Verslag van een schriftelijk overleg over het EU-voorstel: Verordening Europese grens- en kustwacht COM (2015) 671, het EU-voorstel inzake een Raadsbesluit tijdelijk uitstel verplichtingen Zweden inzake relocatie (COM (2015) 677) en het EU-voorstel inzake Aanbeveling vrijwillige regeling met Turkije inzake toelating vluchtelingen op humanitaire gronden (C (2015) 9490) - EU-voorstel: Verordening Europese grens- en kustwacht COM (2015) 671

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 32317 - JBZ-raad i en dossier 34370 - EU-voorstel: Verordening Europese grens- en kustwacht COM(2015)671.

1.

Kerngegevens

Officiële titel EU-voorstel: Verordening Europese grens- en kustwacht COM (2015) 671; Verslag van een schriftelijk overleg; Verslag van een schriftelijk overleg over het EU-voorstel: Verordening Europese grens- en kustwacht COM (2015) 671, het EU-voorstel inzake een Raadsbesluit tijdelijk uitstel verplichtingen Zweden inzake relocatie (COM (2015) 677) en het EU-voorstel inzake Aanbeveling vrijwillige regeling met Turkije inzake toelating vluchtelingen op humanitaire gronden (C (2015) 9490)
Document date 29-02-2016
Publication date 29-02-2016
Nummer KST343703
Reference 34370; 32317, nr. 3
Commission(s) Veiligheid en Justitie (VJ)
External link original article
Original document in PDF

2.

Text

34 370 EU-voorstel: Verordening Europese grens- en kustwacht COM (2015) 671 i 32 317 JBZ-Raad

Nr. 3 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 2 maart 2016

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het EU-voorstel inzake een Verordening Europese grens- en kustwacht (COM (2015) 671 i), het EU-voorstel inzake een Raadsbesluit tijdelijk uitstel verplichtingen Zweden inzake relocatie (COM (2015) 677 i) en het EU-voorstel inzake Aanbeveling vrijwillige regeling met Turkije inzake toelating vluchtelingen op humanitaire gronden (C (2015) 9490). De vragen en opmerkingen zijn op 5 februari 2016 aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie voorgelegd. Bij brief van 26 februari 2016 heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie deze vragen beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Ypma

Adjunct-griffier van de commissie, Loeffen

  • I. 
    Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
  • 1. 
    Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Europese wetgevingspakket inzake Europees grensbeheer en migratiebeheer, evenals het raadsbesluit over het tijdelijke uitstel van de verplichtingen van Zweden inzake relocatie, en de aanbeveling voor een vrijwillige regeling met Turkije inzake de toelating van vluchtelingen op humanitaire gronden.

Voornoemde leden zijn voorstander van een versterkte Europese buitengrensbewaking en zien dit als een van de onderdelen van een bredere oplossing voor de migratieproblematiek. Die bredere oplossing bestaat verder uit het opvangen van vluchtelingen in de regio, het niet in behandeling nemen van asielaanvragen in Europa voor vluchtelingen van buiten Europa zodat het ondernemen van de gevaarlijke overtocht over de middellandse zee via mensensmokkelaars zinloos wordt, hervestiging van vluchtelingen slechts op uitnodiging en een effectief terugkeerbeleid. Ook willen de voornoemde leden de situatie voorkomen dat de inzet van kustwachtteams leidt tot een «shuttleservice» die deze irreguliere migratie juist faciliteert. Bent u het deze leden eens dat dit voorstel voor een Europese buitengrensbewaking op zichzelf geen oplossing vormt voor de migratiecrisis, maar slechts onderdeel is van een oplossing in breder verband?

De migratiecrisis heeft duidelijk gemaakt dat een Europa zonder binnengrenzen alleen kan bestaan bij de gratie van goed beschermde buitengrenzen. Het bewaken van die Europese buitengrenzen is van groot belang voor de bescherming van onze veiligheid en de onbelemmerde handel in Europa. De aan het woord zijnde leden vinden dat lidstaten zelf eerstverantwoordelijk zijn voor de bewaking van de buitengrenzen. Deze leden vinden het vervolgens wel verstandig dat er Europese afspraken zijn om een lidstaat bij te staan wanneer deze zijn verantwoordelijkheid niet kan of wil nemen en waardoor de werking van de Schengen-zone in gevaar komt. Zij staan daarom in beginsel positief-kritisch ten opzichte van de voorliggende voorstellen voor een Europees grens- en kustwachtagentschap.

Voornoemde leden hebben verder een aantal specifieke vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de EU-voorstellen over grens- en migratiebeheer die op 15 december jl. zijn gepubliceerd.

Ten aanzien van de effectiviteit vragen de leden van de VVD-fractie of u kunt aangeven wanneer u verwacht dat de grens- en kustbewaking volledig operationeel is? Kunt u aangeven in hoeverre dit op tijd is om de problematiek van de huidige migratiestroom te adresseren?

Hoe beoordeelt u het risico dat een lidstaat, bijvoorbeeld in het geval van Griekenland, deze voorstellen juist ziet als uitnodiging om de verantwoordelijkheid over de eigen grensbewaking niet meer te nemen en deze af te staan aan het agentschap? Op welke wijze is geregeld dat een lidstaat die zijn verantwoordelijkheid niet wil of kan nemen, moet betalen voor de kosten van de inzet van Europese grenswachters in die lidstaat?

Hoe borgt u tijdens de onderhandelingen dat het op te zetten systeem van dwingende Europese maatregelen voor de nationale grens- en kustwacht niet ingezet kan worden voor andere doeleinden dan het adresseren van een aanzienlijke migratiedruk waardoor het Schengengebied in gevaar komt?

De aan het woord zijnde leden hebben voorts vragen ten aanzien van de escalatieladder om te komen tot bindende Europese maatregelen. De huidige voorstellen geven een onwenselijk grote rol aan de Europese Commissie om bindende maatregelen te nemen, zoals het inzetten van snelle interventieteams in een lidstaat zonder diens instemming. De invloed van lidstaten dient bij dergelijke besluiten groter te zijn en voornoemde leden hebben u daarom aangespoord om u hiervoor hard te maken in de Europese onderhandelingen. Deze leden vragen naar het Europese krachtenveld binnen en buiten de Raad op dit specifieke punt en verzoeken om de Kamer terstond te informeren, indien er belangrijke wijzigingen in dit krachtenveld optreden.

De leden van de VVD-fractie vragen voorts of u kunt aangeven hoe het zit met de juridische status van een Nederlandse grenswachter die onder het nieuwe systeem actief is in het buitenland. Onder welke regels valt het dragen van een wapen door een Nederlandse grenswachter in het buitenland? Op welke wijze wordt de proportionaliteit van het eventuele gebruik van geweld door een Nederlandse grenswachter in het buitenland beoordeeld? Welk strafrechtstelsel is van toepassing op een grenswacht die in het buitenland wordt ingezet?

Naar verluidt heeft de juridische dienst van de Europese Commissie een advies uitgebracht bij het voorstel voor een Europese grens- en kustwacht. Kunt u de Kamer inzage geven in dit document?

Met betrekking tot de informatiepositie van de Tweede Kamer wensen de leden van de VVD-fractie gedurende de onderhandelingen over de voorstellen voor een EU-grensbewaking nauwgezet schriftelijk op de hoogte gehouden te worden over iedere belangrijke wijziging ten aanzien van de (te zetten stappen op de) escalatieladder om tot bindende Europese maatregelen te komen met betrekking tot de grensbewaking. Kunt u dit toezeggen?

Zodra definitief duidelijk is op welke wijze de escalatieladder voor bindende Europese maatregelen wordt vormgegeven, wensen de leden van de VVD-fractie een informatieprotocol (naar voorbeeld van het informatieprotocol aangaande ESM-gerelateerde crisismaatregelen in de eurozone) met het kabinet overeen te komen over de wijze waarop de Tweede Kamer in voorkomende gevallen vooraf en tijdig wordt geïnformeerd. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat de Kamer in dergelijke gevallen altijd in staat wordt gesteld om al dan niet haar goedkeuring over de Nederlandse positie hierover uit te spreken?

De aan het woord zijnde leden verzoeken om tijdens de onderhandelingen het concept-gemeenschappelijk standpunt (of de standpunten) van de Raad aan de Tweede Kamer te zenden, tijdig voorafgaand aan de besluitvorming hierover in de Raad. Daarbij verzoeken deze leden om niet in te stemmen met het gemeenschappelijk standpunt van de Raad, voordat hierover overleg heeft plaats gevonden in de Tweede Kamer. Kunt u dit toezeggen?

Tevens verzoeken de leden van de VVD-fractie om een planning van de trilogen over deze voorstellen en vragen zij u om verslag te doen van de voortgang en ontwikkelingen tijdens deze afzonderlijke bijeenkomsten. Kunt u dit toezeggen?

Verder vragen voornoemde leden of u een uitgebreid krachtenveld kunt schetsen met betrekking tot het gehele grens- en kustwachtpakket zoals dat zich voordeed tijdens de informele JBZ-raad op 25-26 januari 2016.

