Textielsector gaat leven beteren - Main contents
Goed nieuws voor de vele meisjes en vrouwen die onze kleding maken. Vandaag lanceert de Nederlandse textielsector samen met maatschappelijke organisaties, vakbonden en de overheid een plan om productieketens eerlijker te maken. Gezamenlijk binden ze onder meer de strijd aan tegen kinderarbeid en willen ze een einde maken aan de vooralsnog gebruikelijke ellenlange werkdagen in gevaarlijke fabriekspanden. Ook de grote waterverspilling en het gebruik van chemicaliën tijdens het productieproces kan en moet anders.
Het gros van onze kleding wordt in elkaar gezet in Zuidoost Azië, in landen als Vietnam, India, Pakistan en Bangladesh. In het voorjaar van 2013 zagen we hoe groot de risico’s voor arbeiders zijn wanneer niemand toe lijkt te zien op hun arbeidsomstandigheden. Een enorm fabriekspand genaamd Rana Plaza in de hoofdstad Dhaka stortte in, en 1.138 mensen (werknemers en enkele reddingswerkers) kwamen om het leven.
Bijna drie jaar na Rana Plaza verwelkom ik dit textielconvenant dat uit de koker van drie brancheorganisaties en een aantal belangrijke ngo’s is gekomen. Nu is het zaak om de gestelde ambities waar te maken en daadwerkelijk te realiseren. Ook hebben we nog wel wat te wensen over. De ambitie op het gebied van leefbaar loon had wat mij betreft veel scherper gemogen. Een leefbaar loon is een mensenrecht. Leefbaar loon is nodig om zorg, voeding, hygiëne en fatsoenlijke huisvesting te kunnen betalen. Het gaat helaas nog jaren duren voor de textielarbeiders die onze kleding maken dat ook echt krijgen.
Ik moedig alle kleding- en textielbedrijven aan om zich aan te sluiten bij het convenant en met elkaar de ketens in te duiken. Ik zal er bij de regering op aandringen dat zij bedrijven die meedoen ondersteunen door duidelijke afspraken met overheden van productielanden, het strategisch inzetten van handelsinstrumenten en het leveren van de benodigde informatie.
Tot slot zijn er gelukkig ook bedrijven die hun kop al ver boven het convenant uit hebben gestoken. Tegen hen zeg ik: ga zo door, en zoek samenwerkingsverbanden in de sector, met kennisinstellingen en met ngo’s om naast de eigen keten ook aan systeemoplossingen te werken. Hiervoor heb ik onlangs de minister verzocht een Fonds tegen Kinderarbeid in het leven te roepen. Een fonds dat bij uitstek de samenwerking tussen non-profit organisaties en bedrijven kan faciliteren bij het uitbannen van kinderarbeid in gebieden waar deze het hardnekkigst is. Niet pas over drie jaar, zoals de ambitie in het convenant geformuleerd is, maar sneller. Het kan.