Algemene Beschouwingen: Voorstellen SP voor een beter Nederland

Source: J.G.Ch.A. (Jan) Marijnissen i, published on Wednesday, September 19 2007.

Jan Marijnissen

Hieronder vind je mijn bijdrage aan de Algemene Beschouwingen 2007

Nu, tien maanden na de verkiezingen van november vorig jaar, is er voor Kamer en kabinet geen ontsnappen meer aan. Vluchten kan niet meer. De tijd van beslissingen en actie is aangebroken, het speelkwartier is voorbij. Gelukkig maar, want tien maanden is wel erg lang.

Natuurlijk, het kabinet is het land in geweest, en heeft zich gepresenteerd. Dat kostte honderd dagen én – zo bleek later – ook nog aardig wat duiten. 750.000 euro voor ’n dagje Schokland voor een beperkt aantal mensen; een bustour voor minster Rouvoet én een kindertop voor 365.000 euro, en een bustour voor minister Vogelaar a raison van bijna 600.000 euro. In totaal heeft het kabinet meer dan drie miljoen euro uitgegeven aan promotieactiviteiten. Het meeste geld is opgegaan aan vergoedingen voor adviesbureaus. Ik wil de minister-president vragen: vindt hij het achteraf ook niet wat overdreven allemaal? Het contact houden met de burger is één van de kernactiviteiten van politici. Waarom worden er dan van die dure bureaus ingehuurd en zoveel geld uitgegeven aan promo-activiteiten?

Zie ook: Alternatieve begroting SP

Veel van de plannen van het kabinet zijn de afgelopen weken al uitgebreid in het nieuws gekomen. De vraag dringt zich op: welk adviesbureau heeft de coördinatie van déze campagne gedaan? Ik vraag de minister-president: Hoe verhoudt dit dagelijks lekken van nieuwe plannetjes zich tot de harde stellingname van het kabinet tegenover de Kamer toen die vroeg tijdig te kunnen beschikken over de begrotingsstukken? Ik wil u een voorstel doen: Presenteer de stukken zodra ze klaar zijn. Van lekken kan dan geen sprake meer zijn en de Kamer heeft voldoende tijd om zich gedegen voor te bereiden.

Onder het door het kabinet gekozen motto ‘samen werken, samen leven’ kunnen we dan nu eindelijk van start.

Bekijk de video

Centraal bij onze beoordeling van de kabinetsplannen staat in hoeverre afstand wordt genomen van het neoliberale denken en handelen van de afgelopen jaren. Hoe legt het kabinet de verkiezingsuitslag uit en tot welke aanpassingen van het beleid leidt dat. Ik ben ervan overtuigd dat het merendeel van de mensen – dat blijkt ook uit allerlei onderzoek – af wil van de excessen met de beloningen aan de top van het bedrijfsleven en de (semi-) publieke sector, terwijl we nog steeds één miljoen huishoudens hebben, die op of net boven het minimum zitten. Mensen willen dat de overheid zijn verantwoordelijkheid neemt voor de publieke sector en dus investeert in bijvoorbeeld onderwijs, zorg en openbaar vervoer. Mensen willen regels waar regels vereist zijn en het verwijderen van de regels waar ze het fatsoenlijk functioneren in de weg staan en slechts een uiting zijn van het wantrouwen van bestuurders. Men wil meer gemeenschapzin in plaats van het doorgeslagen individualisme. Men wil menselijke maat in plaats van instellingen die geen gezicht meer hebben maar nog slechts een telefoon met een computer er achter. Het hoofd van de school moet zijn kinderen kennen. Ouderenzorg hoort niet de trekken te vertonen van een fabriek.

Het succes van de SP op 22 november houdt sterk verband met de groeiende steun voor de opvattingen zoals ik die net verwoordde.

Sommigen noemen deze standpunten ‘extreem’. Ik noem het helder aangeven wat je bedoelt als je zegt dat ons land ‘menselijker en socialer moet worden.

Sommigen noemen het ‘conservatief’ wanneer je het goede wilt behouden en niet meegaat in de neoliberale mode die vooral uit is op korte-termijnwinst in plaats van duidelijke doelen op middellange termijn.

Het management-denken is overal in opmars. Daarom zeggen sommigen dat ‘je met je gezicht naar het verleden staat’ wanneer je je inzet voor scholen zonder een overmaat aan protocollen, dossiers, vergaderingen, overlegmomenten, stappenplannen, verslagen en foutenanalyses.