Ten aanzien van de handhaving wijzen de aan het woord zijnde leden op artikel 18, dat maatregelen en stappen bevat die de Europese Commissie kan zetten als de situatie aan de buitengrenzen dringend optreden vereist. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat een betrokken lidstaat onmiddellijk zijn medewerking aan het agentschap verleent en alle plannen van de Commissie netjes opvolgt. Wat gebeurt er in het geval een lidstaat geen medewerking verleent aan de door het agentschap of Raad vastgestelde maatregelen? Op welke wijze kunnen lidstaten gedwongen worden om Europese interventieteams toe te laten op het grondgebied? Welke sanctiemogelijkheden heeft de Europese Commissie?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de financiële gevolgen van dit voorstel 1,2 miljard euro voor 2017-2020 beslaan. Het kabinet verwacht dat de nog niet gereserveerde 800 miljoen meegenomen wordt in de voorstellen voor de jaarbegrotingen van 2017 tot 2020. Verwacht u ook dat de dekking voor deze voorstellen gevonden kan worden op de landbouwbegroting, of bij de structuur- en cohesiefondsen? Op welke wijze gaat de regering ervoor zorgen dat dit voorstel niet leidt tot een verhoging van de Nederlandse afdracht aan de EU?

Er wordt een snel inzetbare reservepool van grenswachters opgezet, zo lezen de aan het woord zijnde leden in artikel 19. Die reservepool van grenswachters dient ten minste uit 1.500 personen te bestaan. Wat is de bijdrage van de diverse lidstaten aan de reservepool van grenswachters (in aantallen en in expertise). Wat is het aandeel van Nederland hierin?

Verder vragen de leden van de VVD-fractie of u de capaciteit van het agentschap à 1.000 medewerkers in 2020 en een reserve van 1.500 deskundigen wel voldoende acht om een effectieve bewaking van de Europese buitengrenzen te realiseren?

Het agentschap beheert een pool van door lidstaten verstrekte technische uitrusting (artikel 38). Er wordt jaarlijks bilateraal onderhandeld tussen het agentschap en de lidstaten over de bijdragen van de lidstaten en de inzet daarvan. De aan het woord zijnde leden vragen hoe ervoor wordt gezorgd dat iedere lidstaat zijn «fair share» levert voor deze pool? Hoe wordt voorkomen dat één lidstaat substantieel meer bijdraagt dan een andere lidstaat? Welke concrete waarborgen zijn hiervoor opgenomen?

De motie-Voordewind c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1068) bevat de overweging dat er ook andere middelen bestaan om de grensbewaking op orde te brengen, waaronder het instellen van strengere (binnen)grenscontroles en de mogelijkheid om een lidstaat (tijdelijk) uit te sluiten van het Schengenverdrag. Kunt u een appreciatie geven van de haalbaarheid en effectiviteit van deze genoemde alternatieve mogelijkheden?

Ten slotte vragen voornoemde leden hoe u het risico beoordeelt dat er een competentiestrijd ontstaat tussen het Europese agentschap en de nationale kust- en grenswachten?

Ten aanzien van de voorgestelde verordening over systematische controle aan de buitengrenzen merken de leden van de VVD-fractie op dat zowel documenten van personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, als personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, systematisch moeten worden gecontroleerd aan de hand van de relevante nationale en Europese databanken. Deze leden vragen wat er gebeurt op het moment dat een document of een persoon gesignaleerd staat in een van deze databanken? Is de actie die op een signalering moet volgen uniform geregeld? En hoe wordt ervoor gezorgd dat alle lidstaten dit ook (uniform) uitvoeren?

De aan het woord zijnde leden vragen of met het systematisch controleren van personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, is gewaarborgd dat een signalering van personen aan wie een uitreisverbod is opgelegd of wiens document vervallen is (verklaard) niet ongezien kan blijven. Garanderen de systematische controles dat een aan betrokkene opgelegd uitreisverbod niet onopgemerkt kan blijven aan de Schengenbuitengrens?

Ten aanzien van de verordening reisdocument inzake terugkeer merken voornoemde leden op dat zij niet negatief staan tegenover een voorstel om te komen tot een geharmoniseerd laissez-passer dat de terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders kan vergemakkelijken. Deze leden zouden zich echter graag een beter beeld vormen van de omvang van de problematiek. Hoe vaak komt het voor dat een land een derdelander niet accepteert vanwege het ontbreken van een EU-reisdocument? Bij welke derde landen komt dit probleem het vaakst voor? Wat kunt u zeggen over de huidige acceptatiegraad onder derde landen? Wat is de verwachte meerwaarde van dit Europese voorstel?

Het voorgestelde EU-reisdocument voor de terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders wordt uitgegeven zonder dat de kosten hiervan in rekening worden gebracht bij deze derdelander. Kunt u aangeven waarom er niet gekozen wordt voor het in rekening brengen van een vergoeding, indien de derdelander in bezit is van een zeker hoeveelheid kapitaal?

Deelt u de mening van de leden van de VVD-fractie dat het voor de terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders van groter belang is dat de EU bij die derde landen steviger aandringt om deze personen terug te nemen? Welke instrumenten en middelen («carrot») worden hiervoor al ingezet? Deelt u de mening dat derde landen die niet voldoende meewerken aan de terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders moeten worden gekort op Europese subsidies of benadeeld in de handelsbetrekkingen («stick»)? Kunt u aangeven of, en op welke wijze, dat al gebeurt?

Wat betreft de verordening oprichting EU-agentschap visserijcontrole merken de aan het woord zijnde leden op dat de Commissie veel spreekt over een betere informatie uitwisseling en een intensievere samenwerking op het gebied van kustwachtfuncties, zoals de strijd tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij). Deze leden ondersteunen goede controle en handhaving van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dit creëert een gelijk speelveld binnen de Unie. In het voorstel wordt met name de nadruk gelegd op de uitwisseling van informatie en betere samenwerking tussen lidstaten, maar ook met derde landen. Voor de periode 2017-2020 betekent dit een extra 30 miljoen euro die hiermee gemoeid is. Voornoemde leden vragen of naast een betere informatie uitwisseling tussen lidstaten en derde landen, ook doelstellingen worden gesteld voor een verbeterde handhaving? Kunt u hier nader op ingaan?

De aan het woord zijnde leden lezen voorts dat er ook personeelsuitwisselingen zullen plaatsvinden met derde landen om zo van elkaar te leren. Samenwerking is goed, maar uiteindelijk gaat het ook om handhaving aan de buitengrenzen en binnen de Europese wateren, ook op IOO-visserij. Hoe is dit geborgd in dit voorstel vanuit de Commissie?

Tot slot willen de leden van de VVD-fractie ten aanzien van dit voorstel vragen hoe de verdere uitwerking zal verlopen? Kan de Kamer op de hoogte gehouden worden van de verdere stappen?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de Commissie voorstelt een agentschap op te richten ten behoeve van de Europese grens- en kustwacht, opgebouwd uit het bestaande agentschap Frontex. De vele vluchtelingen die een veilig thuis zoeken in Europa leggen een zware last op grenslanden als Griekenland. Zij kunnen het niet meer bolwerken en dus zullen de andere Europese landen moeten helpen, want een goede grensbewaking is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Voornoemde leden staan daarom in beginsel positief tegenover de plannen van de Europese Commissie om een Europese grens- en kustwacht op te zetten. Deze leden zijn van mening dat dit kan door het agentschap meer competenties te geven op het terrein van het beheer aan de buitengrenzen en het terugkeerbeleid. De aan het woord zijnde leden vinden het wel van groot belang dat dit te allen tijde in overleg met de nationale autoriteiten voor het beheer van de buitengrenzen zal gebeuren. De oprichting van een dergelijk agentschap kan volgens deze leden enkel slagen als die Europese grensbewaking gepaard gaat met goed functionerende opvang en registratie van vluchtelingen (hotspots) en een functionerend gezamenlijk asiel en migratiebeleid. Zij zouden graag willen horen of u deze mening deelt en of de totstandkoming van een Europese grens- en kustwacht alleen wenselijk en effectief is wanneer de hotspots werken? Bent u van mening dat de uiteindelijke zeggenschap over controle aan de grenzen van een lidstaat bij de Europese Commissie ligt of bij de lidstaat?

De aan het woord zijnde leden zouden graag informatieafspraken willen maken over dit dossier en de toezegging krijgen dat de Kamer gedurende de onderhandelingen over het agentschap op de hoogte wordt gehouden.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel voor deze verordening, die een Europese grens- en kustwacht in het leven roept en daar het wettelijk kader voor schept. Het gaat om verregaande voorstellen. Zo is er sprake van een verdere uitkleding van de autonomie van de lidstaten, waarvoor als rechtvaardiging (inzake de subsidiariteit) wordt gegeven dat het tot nu toe niet is gelukt om als lidstaten afzonderlijk zodanig effectief samen te werken dat de buitengrenzen adequaat beschermd worden. De directeur van het op te richten agentschap krijgt bijzonder veel macht. Die mag beslissen dat er maatregelen moeten worden genomen om een bepaalde «kwetsbaarheden» te adresseren. Een lidstaat moet een eventuele beslissing van de directeur in dat verband uitvoeren. Doet de lidstaat dat niet, en leidt dat tot het in gevaar brengen van het functioneren van de Schengen-ruimte, dan kan de Europese Commissie een «implementing decision» nemen om het agentschap zelf de actie te laten ondernemen die de lidstaat dus nalaat. Dat houdt in dat het agentschap dan op grondgebied van de niet meewerkende lidstaat mag opereren, ook tegen de wil van die lidstaat in. Dat is een verregaande inbreuk op de soevereiniteit van de lidstaten. Wat de regering betreft is aan het subsidiariteitsvereiste voldaan. Voornoemde leden vragen hoe die conclusie zich verhoudt met de vraagtekens die ook de regering plaatst bij deze verregaande bevoegdheidsoverdracht.

