we er wel voor kiezen hóe we daarmee omgaan. Probeer ik mijn eigen wereldje te beschermen door de ander buiten te sluiten, of probeer ik vanuit die verbondenheid te denken en te werken?
De eerste grote stap die je dan kunt zetten, is het bouwen aan een inclusieve samenleving. Dat wil zeggen dat je doet wat mogelijk is om te zorgen dat ook de ander - welke ander dan ook - in die samenleving zijn of haar weg kan vinden. Maar dat is wel meer dan roepen dat nieuwkomers zich maar moeten invechten. Dat hebben minderheidsgroepen natuurlijk vaak gedaan. In stilte, zoals veel migranten, of luidkeels zoals in de emancipatiestrijd van eerst vrouwen en later homo’s en lesbiennes en vandaag de dag mensen met een beperking. Stuk voor stuk hebben ze laten zien hoe vaak onze maatschappelijke structuren die inclusiviteit in de weg staan. En daarom is het zo belangrijk en zo ingewikkeld om dat ideaal van een inclusieve samenleving echt voorop te zetten. Het vraagt namelijk ook iets van de mensen die er al waren, die het al voor het zeggen hadden. Inclusief denken betekent voor een witte bevoorrechte man van middelbare leeftijd - zoals ik, zeg maar - kritisch zijn op mijn voorrechten en op de vraag of ik met die voorrechten de ontwikkeling van een ander in de weg sta. Het betekent dat we bij het ontwerpen van een nieuw gebouw beginnen met de mensen voor wie toegankelijkheid een probleem is, want dan is het voor de mensen zonder beperking sowieso goed. Enzovoorts. Inclusief denken ondermijnt de vanzelfsprekendheid omdat het begint te denken bij de outsider. En daarmee wordt de samenleving uiteindelijk voor iedereen prettiger, maar dat is alleen uiteindelijk. Want in eerste instantie kost het mij misschien wel mijn privileges.
Daarom kan een inclusieve samenleving niet zonder empathie - of wat ik ook wel compassie noem. Ik ben blij dat Jesse Klaver dat begrip empathie de laatste tijd vaker gebruikt en ben erg benieuwd naar zijn boek hierover dat binnenkort uitkomt. Voor mij betekent empathie - als politiek begrip - dat we vanuit de fundamentele verbondenheid van alles en iedereen zoeken naar inlevingsvermogen. Mijn visie op het vluchtelingenprobleem wordt anders als ik mij kan inleven in jonge mensen die vanuit een verscheurd Aleppo een veilig heenkomen zoeken. Maar het wordt ook weer anders als ik mij kan inleven in mensen in een klein Drents dorp die zien hoe een pretpark-eigenaar groot geld verdient aan het huisvesten van asielzoekers terwijl zij zich in hun eigen dorp niet meer thuis voelen. Empathie is niet kiezen voor de een of de ander, maar beginnen ons te verplaatsen in hen beiden. Dat leidt uiteindelijk altijd tot een betere oplossing en tot meer draagvlak dan eenzijdig kiezen of dan de uitruilpolitiek waar de coalitie de laatste jaren steeds voor gekozen heeft.
Empathie is ten diepste een levenshouding die niet door de politiek kan worden bewerkstelligd. Alle voorbeelden waarmee ik begon laten zien dat inclusiviteit en empathie niet geen softe feel-good termen zijn maar direct raken aan de harde politieke werkelijkheid. De overheid kan door haar beleid en haar wetgeving best wel iets doen aan een inclusieve samenleving, maar ze heeft geen directe invloed op deze grondhouding. Politici hebben echter wel invloed op de cultuur. Door de manier waarop ze met elkaar en over elkaar spreken, dragen ze bij aan een meer empathisch gesprek of aan een verhardend debat. En dat gebeurt van links tot rechts. Als wij een inclusieve en empathische samenleving willen, dan is de eerste stap dat we andere politici en kiezers van andere partijen niet wegzetten maar proberen te begrijpen. Rechtse kiezers en populistische kiezers - en die twee vallen niet samen - zijn niet dom of fout. Ze hebben net als wij hun dromen, wensen, angsten en verlangens. En als we daarover in gesprek komen, ontdekken we misschien wel meer raakvlakken dan we dachten. Dat mag doorklinken in de politiek die we bedrijven en in de keuzes die we maken. Wij zijn er niet voor de belangen van onze achterban maar voor het ideaal van een wereld voor iedereen.
Als we op zoek gaan naar die inclusieve en empathische samenleving, dan ontdekken we ook dat die er op heel veel manieren al is. Talloze mensen hebben zich laten raken en inspireren door de komst van asielzoekers. Ze zetten zich in voor taallessen. Ze proberen de ander te leren kennen en zich welkom te laten voelen in dit land, in deze wereld. Ze zorgen in hun dorp voor elkaar, ook als de voorzieningen soms minder worden door de bevolkingskrimp. De meeste mensen willen liever die inclusieve empathische samenleving dan een samenleving waarin groepen tegen elkaar worden opgezet. De overgrote meerderheid in ons land, oudkomers en nieuwkomers, is helemaal klaar met de angst- en haatzaaiers en verlangt naar stemmen die vrede en verbinding brengen.
Bouwen aan een inclusieve en empathische samenleving moeten we samen doen. Politici hebben een rol in hoe ze de toon zetten en hoe ze belemmeringen wegnemen. Maar uiteindelijk zijn wij het zelf, als inwoners, als burgers, als mensen, die die samenleving vorm geven. En wij staan samen voor de vraag hoe we dat meer inclusief en met meer empathie zullen gaan doen.