16 maart 2015: de echte 'verjaardag' van het koningschap - Main contents
"Op 11 maart hakte Willem de knoop door en op 16 maart deelde hij de Staten-Generaal mee dat hij de titel van Koning had aangenomen, formeel in strijd met de nog zo jonge Grondwet en met het internationale recht. Niettemin werd zijn voldongen feit allerwegen aanvaard zonder veel gemor."
(J.Th.J. van den Berg en J.J. Vis, "De Eerste Honderdvijftig jaar", p. 202)
Deze jaren (2013-2015) vieren we 200 jaar koninkrijk, maar de echte verjaardag van het (Nederlandse) koningschap is 16 maart 2015. Precies 200 jaar geleden riep prins Willem i, tot dan 'slechts' soevereine vorst, zich in een vergadering van de Staten-Generaal in de Treveszaal uit tot Koning. Hij kondigde daarna een herziening van de Grondwet aan.
Die verandering hing samen met twee internationale gebeurtenissen. Allereerst was er sinds september 1814 een Congres van Wenen gaande, waarin de staatkundige indeling van het post-Napoleontische Europa werd besproken. Ten tweede keerde op 1 maart 1815 Napoleon terug in Frankrijk, na zijn balingsoord Elba te hebben verlaten.
Op het Congres van Wenen was al op 12 februari 1815 overeenstemming bereikt over vorming van een bufferstaat ten noorden van Frankrijk. De Britse onderhandelaar Castlereagh had een dreigende impasse weten te doorbreken over de positie van Polen en Saksen. Door een Brits-Russisch-Frans militair verbond moest Pruisen de aanspraken op Saksen grotendeels opgeven. Het Congres bepaalde dat de bufferstaat een koninkrijk zou worden en ook dat de oudste zoon de nieuwe koning het recht kreeg de titel 'Prins van Oranje' te voeren.
De Nederlandse vorst Willem verloor wel zijn 'stamland' Nassau en kreeg evenmin, zoals hij had gewild, delen van het Rijnland, maar hem werd wel Luxemburg in personele unie toebedeeld. Luxemburg omvatte toen ook het huidige Belgische Luxemburg. Het land werd bovendien deel van de Duitse Bond (een verbond van Duitse staten) en 'promoveerde' tot groothertogdom. De Oostenrijkse Nederlanden werden verenigd met het in 1814 'herleefde' Nederland.
Willem aarzelde na februari of hij de titel 'koning' al kon aannemen. Zijn minister van Buitenlandse Zaken Van Nagell van Ampsen i adviseerde hem te wachten tot er een slotovereenkomst was van het Congres van Wenen, maar zijn zoon en onder anderen Gijsbert Karel van Hogendorp i maanden hem wel tot spoed.
De dreigende terugkeer van Napoleon als heerser in Frankrijk versnelde zijn beslissing. De Britten noemden dat op 15 maart genomen besluit een 'wise and well judged measure'. Ook in de Staten-Generaal was er instemming. Voorzitter Van Hogendorp wenste Willem geluk met de 'begeerte van geheel Europa' om de koninkijke waardigheid aan te nemen.
Pas na totstandkoming van de Grondwetsherziening, die de Staten-Generaal splitste in een Tweede en Eerste Kamer en de vereniging van Noord en Zuid regelde, kon Willem worden ingehuldigd als koning. Dat zou op 21 september 1815 in Brussel gebeuren
Edel Mogende Heeren,
Het vredes-traktaat, in den verleden zomer te Parijs gesloten, had aan dezen Staat onder Mijne Souvereiniteit eene vergrooting van grondgebied toegezegd. Maar de wijze, waarop die toezegging door opgevolgde overeenkomsten is verklaard en uitgebreid, zal, buiten twijfel, de verwachting van velen te boven zijn gegaan. Het is niet eene enkele strook lands; het zijn niet eenige weinige distrikten, die aan het vaderland worden toegevoegd. Een geheel volk, en een volk, reeds vooraf door zijne zeden, taal en nijverheid en door zijne herinneringen zelve met Ons verbroederd, komt Ons te gemoet, en betuigt zijn verlangen, om alle die betrekkingen door den band eener gemeenschappelijke regering te bevestigen.
De vereeniging en ineensmelting van al de Nederlandsche Gewesten tot denzelfden Staat is, in meer dan één tijdsgewricht, onder Karel den Vijfden, bij Vader Willem, later nog, het voorwerp der wenschen en pogingen van verlichte en vaderlandlievende mannen geweest. Eene ernstige beschouwing heeft ook mij overtuigd, dat, zonder zoodanige vereeniging, zonder wederkeerige trouw en onderstand, de onafhankelijkheid dier gewesten op te zwakke grondslagen rust, en het ééne gedeelte na het ander de speelbal worden moet van iederen naburigen Staat, die zijn regt naar zijne overmagt zoude willen afmeten.
In deze overtuiging deelen mijne Hooge Bondgenooten. Duitschland in het bijzonder ziet, zoo wel als Engeland, in het onafhankelijk bestaan der Nederlanden een voornaam rustpunt der algemeene veiligheld, en wanneer de tijd der mededeeling van de hiertoe betrekkelijke Staatsstukken zal gekomen zijn, zullen U Edel Mogende met genoegen de blijken ontwaren van het dadelijk en ongeveinsd belang, dat de magtigste Hoven in de vrijheid en welvaart der Nederlandsche natie stellen.
Bij de staatkunde der verbondene Mogendheden en bij de wenschelijkheid der bedoelde vereeniging in mijne eigene oogen voegt zich de niet twijfelachtige gezindheid der Belgische ingezetenen. Slechts voorloopig onder mijn bestuur geplaatst, zijn zij, door veelvuldige bewijzen van genegenheld en vertrouwen, het oogenblik te gemoet gegaan, waarop mijne Souvereiniteit werkelijk konde worden ingevoerd. in hunne woorden en handelingen straalde niet zelden een voorgevoel door van het duurzaam geluk, dat de vrucht eener naauwe verbintenis tusschen Holland en Belgie wezen moet.
Op zoodanige gronden besloten hebbende, het oppergezag over al de Nederlanden, en tevens de Koninklijke Waardigheid te aanvaarden, maak ik het tot mijne eerste zorg, die bepaling aan de trouwe Vertegenwoordigers mijner Landgenooten mede te deelen. Heeft uw doorzigt, Edel Mogende Heeren, en uw onbezweken ijver, mijne pogingen voor’s Lands welzijn tot dusverre krachtdadig ondersteund, niet minder verwacht ik van uwe medewerking in het regelen der nieuwe betrekkingen van den Staat.
Geene der wijzigingen echter, die in de Grondwet vereischt worden, kan de heilzame beginselen betreffen, waarop zij is gebouwd, en op welke onze landaard te regt een’ zoo hoogen prijs stelt. Al wat thans geschiedt, al wat U mijnentwege zal voorgeslagen worden, moet integendeel strekken om het bezit dier reeds verkregene panden van vrijheid, eendragt en verdraagzaamheld te verzekeren en bestendig te maken.
Mijn titel alleen verandert; mijn hart blijft zoo vurig en vaderlijk, als ooit, voor het heil mijner onderdanen kloppen, en alle deze gevoelens zullen zij wedervinden in de Proclamatie, bij welke ik hun, in dit merkwaardig tijdstip, hunne bestemming en mijne uitzigten voorgehouden heb.
Meer over