De aan het woord zijnde leden vragen wat u vindt van het uitgangspunt in het voorstel dat de proportionaliteit geborgd is, omdat alleen wordt ingegrepen als de situatie «kritiek» wordt. Deze leden vinden dit een subjectief begrip. Het wordt niet helemaal duidelijk wanneer daar precies sprake van is. De beslissing lijkt in ieder geval uiteindelijk bij de Europese Commissie te liggen (zie artikel 18).

De leden van de SP-fractie merken voorts het volgende op. Volgens de Commissie «waarborgt het voorstel de fundamentele rechten», en wel omdat er een mogelijkheid wordt ingebouwd om, als je vindt dat jouw fundamentele rechten zijn geschonden door het agentschap, bij dat zelfde agentschap een klacht in te dienen. Met die redenering wordt volstaan. Vindt u dit voldoende?

In de motie-Voordewind c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1068) wordt gevraagd om voor deze soevereiniteitsoverdracht voorlopig geen onomkeerbare stappen te nemen en om te vragen een BNC-fiche uit te brengen over de voorstellen. In plaats daarvan heeft de regering een brief aan de Kamer gestuurd met een kabinetsappreciatie. Waarom is dit in de vorm van een brief gedaan in plaats van in de vorm van een BNC-fiche? En wat is er precies gebeurd met het verzoek om een behandelvoorbehoud?

De leden van de CDA-fractie achten het van groot belang dat een goed functionerende Europese grenscontrole op korte termijn operationeel wordt. Wanneer er geen stappen worden gezet op de korte termijn zullen scherpere controles aan de Europese binnengrenzen onvermijdelijk zijn. Deze leden vragen in hoeverre in Europa voorbereidingen worden getroffen aangaande controles aan binnengrenzen en om welke grenzen gaat het dan.

De aan het woord zijnde leden vragen voorts welke concrete resultaten aangaande het Europees grensbeheer en migratiebeheer u kunt toezeggen binnen de termijn van zeven weken die de Minister-President onlangs in zijn speech in het Europees Parlement heeft gesteld. Een ambitieuze agenda wordt gesteund door deze leden, maar zij vragen nadrukkelijk om te stoppen met loze beloften, onrealistische proefballonnetjes en het stellen van niet te halen deadlines omdat deze funest zijn voor het nodige vertrouwen en het vinden van werkelijke oplossingen.

Vorige week heeft de Europese Commissie middels het Schengencontrole mechanisme geconcludeerd dat Griekenland in grote gebreken is gebleken aangaande de vorderingen om de Europese buitengrens te controleren. Mogelijk heeft dit consequenties voor Griekenland inzake de samenwerking in Schengenverband. De aan het woord zijnde leden vragen om een uiteenzetting te geven van de ingeschatte situatie en de praktische gevolgen voor het functioneren van de Europese grens en kustwacht wanneer Griekenland uit Schengen valt of wanneer lidstaten de nationale grenzen zelf gaan contoleren. Welke rol ligt er dan nog voor een nieuwe Europese grens- en kustwacht?

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat in eerste instantie alles gedaan moet worden om Schengen niet uit elkaar te laten vallen. Er bestaat in de Kamer brede consensus dat hiervoor de controle van de buitengrenzen gerealiseerd moet worden. Deze leden vragen of het kabinet het slagen van grenscontroles belangrijker acht dan de mate van bevoegdhedenoverdracht die hierbij vereist is. De regering heeft reeds vastgesteld dat het mandaat van het nieuwe agentschap voor de grens- en kustwacht niet in strijd is met de subsidiariteit en proportionaliteit. De aan het woord zijnde leden vragen of dit op subsidiariteit en proportionaliteit getoetste mandaat enkel betrekking heeft op de overdracht van bevoegdheden welke alleen geldt voor vluchtelingenproblematiek, of strekt het mandaat van het agentschap verder dan bevoegdheden omtrent de vluchtelingenproblematiek. Tevens willen voornoemde leden weten of er weerstand bij andere lidstaten tegen het agentschap is en zijn er lidstaten die fundamentele bezwaren hebben tegen de overdracht van bepaalde bevoegdheden. Zo ja, tegen welke bevoegdheden zijn er dan bezwaren?

Inzake deze bevoegdhedenoverdracht vragen de aan het woord zijnde leden u om precies weer te geven wat de reikwijdte van de bevoegdheid van de directeur van het nieuwe agentschap voor grens- en kustwacht is. In het bijzonder willen deze leden weten of de nieuwe directeur in staat is om de grensbewaking van lidstaten over te nemen, of is dit een fundamenteel besluit dat politiek geborgd wordt? Deze leden vragen hoe het nieuwe agentschap in het algemeen wordt gecontroleerd en in het bijzonder aan wie de directeur verantwoording moet afleggen.

De leden van de CDA-fractie hebben een aantal concrete vragen wat betreft de praktische uitvoering van de op te richten Europese grens- en kustwacht. In de voorstellen staat dat er 2.500 personeel wordt toegevoegd. Op basis waarvan is de keuze voor dit aantal gemaakt? Waarom niet meer of minder? Aangaande de pool van technisch personeel en materiaal, vragen zij wat de Nederlandse bijdrage wordt. In de voorstellen wordt een systematische controle van de EU-burgers aan de buitengrenzen en bij het verlaten van de EU voorgesteld. Geldt dat ook voor goederen? Om duidelijk inzichtelijk te hebben welke invloed en slagkracht dit nieuwe agentschap krijgt vragen voornoemde leden een schets te geven van de situatie wat er gebeurt wanneer het nieuwe agentschap beslist om de grensbewaking van Schiphol over te nemen. Tevens willen deze leden inzichtelijk hebben wat de structurele kosten zullen zijn van het nieuw op te richten agentschap. Wat zijn de kosten voor de lidstaten? Wordt er om een extra bijdrage gevraagd aan de grenslidstaten inzake materieel, financiën of anderszins? Daarnaast vragen voornoemde leden om precies weer te geven hoe hoog het budget is om de gehele Europese buitengrens effectief te controleren.

Een belangrijke manier om de vluchtelingenstroom te controleren is de mogelijkheid om mensen zonder status zo snel mogelijk terug te sturen. Nogmaals vragen de aan het woord zijnde leden hoe het er voor staat met de lijst van veilige landen in Nederland. Tevens willen deze leden weten welke rol het nieuwe agentschap precies gaat spelen in de terugzending van vluchtelingen en in hoeverre dat gevolgen heeft voor de Nederlandse terugkeerbeleid.

De leden van de CDA-fractie pleiten er voor dat de nieuwe Europese grens- en kustwacht slagvaardig kan opereren in de Middellandse Zee. Niet alleen op de grens tussen Turkije en Griekenland, maar langs alle Europese wateren. Om slagvaardig te werk te kunnen gaan zullen smokkelaars en ook vluchtelingen in internationale wateren gekeerd of opgevangen moeten kunnen worden. Hiervoor is een mandaat van de Verenigde Naties (VN) nodig. De aan het woord zijnde leden vragen om inzichtelijk te maken welke rol de VN speelt in het doen slagen van de Europese grens- en kustwacht. Te denken valt aan een VN-mandaat om in Libisch kustgebied te kunnen optreden. Voornoemde leden vragen een update te geven van de nodige internationale juridische voorwaarden en kaders, en wat daarin moet worden aangepast.

In het voorstel wordt gesteld dat verbindingsofficieren een mandaat verkrijgen om in derde landen te opereren. De aan het woord zijnde leden vragen om inzichtelijk te maken in hoeverre de verbindingsofficier complementair of zelfs als vervanging van een VN-mandaat kan worden gezien. Daarnaast vragen zij in hoeverre er in de nieuw op te richten agentschap ook naar de oostgrenzen van Europa is gekeken en in hoeverre de capaciteitsuitbreiding en bevoegdheden toekenning toereikend is voor toenemende druk op de Europese buitengrenzen op verschillende en meerdere plaatsen tegelijk.

Geen dossier staat op zich in de complexe vluchtelingencrisis. Daarom kan er niet op een bord tegelijk geschaakt worden. De aan het woord zijnde leden vragen om inzichtelijk te maken welke dossiers absoluut moeten worden gerealiseerd om op korte termijn zichtbaar resultaat te zien van een succesvolle aanpak van de vluchtelingencrisis. In het bijzonder vragen zij naar de samenhang en voortgang van de volgende dossiers: smart borders, hervestiging en herverdeling, herziening van Dublinakkoord, uitzetting door lidstaten, afstemming tussen verschillende databases en de op te stellen lijst van veilige landen. De tijd dringt en voornoemde leden vragen daarom aan te geven wanneer deze dossiers operationeel zijn en waar zich eventuele obstakels bevinden.

De migratieklok van premier Rutte is twee weken geleden gaan tikken. De leden van de CDA-fractie willen weten hoe reëel het is dat de belangrijkste dossiers en in het bijzonder de nieuwe Europese grenswacht gerealiseerd wordt binnen de tijd de premier heeft aangegeven. Grensbewaking is voor deze leden de belangrijkste stap die nu genomen moet worden om de vluchtelingencrisis onder controle te krijgen en in te dammen. Onder druk worden zaken vloeibaar. Inmiddels staat er genoeg druk op dit dossier om procedures te versnellen en tastbaar resultaat te behalen. De aan het woord zijnde leden vragen u de woorden van de premier toe te lichten en een realistisch maar ambitieus tijdpad inzake de controle van de Europese buitengrenzen uiteen te zetten, in ogenschouw nemend de redelijke termijn van realisatie van de reeds ingestelde middelen en voorgenomen afspraken.

