Roeping en vorming

Source: R.R. (Ruard) Ganzevoort i, published on Monday, September 7 2015, 1:31.

Overdenking in de Leidse Studentenekklesia bij de start van het nieuwe studiejaar. Inspiratie was de bijbeltekst Handelingen 8:5-24 en een citaat van de filosoof Paul Ricoeur: “Voor ons, die leven na de Verlichting, is de spanning […] voelbaar tussen de pool van het ‘autonome geweten en die van de geloofsgehoorzaamheid. […] Het tot uitdrukking brengen van enerzijds de autonomie van het geweten en anderzijds de symbolisering van het geloof, vormt […] de moderne gestalte van het ‘geroepen zelf’, […] ‘the call of conscience’.” (The summoned self, p. 274)

Het ging niet alleen over het Maagdenhuis… Het was niet alleen een Amsterdams dingetje van lokale studenten en beroepsdemonstranten. En we kunnen nu het weer rustig is niet simpelweg back to business. Want de vraag die de afgelopen jaren steeds scherper is geworden, gaat over de kernvraag wat onze core business nu eigenlijk is. Vandaag betrek ik die vraag op het onderwijs, maar het had net zo goed over de zorg, het woonbeleid, de banken, de internationale betrekkingen, of de overheid kunnen gaan. Overal ligt de vraag op tafel. Niet alleen: doen we de dingen wel goed genoeg? Maar vooral: zijn we wel genoeg bezig met de goede dingen?

Dat is voor mij de kern van het begrip ‘roeping’. Roeping heeft niet per se te maken met een religieuze opdracht of met een onderbetaald baantje in de zorg. Het is veel meer de stem die vragen stelt. Het is het geweten dat opspeelt als je focus verkeerd ligt. Het is de klokkenluider die zegt: hé, dit is toch niet waar het allemaal om begonnen was? Roeping is de spiegel waarin je kijkt als je je afvraagt of je nog wel op het goede spoor zit.

Dat is een vraag die je persoonlijk kan bezighouden. Je bent begonnen met een opleiding, een baan. En al snel of langzaamaan komt de vraag op je daar nu echt de rest van je leven zoveel uur per week aan wilt besteden. Misschien dacht je vooraf dat je er je vervulling in zou vinden, maar valt het allemaal erg tegen. Misschien blijkt dat je dingen moet doen die eigenlijk schuren met wat voor jou belangrijke waarden zijn. Misschien is het allemaal wel leuk en interessant wat je doet, maar mist het een diepere betekenis en wordt het je allemaal te hol. Of misschien lukt het je maar niet om een baan te vinden die past bij jouw interesses en mogelijkheden en begin je je af te vragen waar jouw plek in de samenleving is…

Roeping. Doe je de goede dingen? Doe je de dingen die jíj bij uitstek zou moeten doen? En zonder het te zwaar te maken alsof het ook gelijk je levenswerk voor altijd zou moeten zijn: doe je de dingen die jíj nú zou moeten doen? Ben je op de goede plek bezig? Welk appel wordt er op je gedaan en luister je ook naar die stem? De filosoof Paul Ricoeur zag de mens als een ‘aangesproken wezen’. Er klinkt een appel op ons vanuit de wereld die ons omringt en daar moeten we iets mee. En als we op dat appel ingaan, dan doen we dat niet in slaafse gehoorzaamheid maar vrijwillig en uit liefde. Ons autonome geweten en de gelovige gehoorzaamheid gaan samen in het luisteren naar het appel. Daar worden we geroepen mensen.

Ricoeur speelt met de woorden, met de heilige taal van roeping en van profeten die misschien wel helemaal geen zin hadden zoals Jona of niet durfden zoals Mozes. Maar hij is er heel helder over dat dit spreken over roeping niet gaat over de religieuze virtuozen, maar over gewone mensen in het gewone leven. Als de heilige boeken die grote woorden gebruiken, dan zijn dat de verdichtingen van hoe het in ons gewone leven gaat. En de grote oproep aan Mozes - red je volk - is ook het symbool van de grote uitdagingen die deze wereld aan ons stelt. Roeping.