Sommigen vinden het ‘progressief’ om de ontslagbescherming te vervangen door het recht van werkgevers om naar believen werknemers te kunnen aannemen en ontslaan. Ik noem dat niet progressief, maar een stap terùg in de tijd.

Sommigen vinden het ‘nationalistisch’ wanneer je reserves uit tegenover de Europese Grondwet omdat je vindt dat die de democratie uitholt, net als de nationale souvereiniteit. Iedereen is vóór samenwerking in Europa, maar dat is iets anders dan een federale staat Europa nastreven.

De globalisering en de internationale vrijhandel hebben voor veel mensen negatieve kanten. Als je daar aandacht voor vraagt sta je niet ‘met de rug naar de wereld’. Integendeel: je bent je bewust van het feit dat niet alle veranderingen verbeteringen zijn. De opbrengst van de veranderingen vloeien veelal naar de multinationals en zij die het toch al goed hebben. Gewone mensen hier worden geconfronteerd met ontslag omdat hun bedrijf naar elders vertrekt, en de vissers van het Victoriameer komen om van de honger of vanwege AIDS.

Wanneer je stelt dat gemeenschapszin ook in de modèrne samenleving thuishoort, staat dat voor sommigen gelijk aan ‘terugverlangen naar de spruitjeslucht van de jaren vijftig’. Maar, gemeenschapszin, solidariteit, lotsverbondenheid, altruïsme, fatsoenlijke omgangsvormen, maatschappelijke inzet en opofferingsgezindheid maken de samenleving als geheel menselijker en socialer, en daarmee sterker. Ongeïnteresseerdheid, respectloosheid, de wegkijkcultuur, het egoïsme en het cynisme hebben ons niet verder geholpen. Integendeel. Proberen iets van sociale controle te krijgen, omdat correctie soms nodig is en het gezag nu eenmaal niet overal tegelijkertijd kan zijn heeft niets te maken met de burgerlijke bedomptheid van de jaren vijftig. Bij alle voetbalclubs waar het niet uit de hand loopt, blijken het altijd de supporters zelf te zijn die zorgen dat iedereen zich gedraagt.

Sommigen doen net alsof je een ‘goedprater van eerwraak bent, of blijkbaar er ‘geen bezwaar tegen hebt dat homo’s in elkaar geslagen worden’, wanneer je stelt dat het contraproductief is voor de integratie en de participatie van minderheden wanneer je mensen belachelijk maakt vanwege hun geloof. Zij doen net alsof je een ‘verdediger van abjecte regimes als die in Iran en Saudie-Arabië’ bent, als je het oneens bent met een verbod van de koran.

Er is een Afrikaans spreekwoord dat zegt: Geef ‘n hond ‘n slechte naam, en maak ‘m af. Het zal niet lukken ons land menselijker, socialer, duurzamer en sterker te maken wanneer we blijven hangen in cliché’s. We moeten eerlijk en met in achtneming van de waarden die we delen en belangrijk vinden, zaken tot op de bodem uit zoeken, daar conclusies aan verbinden en genomen besluiten ook echt uit te voeren. Wijsheid en moed zijn daarvoor nodig.

Het CPB stelt in de Macro Economische Verkenningen dat ons land ‘meedeint op de golven van de internationale economie’. Dat betekent dat ook hier de economische groei hoog is. Het gaat ons land voor de wind. De klacht dat de winsten van de bedrijven te laag zouden zijn omdat de arbeidsproductiviteit te laag zou zijn, is gelukkig nagenoeg verstomd.

We hebben fantastische mogelijkheden wanneer we meer bereid zijn de samenhang der dingen te zien en ook te zien dat zaken zich ontwikkelen. De mens is een sociaal wezen. Dagelijks zetten mensen zich in voor anderen, op het werk en in de vrije tijd. Daar komt de regering helemaal niet aan te pas. Dat gebeurt gewoon, omdàt de mens een sociaal wezen is. De regering kan wel helpen, door haar werk onberispelijk te doen en door te maken dat de mensen vertrouwen hebben in de regering en haar plannen.

Verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt – lees: het versoepelen van de ontslagbescherming – doet dat vertrouwen zeker geen goed. Ouderen laten meebetalen aan de AOW evenmin. De enorme salarissen aan de top helpen ook niet echt. Het doorzetten van de onrechtvaardige, onbramhartige keuringen in het kader van de WAO ook niet. Het blijven blokkeren van een parlementaire enquete naar de beweegredenen van de toenmalige regering om steun te geven aan de oorlog in Irak voedt juist het wantrouwen. Ook de berichten over slechte opleidingen op Pabo’s, universiteiten, ROC’s en VMBO-scholen, het studiehuis, en sommige uitingen van het zogenaamde ‘nieuwe leren’ laten het vertrouwen in de overheid dalen. En, als het slecht gaat met de economie dan moeten de mensen op de 0-lijn vanwege bezuinigingen, gaat het goed met de economie dan moeten ze ook op de 0-lijn maar dan omdat we moeten sparen. De mensen hebben niet het gevoel dat u het geld haalt waar het werkelijk zit.

Ik kan hier een eindeloze reeks van zaken opsommen die maken dat mensen de overheid niet of slechts voor een deel vertrouwen. Ik zal dat niet doen, maar één belangrijke bron van frustratie wil ik nog wél noemen. En dat is de bureaucratie, de overbodige regeltjes, de protocollen, al het papier. Het wantrouwen dat daar uit spreekt maakt mensen cynisch en op hun beurt wantrouwend tegenover de overheid. De professionele autonomie en de beroepseer worden erdoor uitgehold en daarmee de inzet voor en de zin in het werk.

Maar vind ik het vertrouwen van mensen in de regering en de politiek dan een doel op zich? Nee, geen doel op zich. Soms móet een regering iets doen, ook al stuit het aanvankelijk op onbegrip. Maar uiteindelijk moet een regering toch het vertrouwen van de bevolking kunnen verwerven door het eerst te verdienen. Wanneer deze regering een appèl doet op de mensen, een nieuw élan wil, zegt geen zes-min-cultuur te willen, dan zal ze ervoor moeten zorgen dat ze zelf een 8 scoort.

Of deze regering daarin slaagt zal de toekomst leren. Over een aantal plannen van het kabinet zijn wij verheugd. Bijvoorbeeld: De Centra voor Jeugd en Gezin; de maatschappelijk stages voor leerlingen; en de subsidie voor duurzame energie. De huurverhoging wordt gemaximeerd op het inflatieniveau, al hadden wij juist hier liever de 0-lijn gezien. De verdere liberalisering van de huurwoningmarkt gaat niet door. Allemaal prima.

Maar de vraag is of het land hiervan opveert uit de bedomptheid die de vorige kabinetten hebben veroorzaakt. Dat is zeer de vraag. Daarvoor wijkt het voorgestelde beleid te weinig af van het beleid van de vorige kabinetten Balkenende. Er is geen koerswijziging of trendbreuk te bespeuren. Er is eerder, zoals de premier het eerder zelf omschreef, sprake van aanpassingen op onderdelen. En dat is niet voldoende om het nieuwe élan dat het kabinet zegt zo graag te willen te doen ontbranden.

De niet aflatende reeks berichten over de misstanden in de jeugdzorg, in het onderwijs, in het openbaar vervoer maakt dat mensen zich vertwijfeld afvragen: Hoe kán dit? We zijn een van de rijkste landen ter wereld, onze welvaart is in de afgelopen 25 jaar verdubbeld. Hoe kan het dan dat de publieke sector, dat wat van ons allemaal is, er zo slecht bij staat? Waarom zijn de problemen niet tijdig onderkent? Waarom zijn er niet tijdig passende maatregelen genomen? Waarom was de horizon van de heersende politiek blijkbaar vaak niet verder weg dan de volgende begroting of de volgende verkiezingen?

Onderwijs is bij uitstek iets van-mens-tot-mens. Maar de politiek heeft de scholen aangespoord te fuseren. Nu hebben we leerfabrieken waar veel kinderen vrij anoniem verblijven. We hebben studiehuizen ingericht waarin geprobeerd wordt de computer het werk van de leraar te laten overnemen. We hebben toegestaan dat het algemene niveau steeds lager is geworden. De salarissen voor leerkrachten lopen fors achter bij de lonen in het bedrijfsleven. De werkdruk is hoog, de bureaucratie beknellend.

Hoe deze negatieve trend te keren? Dat kan alleen wanneer de politiek bereid is de fouten uit het verleden toe te geven en te laten zien dat men het vanaf vandaag écht anders wil.