Gezien de subsidiariteitstoets die in de Kamer voorligt over de voorstellen voor de nieuwe Europese grens- en kustwacht verzoeken voornoemde leden de Staatssecretaris, gezien de relevantie voor de subsidiariteitstoets, de vragen uit dit schriftelijk overleg zo spoedig mogelijk te behandelen en uiterlijk 10 februari 2016 aan de Kamer te doen toekomen.

De leden van de PVV-fractie zijn tegen elke vorm van EU-bemoeienis, dus ook tegen het voorstel om de controle over de eigen grenzen uit handen te geven aan de EU. Op dit belangrijke punt mag er geen bevoegdheidsoverdracht zijn. Voornoemde leden roepen de regering dan ook op om heel snel een streep door dit voorstel te halen.

Erkent u dat de toekomstige Europese grens- en kustwacht een nog grotere pendeldienst zal zijn voor asielzoekers dan Frontex nu is, aangezien Frontex nog meer mankracht krijgt en geen enkele asielzoeker zal worden tegengehouden aan de grens?

De leden van de D66-fractie hebben met grote interesse kennis genomen van het Europese voorstel voor een Europese grens- en kustwacht. De genoemde leden staan positief tegenover een Europese grens- en kustwacht. Recente ontwikkelingen laten zien dat elke lidstaat voor zich niet voldoende toegerust is om de Europese buitengrenzen te bewaken.

De aan het woord zijnde leden onderschrijven de noodzaak van het oprichten van een Europese kust- en grenswacht. Wel zijn deze leden van mening dat naar het uitbreiden van Frontex, ook het Europees Ondersteuningsbureau voor Asielzaken (EASO) een uitgebreider mandaat moet krijgen. Om de Europese buitengrenzen voldoende te bewaken moet er tegelijkertijd ook een effectief Europees asielbeleid liggen. Voornoemde leden zijn van mening dat EASO een cruciale rol kan spelen in het opzetten van hotspots en het gelijktrekken van Europese asielprocedures. Bent u bereid om in de onderhandelingen over een Europese grens- en kustwacht ook te pleiten voor een verdere uitbreiding van het mandaat en de capaciteit van EASO?

Voorts hebben de aan het woord zijnde leden vragen over de liaisonofficiers die in elke lidstaat geplaatst zullen worden. De genoemde leden vragen of het niet efficiënter is om Frontex een grotere rol te geven in het Schengen evaluatie-mechanisme. Waarom verdient dat niet de voorkeur?

Ten slotte hebben voornoemde leden vragen over juridische aansprakelijkheid. Als er zaken misgaan bij grensbewaking, is dan de betreffende lidstaat aansprakelijk of het agentschap dat de grensbewakers aanstuurt?

De leden van de SGP-fractie vragen of de onderbouwing van de verordening door de Europese Commissie in het enkele feit dat 1,5 miljoen personen illegaal de grens hebben overschreden toereikend is. Deze leden vragen hoe u bijvoorbeeld het gegeven beoordeelt dat de Commissie zelf geruime tijd aarzelend heeft opgetreden bij evidente niet-naleving van cruciale bepalingen van verordeningen en richtlijnen en niet direct en daadkrachtig tot handhaving is overgaan. In hoeverre is het zorgvuldig om te verwijzen naar massale illegale grensoverschrijdingen, wanneer deze escalatie mede in de hand is gewerkt door het ontbreken van handhaving door de Commissie?

De aan het woord zijnde leden willen graag een uitvoerige toelichting krijgen op de door de Europese Commissie gekozen rechtsbasis in relatie tot de soevereiniteit van de lidstaten. In hoeverre blijkt uit de totstandkoming van artikel 77 Verdrag betreffende werking van de Europese Unie dat ruimte is geboden om niet alleen tot coördinatie en integratie van beleid inzake grensbewaking te komen, maar zelfs om supranationale bevoegdheden te scheppen die nationale bevoegdheden kunnen beperken en doorkruisen?

De leden van de SGP-fractie vragen naar de samenhang tussen de voorgestelde verordening inzake grensbeheer en de handhavingsmechanismen op grond van de Schengengrenscode. Waarom verkiest u het inperken van nationale bevoegdheden boven het alternatief om lidstaten bij uitblijven van verbetering inzake grenscontrole niet alleen tijdelijk, maar ook permanent buiten het Schengengebied te zetten. Waarom ligt het niet voor de hand om lidstaten die zelfs, zoals de regering aangeeft, onwillig zouden zijn maatregelen te treffen juist buiten het Schengengebied te sluiten?

Voornoemde leden vragen in hoeverre het wenselijk is dat Frontex nieuwe stijl bij het inrichten van een operationele en technische strategie het beleid van nationale kustwachten kan doorkruisen in situaties waarin geen sprake is van een crisis. Hoe is de stelling van de regering dat lidstaten eerstverantwoordelijk dienen te blijven te verenigen met de opdracht voor het agentschap om in algemene zin, ook indien geen crisissituaties aan de orde zijn, de uitvoering van het grensbeheer te verzorgen? Deze leden constateren dat de verordening, mede door de gemengde samenstelling van de Europese grens- en kustwacht, onvoldoende differentiatie in verantwoordelijkheden aanbrengt.

De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering kennelijk de opvatting van de Europese Commissie deelt dat de Unie beter in staat is de grenzen te bewaken dan de lidstaten. Waarom zou het feit dat het beheer van de buitengrenzen een gezamenlijk belang is dat conform strenge Unienormen moet worden gehandhaafd noodzakelijkerwijs moeten leiden tot de conclusie dat dit niet voldoende door de lidstaten kan worden geborgd? Is het niet ongerijmd om het oordeel over de subsidiariteit positief te laten uitvallen vanwege het feit dat lidstaten afzonderlijk niet kunnen zorgen voor geharmoniseerde en coherente regelgeving? Deze leden wijzen erop dat het zorgen voor geharmoniseerde en coherente regelgeving door lidstaten altijd in gezamenlijkheid moet worden verzorgd. Zij vragen waarom de huidige praktijk van bijvoorbeeld het asielbeleid, waarin de bevoegdheden van de lidstaten bij het uitwerken en uitvoeren van geharmoniseerde minimumnormen intact wordt gelaten, niet toepasbaar zou zijn binnen het domein van de grensbewaking.

  • 3. 
    EU-voorstel: Raadsbesluit tijdelijk uitstel verplichtingen Zweden inzake relocatie (COM (2015) 677 i

De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering aangeeft begrip te hebben voor het voorstel van de Europese Commissie, maar hierin tegelijkertijd de bevestiging ziet dat maatregelen die enkel zien op crisissituaties onvoldoende zijn. De regering geeft vervolgens aan dat er nood is aan een meer structurele oplossing via verdeling van alle asielaanvragen onder de lidstaten. Hoe verhoudt de wens van een structurele oplossing zich tot middellange conclusie 15 van de JBZ-raad van september 2015 om asielverzoeken niet-ontvankelijk te verklaren op grond van «veilig derde land», waarna begeleide terugkeer snel kan plaats vinden? Kunt u de stand van zaken en een tijdshorizon geven met betrekking tot de uitvoering van deze conclusie?

De leden van de PvdA-fractie ondersteunen het tijdelijke Raadsbesluit, waardoor Zweden een jaar vrij wordt gesteld van de bestaande relocatieverplichtingen. Deze leden vinden het wel van groot belang dat Zweden na dit jaar opnieuw moet voldoen aan de verplichting voor herplaatsing. Zij zijn het eens met de kabinetsappreciatie dat een structurele oplossing via verdeling van alle asielaanvragen onder de lidstaten nodig is. Omdat Oostenrijk op 22 december 2015 ook om een tijdelijke en gedeeltelijke vrijstelling heeft gevraagd, zouden de aan het woord zijnde leden willen weten of er meerdere van deze verzoeken aan zitten te komen? En is het mogelijk om een toezegging te krijgen dat de Kamer hierover geïnformeerd blijft?

De leden van de SP-fractie hebben op zichzelf begrip voor het raadsbesluit. Wel vragen deze leden zich af in hoeverre sommige andere lidstaten zich nog gebonden voelen aan de eerdere afspraken. Het moet uiteraard een uitzondering blijven, het zou zonde zijn als dit een domino-effect heeft waarbij uiteindelijk niemand zijn verantwoordelijkheid wil nemen. Voornoemde leden begrepen dat Oostenrijk inmiddels een soortgelijk verzoek heeft gedaan. Is dit waar? En zijn er andere landen waarvoor dit ook geldt?

De leden van de PVV-fractie blijven de regering oproepen om niet langer mee te gaan in niet werkende EU-maatregelen als het herverdelen van asielzoekers die de asielcrisis alleen maar in stand houden. Daarentegen moet Nederland de eigen grenzen sluiten en geen enkele asielzoeker meer toelaten. Voor zover de regering onverhoopt nog mee gaat in het principe van herverdelingssystemen vragen voornoemde leden waarom niet het voorbeeld van Zweden en Oostenrijk wordt gevolgd om daar voor eigen land beperkingen in aan te brengen gelet op de zeer hoge instroom.