Maar diezelfde vraag kunnen we ook stellen aan bijvoorbeeld een universiteit. Doen we de dingen die we moeten doen? Hoe gaan we om met het appel dat de wereld op ons doet? En doen we de dingen die wij bij uitstek moeten doen? Ik lees de hele onrust in het Hoger Onderwijs als een vraag naar roeping, als een spiegel die vraagt of we nog op het juiste spoor zijn. Of rendement, doorstroom- en uitstroomcijfers, prestatie-afspraken en productie de zaken zijn waar onderwijs om draait, of dat het over iets anders moet gaan. Zoals de vorming van mensen.

Het verhaal van Simon de magiër is een interessant spiegelverhaal. Hij had een goede business opgebouwd als tovenaar, uitstekende reputatie, brede klantenkring. Simon van Samaria, voor al uw toverijen. Waarschijnlijk had hij op zijn menu zaken als waarzeggingen en genezingen staan, misschien ook vervloeking van vijanden of concurrenten mocht het nodig zijn. Hij zou ook vandaag de dag goede zaken doen, al zou hij er waarschijnlijk economische of technologische taal voor gebruiken. De Simons van elke tijd zijn in trek bij mensen die met problemen rondlopen waar ze niet zomaar uitkomen. Op de markt van welzijn en geluk doet hun kraampje het goed.

Het lijkt erop dat Simon zijn meerdere gevonden heeft als Filippus verschijnt en de klanten massaal overlopen. Of het nu is omdat Filippus the new kid in town is, of omdat zijn toverijen gewoon een maatje groter waren dan die van Simon… in elk geval raakt zelfs Simon ervan onder de indruk. Hij sluit zich aan, geeft zich eraan over. If you can’t beat ‘m, join ‘m. En als dan ook nog eens die volgelingen van Jezus met iets nog groters komen, een geestesgave waardoor mensen extatische talen gaan spreken, dan wil Simon niks liever dan zich inkopen in deze spirituele handel.

Maar kennelijk heeft hij er dan dus helemaal niets van begrepen. En kennelijk blijkt nu dat hij er al die tijd niets van heeft begrepen. Waar het om gaat, is nu juist niet het spel van macht, markt en imponeren. Als je handel maakt van welzijn en geluk, levenswijsheid en inspiratie, dan gaat er principieel iets verkeerd. En als je zoals Simon de spirituele vorming tot een economische transactie maakt, dan beduvel je de boel.

Sommige politici spreken zich tegenwoordig uit tegen het economisme. Anderen verzetten zich tegen de marktwerking in de zorg of tegen een universiteit die als koekjesfabriek wordt aangestuurd. In de kern zijn ze met een verwante strijd bezig. De strijd tegen de Simons van deze wereld. En daarmee de zoektocht naar roeping. Naar de waarden die zich niet in geld laten uitdrukken maar waar het uiteindelijk om draait.

Voor het onderwijs - ook het hoger onderwijs - is dat uiteindelijk de centrale waarde van vorming. Natuurlijk moeten er ook in het nieuwe studiejaar studiepunten worden behaald. En natuurlijk is het belangrijk dat mensen na hun studie zo zelfstandig mogelijk zijn, bijvoorbeeld doordat ze een baan kunnen vinden. En natuurlijk proberen we het zo doelmatig mogelijk in te richten zodat studenten niet eindeloos bezig zijn. En natuurlijk mag je ook nog vergelijken hoe universiteiten het doen in rankings en tevredenheidsenquetes. Maar uiteindelijk is dat allemaal buitenkant. Het enige waarvoor ik me als wetenschapper en docent echt wil inzetten, is dat studenten groeien, uitgedaagd worden en zich ontwikkelen. Ik zit niet te wachten op studenten die zo snel en efficiënt mogelijk hun punten binnenharken, ik wil studenten die verrast, verwonderd, uitgedaagd willen worden. Ik wil studenten die na hun studie mooiere, completere, betere mensen zijn geworden en die daarmee ontdekt hebben wat hun eigen roeping in deze wereld is. En ik vraag van mijzelf en mijn collega’s dat ons onderzoek meer doet dan onze publicatielijsten vullen. Ik wil dat we er nieuwe dingen van leren en dat de wereld er een beetje beter van wordt en dat we daar onze studenten ook toe uitdagen. Ik wil onderwijs waarin vorming voorop staat en waarin we onszelf en elkaar uitdagen om open te staan voor onze roeping.

Doen we nog de goede dingen? Laten we ons aanspreken? Horen we het appel? Wie zijn roeping volgt, kan met heilig vuur op pad gaan.