Zorg dat scholen overzichtelijke, veilige gemeenschappen worden waar men elkaar kent. Zorg voor mooie, intieme gebouwen. Zorg voor goede lonen en arbeidsvoorwaarden voor de leerkrachten. Zorg dat overal kennisoverdracht centraal komt te staan. Zorg dat de gehanteerde didactiek daarop toegesneden is. Zorg dat leerkrachten bemoedigd worden in plaats van tegengewerkt door een overmaat aan regels en protocollen. Alleen zo kan men al die goed bedoelende en hard werkende mensen in het onderwijs meekrijgen. Ik durf te wedden dat de Canadese onderwijsgoeroe, die de staatssecretaris heeft laten invliegen, hetzelfde zegt.

Hiervoor is geld nodig, zeker. Maar ook en vooral een wil, dé wil om het onderwijs tot iets te maken waar we allemaal trots op kunnen zijn. We hebben geen keus. De scholen worden bevolkt door ‘de toekomst’ en het is onze dure plicht alles voor het welzijn van onze kinderen te doen. Elk onderzoek wijst uit dat hoe hoger de genoten opleiding is, hoe sneller mensen werk vinden, hoe productiever en flexibeler mensen zijn, zelfs hoe gezonder ze zijn en hoe steviger mensen in het leven staan.

Mijn fractie is blij dat het belang van het kind steeds meer aandacht krijgt. Dat is lange tijd anders geweest. De overheid is niet klaar met te stellen dat de opvoeding van kinderen de verantwoordelijkheid van de ouders is. Opvoeding is altijd een gedeelde verantwoordelijkheid geweest van ouders, de omgeving én het onderwijs. Voor een goed resultaat zal iedereen zijn verantwoordelijkheid moeten nemen. En voor de gevallen dat er professionele hulp nodig is, zal de overheid in moeten springen en zorgen voor een adequate assistentie. Helaas is daar nog steeds geen sprake van. Te lange wachtlijsten, nog steeds kinderen in gevangenissen terwijl ze niets misdaan hebben maar wel hulp nodig hebben, en een jeugdzorg waar de bureaucratie en de protocollen belangrijker zijn geworden dan de kinderen waar het om gaat. Een kinderarts uit Leiden schreef in een ingezonden brief in de krant: ‘In de jeugdzorg is nooit iemand verantwoordelijk.’ Dat ligt niet aan de werkers in de jeugdzorg, zij zijn van goede wil. Het ligt aan de structuur, de aanpak en de leiding.

Ik ben van mening dat er een fijnmazig netwerk van professionals moet komen om het lichamelijke en geestelijke welbevinden van kinderen te bewaken, aanwezig in elke buurt en op elke school. Er zijn nu veel organisaties en instanties die zich met kinderen bezig houden. We moeten streven naar uiteindelijk één organisatie overal en altijd bereikbaar en beschikbaar om het belang van het kind te behartigen, gevraagd en als het moet ongevraagd.

De van-mens-tot-mens-benadering, ‘de menselijke maat’ zo u wilt, is het enige juiste antwoord op situaties waar sprake is van ontmenselijkte verhoudingen, verhoudingen waarbij mensen ‘klein’ gemaakt worden door instanties. Instanties helpen mensen niet, computers en antwoordapparaten ook niet. Mensen helpen mensen, en instanties helpen dossiers. De arbeidsbemiddeling en de reïntegratie moeten menselijker, meer op de menselijke maat, 90% van de beschikbare tijd moet gaan naar contact van-mens-tot-mens.

Dat geldt zeker ook voor de zorg. Het moet over de hele linie menselijker. Mijn fractie pleit onverminderd voor kleinschalige opvang van ouderen in de buurt, niet wèg van het leven in grote, onpersoonlijke tehuizen maar midden ín het leven, kleinschalig in de buurt. Steeds meer instellingen slaan deze richting in, dit tot vreugde van de bewoners en hun familie. Een goed voorbeeld is De Wiekslag in Soest. De kosten zijn, zoals je misschien zou verwachten, niet per definitie hoger. Dat komt omdat het personeel alle taken van het ‘gezin’ op zich neemt en er meer vrijwilligers uit de familie en de buurt bereid zijn een handje te helpen.

Sprekend over menselijk en menselijke maat, wil ik iets zeggen over de plannen van de regering met de AWBZ. U wilt 200 miljoen euro bezuinigend op de begeleiding en ondersteuning van ouderen en zieken: een keer een dagje eruit, een keertje zelf je boodschappen kunnen doen, enzovoorts. Vindt u het zelf, bij nader inzien, niet ook een beetje naar en klein om deze mensen hun grote, kleine plezier af te nemen?