  • 4. 
    EU-voorstel: Aanbeveling vrijwillige regeling met Turkije inzake toelating vluchtelingen op humanitaire gronden C (2015) 9490

De leden van de VVD-fractie vinden dat vluchtelingen een veilig onderkomen moeten vinden zo dicht mogelijk bij huis. Deze leden zijn niet bereid om grote hoeveelheden vluchtelingen in Nederland op te vangen, die dit veilige onderkomen al eerder - in bijvoorbeeld Turkije - hebben gevonden. Voornoemde leden zijn wel bereid om mee te werken aan het bieden van die veiligheid in die regio. Die opvang komt zo ook ten goede aan vluchtelingen die niet een mensensmokkelaar kunnen betalen, of die niet sterk genoeg zijn om de gevaarlijke tocht naar Europa te ondernemen. De aan het woord zijnde leden wijzen er vervolgens op dat het vrijwillig opvangen van een kleine groep vluchtelingen in extreme situaties, onderdeel is van het plan dat zij begin 2015 presenteerden. In het geval van vluchtelingen in Turkije kan er wat deze leden betreft geen sprake zijn van overname van vluchtelingen, zolang de huidige illegale migratiestroom vanuit Turkije naar Europa niet is opgedroogd. Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot het verminderen van de migratiestroom vanuit Turkije naar Europa? En hoe staat het met de terugkeer van vluchtelingen naar Turkije?

Ten slotte vragen de leden van de VVD-fractie om een stand van zaken van de vorderingen om Turkije op de EU-lijst van veilige landen te krijgen?

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de op 15 december 2015 gepresenteerde aanbeveling van de Europese Commissie voor een humanitair toelatingsprogramma voor Syrische vluchtelingen uit Turkije. Humanitaire toelating zou volgens deze leden een alternatief moeten zijn voor de gevaarlijke routes die asielzoekers nu af moeten leggen. Hoe kijkt u aan tegen de voorwaarde die gesteld wordt, namelijk dat Turkije eerst vluchtelingen moet weten tegen te houden voordat de Commissie wil overgaan tot dit humanitair toelatingsprogramma?

De leden van de SP-fractie plaatsen vraagtekens bij de aanbeveling voor een regeling waarbij EU-lidstaten vrijwillig, onder bepaalde voorwaarden, vluchtelingen kunnen overnemen van Turkije. In hoeverre zijn lidstaten daadwerkelijk voornemens om vrijwillig vluchtelingen over te nemen? Premier Rutte werd in verschillende media al geciteerd met de uitspraak dat Nederland alleen zou meewerken als Turkije de instroom naar de EU tot bijna nul beperkt. De aan het woord zijnde leden achten dat geen realistisch perspectief. Bovendien heeft Amnesty International aandacht gevraagd voor het feit dat Turkije, in een poging de vluchtelingenstroom richting de EU te beteugelen, veel vluchtelingen aan de grens detineert en terugstuurt zonder dat hen de kans wordt geboden om asiel aan te vragen. Voornoemde leden vragen of het Nederland uitmaakt op welke manier Turkije de instroom beperkt. Heiligt het doel de middelen? Knijpt Nederland een oogje toe als het gaat om mensenrechten, als dat betekent dat er dan minder vluchtelingen onze kant op komen? Deze leden zouden dat, mede gelet op het Nederlandse voorzitterschap, zeer ongewenst vinden.

De PVV-fractie roept de regering op absoluut geen vluchtelingen uit Turkije over te nemen en verzoekt de regering zich duidelijk hierover uit te spreken (aantallen, per wanneer, et cetera) als de regering dit toch van plan is.

De leden van de SGP-fractie lezen dat lidstaten en geassocieerde staten bij het bepalen van de verdeling rekening zouden moeten houden met een aantal genoemde parameters. Deze leden vragen of de genoemde lijst dwingend en uitputtend is dan wel of lidstaten onder meer op grond van de genoemde parameters de verdeling kunnen bepalen en op welke wijze de weging gestalte krijgt.

De aan het woord zijnde leden vragen een toelichting en visie van de regering op de overweging dat bij het bepalen van het toe te laten aantal personen rekening gehouden moet worden met de impact die de duurzame afname van het aantal personen dat op irreguliere wijze de Unie binnenkomt, heeft op het totale aantal ontheemden in Turkije. Deze leden vragen in hoeverre aan de in de afspraken met Turkije concrete aantallen gekoppeld zijn aan de afname van het aantal irreguliere migranten en de toelating op basis van deze vrijwillige regeling. Bent u van mening dat het aantal op basis van deze regeling miniem zou moeten zijn wanneer blijkt dat de inspanningen en resultaten van Turkije bij het terugdringen van irreguliere migratie beperkt zijn?

II. Reactie van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

  • 1. 
    Inleiding

Het kabinet deelt de observatie van de VVD-fractie dat een versterkte Europese buitengrensbewaking slechts een deel van de oplossing van de migratiecrisis in breder verband is. De kern van de aanpak van de migratiecrisis moet zijn een versterking van de buitengrenzen van de EU waarbij lidstaten hun verantwoordelijkheden ter zake nakomen en hiertoe in EU-verband aan kunnen worden gehouden, het aanpakken van grondoorzaken, een duurzamere en adequatere vorm van opvang in de regio, een EU-programma voor hervestiging, een op solidariteit gestoelde billijke verdeling van de verantwoordelijkheid voor asielzoekers en vluchtelingen binnen de EU, een gezamenlijke effectieve terugkeer van mensen zonder verblijfstitel, en ontmanteling van het cynische bedrijfsmodel van mensensmokkel om zo de migratiestromen naar Europa te verminderen en beter beheersbaar te maken.

Voorts stellen de leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot de Verordening Europese grens- en kustwacht, meer specifiek met betrekking tot de werking hiervan. Het doel is om tijdens het Nederlands voorzitterschap een politiek akkoord te bereiken, zoals ook door de Europese Raad van 18 en 19 februari is verzocht. Het Nederlands voorzitterschap heeft dan ook de bespreking van het pakket voortvarend opgepakt zowel op ambtelijk niveau als tijdens de informele bijeenkomst van de JBZ-Raad op 25 januari jl. Het voorstel is opnieuw geagendeerd voor de JBZ-Raad van 25 februari a.s. Het hangt mede af van de behandeling door en onderhandelingen met het Europees Parlement wanneer de Europese grens- en kustwacht operationeel kan zijn. In de tussentijd blijft Frontex vanzelfsprekend zorgdragen voor de ondersteuning van de lidstaten aan de buitengrenzen. Vervolgens stellen de leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot de verantwoordelijkheid van lidstaten voor het beheer van de grenzen. Lidstaten blijven eerstverantwoordelijk voor het grensbeheer, dit is tevens opgenomen in het voorstel. De operaties in een lidstaat worden conform de budgettaire regels door het Agentschap gefinancierd. Voorts stellen de leden van de VVD-fractie vragen over de doelmatigheid van het voorstel. Dit wetgevingsvoorstel is gebaseerd op artikel 77, leden 1 en 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarin wordt bepaald dat de Unie beleid ontwikkelt dat tot doel heeft te zorgen voor personencontrole en efficiënte bewaking bij het overschrijden van de buitengrenzen. Het kabinet deelt de wens van de VVD-fractie om de invloed van lidstaten bij genoemde besluiten te vergroten en zet zich hier ook voor in. Zoals volgt uit het verslag van de informele bijeenkomst van de JBZ-Raad van 25 januari jl., wordt dit sentiment breder gedragen in de Raad. Het kabinet heeft de Tweede Kamer in het verslag van deze bijeenkomst geïnformeerd over het krachtenveld, alsook tijdens het algemeen overleg JBZ-Raad van 18 februari jl. en zal dit zoals gebruikelijk blijven doen. In aanwezigheid van de Commissaris voor Migratie, Binnenlandse Zaken en Burgerschap, de uitvoerend directeur van Frontex en de voorzitter van de LIBE-commissie van het Europees Parlement, benadrukten lidstaten tijdens de informele JBZ-Raad van 25 januari jl. voornamelijk de gevoeligheid omtrent het recht om te interveniëren. Lidstaten beaamden het bestaan van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het bewaken van de Europese buitengrenzen, maar stelden dat de primaire verantwoordelijkheid hiervoor moet blijven liggen bij de lidstaten. Een meerderheid van de lidstaten gaf aan van mening te zijn dat dit voorstel dit beginsel respecteert. Tevens onderschreef een meerderheid van de lidstaten dat het in bepaalde gevallen wenselijk is om druk te kunnen zetten op een lidstaat om een grensbeheeroperatie te accepteren, waarbij de Raad een rol dient te hebben in dit besluitvormingsproces. Lidstaten gaven aan van mening te zijn dat de capaciteit van Frontex moet worden versterkt, maar uitten tevens hun zorgen over de berekening van de percentages en de beschikbaarheid van grenswachters voor nationale inzet.

Het voorzitterschap concludeerde dat er over het algemeen overeenstemming bestaat over de noodzaak tot oprichting van een Europese grens- en kustwacht, waarbij alle aanwezigen de inzet voor spoedige besluitvorming bevestigden. Het voorzitterschap concludeerde dat de discussie de gewenste politieke sturing heeft opgeleverd op de meest betwiste onderdelen van het voorstel.

Voorts stellen de leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot de juridische status van een grenswachter. Grenswachters die in het kader van een Frontex-operatie ingezet worden in andere lidstaten, zijn gebonden aan de Frontex-Verordening. De taken en bevoegdheden van alle grenswachters in de EU zijn geharmoniseerd en vastgelegd in de Schengengrenscode (Verordening 562/2006 i), waarin ook expliciet wordt verwezen naar fundamentele rechten en het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. In de Verordening is bepaald dat grenswachters die deelnemen aan een gezamenlijke operatie dienen te handelen in overeenstemming met het Unierecht en het nationale recht van de ontvangende lidstaat. Voor iedere gezamenlijke operatie binnen het kader van de Verordening wordt het doel van de operatie en de uitvoering van de taken uit de Schengengrenscode nader vastgelegd in een operationeel plan. Tijdens de voorbereiding van een dergelijk operationeel plan vindt niet alleen afstemming plaats tussen het Agentschap en de ontvangende lidstaat, maar worden ook de andere lidstaten die een bijdrage willen leveren betrokken. Hoewel de Nederlandse grenswachters zouden handelen op instructie van de ontvangende lidstaat, behoudt

Nederland het uiteindelijke gezag of bevel en derhalve de zeggenschap over het optreden van Nederlandse grenswachters in de ontvangende lidstaat. De operationele instructies die door de ontvangende lidstaat worden gegeven aan de grensbewakers moeten in overeenstemming zijn met het operationeel plan.

De bevoegdheden van grenswachters in operaties staan beschreven in de Schengengrenscode en de grenswacht- en kuswachtverordening. Nederlandse grenswachters kunnen een opdracht weigeren uit te voeren indien deze opdracht strijdig is met de internationale, Europese of Nederlandse regelgeving.

Grenswachters blijven onderworpen aan de disciplinaire maatregelen van hun lidstaat. Hiervoor zijn er in de conceptverordening net als in de vigerende verordening specifieke bepalingen opgenomen die zien op taken, bevoegdheden en aansprakelijkheid van grenswachters gedurende deze operaties, alsook de mogelijkheid om wapens te dragen. Grenswachters mogen alleen die wapens dragen die door de ontvangende lidstaat zijn toegestaan. Daarnaast dienen grenswachters bij gebruik van geweld, conform de Frontex-verordening, zich zowel te houden aan de wetgeving van de eigen lidstaat als de lidstaat op wiens grondgebied de operatie plaatsvindt.

Voorts stellen de leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot de informatiepositie van de Tweede Kamer. Uw Kamer zal via de gebruikelijke weg in de geannoteerde agenda en verslagen van de JBZ-Raad worden geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen over het voorstel voor een Europese grens- en kustwacht. Er bestaat nog geen planning van de trilogen, de inhoudelijke behandeling door het Europees Parlement moet nog van start gaan.

Gelet op de wens van de Europese Raad van 18 februari jl. om voor het einde van het Nederlands voorzitterschap tot een politiek akkoord met het Europees Parlement te komen, is de verwachting dat trilogen zullen plaatsvinden in de tweede helft van het Nederlands voorzitterschap.

De aan het woord zijnde leden stellen vervolgens vragen met betrekking tot maatregelen en stappen die de Europese Commissie kan zetten indien de situatie aan de buitengrenzen dringend optreden vereist. In het voorstel zijn concrete maatregelen opgenomen die genomen kunnen worden als een lidstaat niet meewerkt. Indien lidstaten volharden in het niet voldoen aan hun verplichtingen op het gebied van grenscontrole, bestaat er in de Schengengrenscode en in het Schengenevaluatiemechanisme een mogelijkheid om uiteindelijk, op voorstel van de Europese Commissie, de controle aan de binnengrenzen opnieuw in te voeren ten opzichte van een lidstaat die tekortschiet in de uitvoering van zijn verplichtingen onder het Schengenacquis. Daarbuiten heeft de Europese Commissie vanzelfsprekend het recht om inbreukprocedures te starten wanneer lidstaten zich niet houden aan hun wettelijke verplichtingen op grond van het Schengenacquis.

Voorts stellen de leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot de financiële gevolgen. Zoals opgemerkt door de VVD-fractie zal dit voorstel worden meegenomen in de jaarbegrotingen van 2017 tot 2020. Het voorstel voor de begroting van 2017 verschijnt naar verwachting medio 2016, u wordt hier te zijner tijd over geïnformeerd. Het Commissievoorstel dient te passen binnen de plafonds van het meerjarig financieel kader. De Nederlandse afdracht aan de EU is geraamd op deze plafonds.

De leden van de VVD-fractie stellen vervolgens voorts vragen met betrekking tot de reservepool van grenswachters. De operationele behoeften van het op te richten agentschap zijn sterk afhankelijk van de praktische situatie aan de buitengrenzen. De pool van minimaal 1.500 man die volgens het voorstel verplicht geleverd dient te worden door lidstaten, betreft de snel inzetbare reservepool. Hieruit kunnen grenswachters ingezet worden voor snelle interventies. Indien het agentschap meer grenswachters nodig heeft, kan het agentschap deze alsnog aan lidstaten vragen. Lidstaten kunnen de extra bijdrage via de «gewone flexpool» leveren. De precieze uitwerking van de snel inzetbare reservepool, inclusief de verdeelsleutel is nog een punt van onderhandeling.

De aan het woord zijnde leden verwijzen naar de motie-Voordewind c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1068) dat er ook andere middelen bestaan om de grensbewaking op orde te brengen, waaronder het instellen van strengere binnengrenscontroles en (tijdelijke) uitsluiting van het Schengenverdrag. Het kabinet is van mening dat deze alternatieve maatregelen pas moeten worden ingezet als er een acute dreiging van de openbare orde en de nationale veiligheid in een of meerdere lidstaten ontstaat, of wanneer de lidstaten de maatregelen zoals genoemd in artikel 18 van het voorstel niet opvolgen.

Voorts stellen de leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot een mogelijke competentiestrijd tussen het Europese agentschap en de nationale kust- en grenswachten. Lidstaten blijven primair verantwoordelijk voor het bewaken van de buitengrenzen, de ondersteunende en complementerende rol van de op te richten Europese grens- en kustwacht wordt met dit voorstel versterkt. Met dit voorstel wordt de samenwerking tussen de nationale kust- en grenswachters versterkt.

Vervolgens stellen de leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot de systematische controle aan de buitengrenzen. Als bij de grenscontrole wordt geconstateerd dat de betreffende persoon geregistreerd staat in één van de relevante databanken, dan zal er in de tweedelijnscontrole nader onderzoek worden verricht naar de achtergrond van de signalering. Op basis van deze tweedelijnscontrole wordt duidelijk welke handhavingsacties noodzakelijk zijn. De kaders voor de procedures voor signaleringen van personen en de opvolgingsacties zijn op Europees niveau vastgelegd. In relatie tot het Schengeninformatiesysteem (SIS) zijn de procedures vastgelegd in het zogenoemde Sirene-handboek uit 2015 - een implementatiebesluit1 van de Commissie. Bovendien worden de praktijken inzake controles en het gebruik van het SIS onder andere besproken in het SIS/VIS-comité en is het ook een onderwerp van de Schengenevaluaties.

Voorts stellen de leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot een «EU laissez-passer». Terugkeer van vreemdelingen vindt in de regel plaats met gebruikmaking van een vervangend reisdocument dat is afgegeven door de autoriteiten van het land van herkomst. In de huidige uitvoeringspraktijk wordt het bestaande model van het EU laissez-passer (EU LP) niet veelvuldig gebruikt. Het EU LP wordt nu met name gebruikt voor specifieke gevallen zoals bij de terugkeer van niet EU-ingezetenen, die een geldig verblijfsrecht hebben in een andere lidstaat dan Nederland. Daarnaast wordt het EU LP in voorkomende gevallen gebruikt bij de terugkeer van vreemdelingen uit voornamelijk Afghanistan, Somalië en Kosovo.

De situatie dat een land een derdelander niet accepteert vanwege het ontbreken van een EU LP komt in de praktijk niet voor. Er is echter wél een aantal derde landen dat niet accepteert dat hun burgers terugkeren met gebruikmaking van het huidige model EU LP.

Het Commissievoorstel beoogt een betere acceptatie van het vernieuwde EU LP ten opzichte van het huidige document door bevoegde autoriteiten van derde landen, onder andere door het aanbrengen van betere veiligheidskenmerken. Zij zullen beter bereid zijn om burgers van wie geldige reisdocumenten ontbreken terug te laten keren met het vernieuwde EU LP.

Een bredere acceptatie van het EU LP zal ertoe leiden dat meer derdelanders in het bezit kunnen worden gesteld van een EU LP om terug te kunnen keren. Dit zal gunstig uitwerken op de terugkeercijfers. Dit staat en valt met de gezamenlijke inspanning die de Europese Commissie en de lidstaten de komende tijd doen om het gesprek aan te gaan met derde landen en nadere afspraken te maken over de acceptie van het vernieuwde EU LP, met name in het kader van terugkeersamenwerking. Het huidige EU LP wordt, net als het nieuwe, met name gebruikt in het geval van gedwongen terugkeer. Het ligt dan ook niet voor de hand om hiervoor een vergoeding te vragen; voorkomen dient immers te worden dat daardoor de terugkeer wordt vertraagd; het document dient er juist toe terugkeer te bevorderen. Het achteraf verhalen van de kosten van het EU-reisdocument op de (reeds teruggekeerde) vreemdeling zal, nog los van de vraag of dit praktisch uitvoerbaar zal zijn, waarschijnlijk veel duurder zijn dan de kosten voor het aanmaken van het document.

Voorts stellen de leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot terugkeersamenwerking met derde landen. De verbetering van de terugkeersamenwerking met derde landen is een belangrijke doelstelling van het EU actieplan terugkeer dat in september 2015 werd overeengekomen. Het onderwerp wordt door de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en de Europese Commissie op hoog (politiek) niveau met derde landen besproken. Verder werken EDEO en de Europese Commissie momenteel aan de ontwikkeling van specifieke landenpakketten, waarin wordt bezien welke middelen («carrots and sticks») kunnen worden ingezet mocht de medewerking onvoldoende blijven. De eerste vier pakketten voor Pakistan, Bangladesh, Marokko en Algerije zijn gepresenteerd in het Coreper. De lidstaten zijn nu aan zet om te bepalen wat hun bijdrage is aan deze pakketten.

Wat betreft de vragen van de aan het woord zijnde leden met betrekking tot het EU-agentschap visserijcontrole merkt het kabinet op dat de voorstellen voor de Europese grens- en kustwacht de oorspronkelijke doelstellingen van het Europees Bureau voor visserijcontrole niet wijzigen. Deze blijven gericht op een adequate samenwerking tussen lidstaten met het oog op een effectieve en efficiënte handhaving van de regelgeving in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Ook heeft de intensievere samenwerking geen nadelige gevolgen voor de aanpak van de illegale, ongereguleerde en niet-gerapporteerde (IOO) visserij. Integendeel. De strijd tegen de IOO-visserij kan juist meer effectief gevoerd worden door de verwachte grotere synergie tussen de drie Agentschappen onder meer als gevolg van de additionele personele en financiële middelen die beschikbaar worden gesteld.

Voor de vragen van de PvdA-fractie met betrekking tot een alomvattende aanpak van de Europese migratieproblematiek en het voorstel voor een Europese grens- en kustwacht, zeggenschap over het beheer van de buitengrenzen en informatieafspraken verwijs ik u naar de antwoorden hieromtrent op de vragen van de VVD-fractie.

De leden van de SP-fractie stellen vragen met betrekking tot de rol van de Europese Commissie en het beheer van de buitengrenzen. Zoals ook in de antwoorden aan de VVD-fractie opgenomen, hanteert het kabinet het uitgangspunt dat elke lidstaat eerstverantwoordelijk blijft voor het beheer van (buiten)grenzen, en dat elke lidstaat hier zijn verantwoordelijkheid voor moet nemen. Vanwege de gezamenlijke ruimte zonder controles aan binnengrenzen hebben lidstaten daarnaast de verantwoordelijkheid om andere lidstaten bij te staan wanneer die, bijvoorbeeld vanwege een sterk toegenomen druk op de buitengrens, niet in staat zijn alleen de grensbewaking uit te voeren. Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit positief, omdat de lidstaten afzonderlijk niet kunnen zorgen voor coherente en geharmoniseerde regelgeving inzake het beheer van de buitengrenzen van de EU en de toewijzing van taken van het op te richten EU-agentschap. Echter, op onderdelen zijn de waarborgen, inclusief de betrokkenheid van de lidstaten, nog onvoldoende aanwezig of uitgewerkt. Dit geldt met name voor de verplichting voor de directeur van het agentschap om in urgente situaties enkel op basis van een uitvoeringshandeling van de Commissie een operatie op te starten in een lidstaat, zelfs als deze lidstaat daar niet mee instemt. Het kabinet is van mening dat de Raad een actieve rol moet hebben in de totstandkoming van een dergelijk besluit, waarbij besluitvorming per gekwalificeerde meerderheid plaatsvindt en democratische controle mogelijk is. Daarbij moet het gaan om een situatie van aantoonbare onwil en tekortschieten in adequaat beheer door een lidstaat.

Voorts informeren de leden van de SP-fractie of fundamentele rechten in het voorstel genoeg worden geborgd met het voorgestelde klachtmechanisme. Naast dit klachtmechanisme zou het kabinet ook willen wijzen op het aparte hoofdstuk gericht op de bescherming van grondrechten in het voorstel (artikel 33 e.v.) en de mogelijkheid om operaties te beëindigen bij geconstateerde schendingen van grondrechten (artikel 24).

Voorts informeren de aan het woord zijnde leden naar de manier van informeren door het kabinet. Het kabinet heeft ervoor gekozen om de Tweede Kamer in plaats van een BNC-fiche met een brief te informeren, zodat de kabinetsappreciatie van het hele pakket voorstellen in één keer kan worden aangeboden. De brief met de kabinetsappreciatie van 8 januari jl. bevat grotendeels dezelfde informatie als een BNC-fiche. In de motie Voordewind wordt het kabinet verzocht geen onomkeerbare stappen te nemen wanneer het gaat om de overdracht van bevoegdheden. Met het voorstel vindt er geen overdracht van de bevoegdheid plaats, stappen in die richting zijn ook niet gezet. De lidstaten blijven primair verantwoordelijk voor de uitvoering van de grensbewaking.

De leden van de CDA-fractie informeren welke landen tijdelijke controles aan de binnengrenzen hebben ingevoerd vanwege de migratieproblematiek. Op het moment van schrijven hebben zes Lidstaten (Duitsland, Denemarken, Frankrijk, Noorwegen, Oostenrijk en Zweden) tijdelijk controles aan de binnengrenzen ingevoerd.

De aan het woord zijnde leden informeren naar het nut van het hebben van een Europese grens- en kustwacht wanneer Griekenland uit Schengen zou vallen of wanneer lidstaten de eigen grenzen zelf gaan controleren. Wat het kabinet betreft sluit het één het ander niet uit. In het onderhavige voorstel worden maatregelen voorgesteld om de buitengrenzen van de EU te versterken. Daarnaast wordt het met het nieuwe voorstel mogelijk om eerder maatregelen te treffen wanneer lidstaten hun grensbewaking niet conform de regels van het Schengenacquis uitoefenen.

Het kabinet deelt de opvatting van de CDA-fractie dat de inzet erop gericht is om het vrij verkeer van personen binnen het Schengengebied te garanderen. Hiervoor is wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten noodzakelijk en daarnaast is het van essentieel belang dat de lidstaten hun verplichtingen conform het Schengenacquis nakomen. Dit betekent niet dat de soevereiniteit van de lidstaten op het terrein van het grenstoezicht moet worden ingeperkt. Zoals eerder gezegd zijn en blijven de lidstaten primair verantwoordelijk voor de bewaking van hun deel van de buitengrenzen.

Voor de vragen van de CDA-fractie met betrekking tot een alomvattende aanpak van de Europese migratieproblematiek en het voorstel voor een Europese grens- en kustwacht, het krachtenveld en de snelle interventiepool verwijs ik u naar de antwoorden hieromtrent op de vragen van de VVD-fractie.

Voor de vragen van de CDA-fractie met betrekking tot een bevoegdheidsoverdracht verwijs ik u naar de antwoorden hieromtrent aan de SP-fractie.

Voorts stellen de leden van de CDA-fractie vragen met betrekking tot de lijst veilige landen van herkomst. Hierover heb ik u op 9 februari jl. een brief gestuurd.2

Vervolgens stellen de leden van de CDA-fractie vragen met betrekking tot de rol van het op te richten agentschap op terugkeer. Er wordt momenteel nog onderhandeld over de taken van het terugkeerbureau dat is voorzien als onderdeel van het grens- en kustwachtagentschap. In de kabinetsappreciatie van het voorliggende pakket voorstellen is een beschrijving van het Commissievoorstel opgenomen, waarin ook een versterkte rol is voorzien voor het agentschap op het terrein van terugkeer. Terugkeer is enkel aan de orde bij personen die niet of niet langer rechtmatig verblijf hebben in de Europese Unie en waartegen een terugkeerbesluit is genomen, zoals afgewezen asielzoekers. Van de terugzending van vluchtelingen zal derhalve geen sprake zijn.

De aan het woord zijnde leden informeren naar de bevoegdheden van het agentschap met betrekking tot het uitvoeren van operaties in derde landen. Met het voorstel wordt de bevoegdheid gecreëerd dat het Agentschap in derde landen operaties kan uitvoeren. De invulling van deze bevoegdheid zal in de komende periode verder moeten worden uitgewerkt. In dat kader zal ook op de relatie met de Verenigde Naties worden gereflecteerd.

Het kabinet is het met de CDA-fractie eens dat er op verschillende borden tegelijk geschaakt moet worden om een antwoord te bieden op de migratiecrisis. De contouren van zo’n integrale aanpak zijn reeds eerder met uw Kamer gedeeld3 en de door de CDA-fractie genoemde dossiers vormen daar een onderdeel van. Uw Kamer wordt periodiek door het kabinet geïnformeerd over de voortgang op de genoemde dossiers. Op verschillende door de CDA-fractie genoemde dossiers bestaat nog geen voorstel van de Europese Commissie, daar kan het kabinet vooralsnog niet op reageren. Voor wat betreft de vragen over het tijdspad van de behandeling van de Europese grens- en kustwacht verwijst het kabinet naar de antwoorden hieromtrent aan de VVD-fractie.

Het kabinet herkent zich niet in de suggestie van de leden van de PVV-fractie dat de Europese grens- en kustwacht een pendeldienst voor asielzoekers zal worden.

De leden van de D66-fractie informeren naar het mogelijke uitbreiden van de capaciteit van EASO. Een verdere uitbreiding van het mandaat en de capaciteit van EASO is geen onderdeel van de onderhandelingen over een Europese grens- en kustwacht. Het mandaat van het EASO is immers vastgelegd in de Verordening tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken.4 Het kabinet acht het dan ook niet opportuun om in de onderhandelingen over een Europese grens- en kustwacht te pleiten voor een verdere uitbreiding van het mandaat van EASO. Wel vindt het kabinet het van belang dat EASO voldoende capaciteit heeft om de steeds grotere verwachtingen waar te maken die het agentschap krijgt toebedeeld, o.a. bij de inrichting van de hotspots. In een Mededeling5 van 14 oktober 2015 heeft de Europese Commissie maatregelen aangekondigd om de capaciteit van EASO te vergroten. Voorts is het van belang dat lidstaten de door EASO gevraagde experts leveren. Als voorzitter van de Raad van de Europese Unie spoort Nederland andere lidstaten aan om hun bijdrage hierin te leveren of op te schroeven. In het kader van het EU-voorzitterschap heeft Nederland ook het initiatief genomen om tot meer harmonisatie te komen van het beleid dat lidstaten voeren ten aanzien van de landen waar asielzoekers vandaan komen en ziet daarin een belangrijke rol voor EASO. De kern van dit initiatief is een voorstel voor de inrichting van een netwerk van beleidsexperts uit de lidstaten die, onder coördinatie van EASO, naar aanleiding van een (gezamenlijk) rapport over een land van herkomst, de betekenis duiden voor het asielbeleid ten aanzien van dit land.

Voorts informeren de aan het woord zijnde leden naar de verbindingsfunctionarissen. Door plaatsing van verbindingsfunctionarissen in de lidstaten kan de samenwerking tussen lidstaten en het agentschap worden geïntensiveerd. Het agentschap behoudt zijn rol in de procedure van het Schengenevaluatiemechanisme. Daarnaast moet het agentschap in de uitvoering van de kwetsbaarheidsanalyse ook rekening houden met de uitkomsten van de Schengenevaluatie. Het is wenselijk dat de informatie uit de kwetsbaarheidsanalyse ook onderdeel wordt van het Schengenevaluatiemechanisme.

Voor de antwoorden over de juridische aansprakelijkheid van grenswachters verwijs ik u naar de antwoorden hieromtrent op vragen van de VVD-fractie.

Het kabinet deelt niet het standpunt van de leden van de SGP-fractie over de rol van de Europese Commissie met betrekking tot niet-naleving, daar de lidstaten primair verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het grenstoezicht. Het kabinet meent dat de Europese Commissie in de afgelopen periode zorgvuldig heeft gehandeld en zeker niet nalatig is geweest in de uitvoering.

Voorts informeren de leden van de SGP-fractie naar de mogelijkheid om supranationale bevoegdheden te scheppen. Door de Juridische Dienst van de Raad is bevestigd dat de soevereiniteit van de lidstaten niet in het geding komt: de betreffende lidstaat moet instemmen met het operationeel plan en de operatie zal plaatsvinden onder het commando van deze lidstaat. Kortom, op basis van het voorstel is er geen sprake van dat het agentschap zelfstandig een operatie uitvoert zonder medewerking van de betreffende lidstaat. Deze bevoegdheidsverdeling tussen de lidstaten en het Agentschap is dan ook in lijn met de motie-Voordewind c.s.6 Ten slotte wil het kabinet ook hier verwijzen naar antwoorden hieromtrent aan de VVD-fractie en SP-fractie.

Voorts stellen de leden van de SGP-fractie vragen naar de samenhang tussen de voorgestelde verordening inzake grensbeheer en de handhavingsmechanismen op grond van de Schengengrenscode. Het kabinet zet zich in voor een grotere samenhang tussen de voorstel voor een Europese grens- en kustwacht en het Schengenevaluatiemechanisme. Het agentschap zal, zoals dat het nu ook het geval is, waar nodig de lidstaten ondersteunen in de uitvoering van de bewaking van de buitengrenzen en operaties tussen de lidstaten coördineren. De primaire verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het grenstoezicht blijft bij de lidstaten. Met het voorstel wordt de bevoegdheid van het agentschap versterkt. Het agentschap zal preventiemaatregelen en operaties kunnen voorstellen om de bewaking van de buitengrenzen te versterken en te voorkomen dat door gebreken in de uitvoering van de grensbewaking, het Schengengebied in gevaar komt. Daarnaast betekent de herinvoering van de binnengrenscontrole niet dat lidstaten tijdelijk of permanent buiten het Schengengebied worden gezet.

Voor de vragen met betrekking tot subsidiariteit en gedeelde verantwoordelijkheid verwijs ik u naar de antwoorden hieromtrent aan de SP-fractie.

  • 3. 
    EU-voorstel: Raadsbesluit tijdelijk uitstel verplichtingen Zweden inzake herplaatsing (COM (2015) 677 i

De leden van de VVD-fractie informeren naar de voortgang op de wens van het kabinet om een meer structurele oplossing voor de Europese migratieproblematiek. Zoals ik heb geschreven in mijn brief van 8 september 2015 aan uw Kamer is het van belang dat voor mensen die opvang hebben in de regio nadat ze hun land van herkomst zijn ontvlucht, ook perspectief bestaat om te voorkomen dat ze alsnog doorreizen naar de Europese Unie. Investeren in de opvangomstandigheden in de landen in de regio zoals bijvoorbeeld thans gebeurt voor Turkije, kan er toe bijdragen dit land als veilig derde land te kunnen bestempelen. De uitvoering van het gezamenlijke actieplan van de Europese Unie en Turkije inzake de aanpak van de vluchtelingenproblematiek zal hieraan bijdragen.

De leden van de PvdA-fractie en SP-fractie informeren naar een mogelijk gelijk verzoek van Oostenrijk tot opschorting van de herplaatsingsverplichtingen. In mijn brief van 16 februari jl. inzake de kabinetsappreciatie maatregelen Commissie d.d. 10 februari 2016 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het voorstel tot opschorting van de herplaatsingsverplichtingen voor Oostenrijk.7

De leden van de PVV-fractie informeren of Nederland van plan is een dergelijk verzoek in te dienen. Nederland is vooralsnog zelf niet van plan een verzoek tot opschorting bij de Europese Commissie in te dienen.

  • 4. 
    EU-voorstel: Aanbeveling vrijwillige regeling met Turkije inzake toelating vluchtelingen op humanitaire gronden C (2015) 9490

De leden van de VVD-fractie informeren naar de huidige stand van zaken met betrekking tot het verminderen van de migratiestroom vanuit Turkije naar Europa. De instroom vanuit Turkije naar Europa wordt nog niet in voldoende mate beperkt, daarom wordt er zeer frequent met de Turkse partners gesproken om dit te bewerkstelligen. Een ontmoeting met Turkije tijdens de Europese Raad van 18 en 19 februari kon geen doorgang vinden in verband met de recente aanslagen in Turkije, maar dit zal nu waarschijnlijk begin maart worden georganiseerd. Voorts stellen de aan het woord zijnde leden vragen over de stand van zaken met betrekking tot de terugkeer van vluchtelingen naar Turkije. Het gemeenschappelijke actieplan tussen de EU en Turkije ziet expliciet op samenwerking op het gebied van terug- en overname. In het bijzonder wordt de voortvarende toepassing van de bilaterale terug- en overnameovereenkomsten tussen Turkije en respectievelijk Griekenland en Bulgarije genoemd. Met name in relatie tot Griekenland zijn stappen gezet. Overnames tussen Griekenland en Turkije vinden plaats. Er is sprake van intensief contact tussen Griekenland en Turkije om eventuele uitvoeringskwesties op te lossen.

Ten slotte informeren de leden van de VVD-fractie naar de stand van zaken met betrekking tot het plaatsen van Turkije op de EU-lijst van veilige landen. Het kabinet begrijpt dat u hier doelt op de Europese lijst van veilige landen van herkomst. Deze lijst wordt op dit moment nog besproken in verschillende gremia, op ambtelijk niveau en het Europees Parlement. Daarnaast voert de EU een brede migratiediscussie met Turkije. In mijn brief van 3 november 2015 en tijdens het begrotingsdebat heb ik aangegeven dat ik het niet verstandig vind om vooruit te lopen op deze ontwikkelingen. Daarom heb ik Turkije op dat moment nog niet op de nationale lijst veilige landen van herkomst opgenomen. Tijdens het algemeen overleg van 4 februari jl. heb ik u gezegd hier niet te lang mee te willen wachten. De besprekingen in Brussel verlopen wat dit betreft nog niet zonder obstakels. Daarom zal ik in mijn volgende brief dit voorjaar ook een beoordeling geven over het plaatsen van Turkije op de nationale lijst van veilige landen van herkomst.

Voor de antwoorden aan de leden van de PvdA-fractie met betrekking tot humanitaire toelating vanuit Turkije verwijs ik u naar de antwoorden hieromtrent aan de VVD-fractie.

De leden van de SP-fractie informeren naar de borging van grondrechten door Turkije bij het beperken van de instroom van migranten naar Europa. Het kabinet is van mening dat instroombeperking door Turkije moet gebeuren met volledige inachtneming van de rechten van asielzoekers.

De leden van de SGP-fractie informeren naar de precieze parameters en aantallen van een humanitair toelatingsprogramma met Turkije. Het kabinet wijst erop dat het hier een aanbeveling betreft, het uiteindelijke programma en mechanisme moet nog worden uitgewerkt. Daarom is er op dit moment nog weinig te zeggen over de uiteindelijke parameters en aantallen. De aanbeveling is conditioneel en flexibel opgesteld, het humanitaire toelatingsprogramma met Turkije is onlosmakelijk gelinkt aan een substantiële, duurzame en verifieerbare afname van de instroom en treedt dan pas in werking. Daarnaast voorziet de aanbeveling in een opschortingsmogelijkheid.

Noot 1

C (EU) 2015/219.

Noot 2

Kamerstuk 19 637, nr. 2123.

Noot 3

Kamerstuk 19 637, nr. 2030

Noot 4

Verordening (EU) Nr. 439/2010 i.

Noot 5

COM(2015) 510 final i.

Noot 6

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1068.

Noot 7

Kamerstuk 22 112, nr. 1076.


 
 
 

3.

More information

 

4.

Parlementaire Monitor

The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.