Hetzelfde geldt eigenlijk ook voor de besparing op de aftrek van de belastingen voor ziektekosten voor ouderen en chronisch zieken. Mijn fractie heeft daar grote problemen mee en zal voorstellen doen om deze plannen te dwarsbomen.

Menselijker moet het ook in thuiszorg. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de marktwerking in de thuiszorg pakken op veel plaatsen desastreus uit, voor de cliënten én het personeel. De eersten krijgen te maken met veel wisselingen en soms krijgt men zelfs helemaal geen zorg meer, en de laatsten krijgen te maken met lager loon en slechtere arbeidsvoorwaarden. Ik roep het kabinet op een eind te maken aan deze vernietiging van een van de mooiste en meest nuttige vormen van zorg, individueel en aan huis. Een vorm van zorg die ook nog relatief goedkoop is wanneer we beseffen dat veel van de mensen die erop aangewezen zijn anders naar een verzorgingshuis moeten.

Eigen bijdragen en de no claim zijn ooit ingevoerd en weer afgeschaft. Nu komt het kabinet dan met weer iets anders: het eigen risico. De bezwaren blijven. Ook bij dit plan betalen zieken weer voor gezonden. Mijn fractie vindt deze omgekeerde solidariteit niet sociaal. Het zal voor veel mensen een rib uit hun lijf zijn wanneer ze op enig moment 150 euro moeten ophoesten omdat ze medicijnen moeten gebruiken. Ik vertel u vast: De SP legt zich hier niet bij neer.

Dat gaat zeker ook op voor de plannen van het kabinet met het ontslagrecht. Wat de kabinetten Balkenende I, II en III – mét de VVD! – niet durfden, durft Balkenende IV wel: het verslechteren van de bescherming van werknemers tegen onredelijk ontslag. Want dáár hebben we het over.

Vorig jaar zijn er zo’n 100.000 mensen ontslagen, met andere woorden, de sterke verhalen dat je met geen mogelijkheid van je personeel af kunt komen, terwijl daar goede gronden voor zijn, is echt onzin. Als het aan het kabinet ligt wordt de zogenaamd preventieve ontslagtoets door de rechter afgeschaft, wordt de vergoeding gemaximeerd, en komen er meer mogelijkheden voor werkgevers werknemers flex-contracten aan te bieden waar ze nu die mensen een vast contract moeten geven. Niet alleen de meerderheid van de bevolking is het hier mee oneens maar ook verschillende organisaties van werknemers én werkgevers. En op heel goede gronden. Werknemers zijn geen wegwerpartikel, en dan moet je ze ook niet zo behandelen. Werknemers en hun arbeidskracht zijn de waardevermeerderaars van elke onderneming of instelling. Zij hebben plichten, maar zeker ook rechten. Bijvoorbeeld het recht beschermd te worden tegen willekeur van de kant van de werkgever. Wanneer werknemers het gevoel hebben permanent op de schopstoel te zitten, dan zal dat negatief uitpakken voor de waardering van de werknemer voor zijn werk en werkgever. U riskeert dat het vertrouwen en de loyaliteit van de werknemers weglekken.

Het CPB heeft berekend dat de voorgestelde versoepeling hoegenaamd geen economisch voordeel oplevert. Ik wil de stelling aan dat het om de voornoemde reden macro-economisch nadeel oplevert. Al is het moeilijk om een oorzakelijk verband aan te tonen, opmerkelijk is wel dat veel landen die het economisch goed doen ook een fatsoenlijke ontslagbescherming hebben. Hoe het ook zij: uit een oogpunt van menselijkheid en beschaving heeft elke werknemer recht op een redelijke bescherming tegen ongegrond ontslag. Samen met de vakbeweging en anderen gaan we ons dáár voor inzetten.

Een ander heet hangijzer is de vraag of ons land zijn militaire missie in Afghanistan na de afgesproken twee jaar moet verlengen. De vorige minister van Defensie, destijds verantwoordelijk voor de uitzending, heeft onlangs nog eens duidelijk gemaakt dat ons land twee jaar zou blijven en niet langer. De NAVO heeft dat aanvaard en de verantwoordelijkheid op zich genomen voor aflossing te zorgen. Nu het ernaar uitziet dat die aflossing niet wordt gevonden, wordt er op ons land druk uitgeoefend om langer te blijven.

Mijn partij was als enige fractie destijds tegen de oorlog. Wij hadden daar toen goede redenen voor, net als inzake de oorlog tegen Irak. Wij geloven niet dat je een Derde Wereldland, dat economisch en maatschappelijk nog het meest lijkt op hoe wij er hier honderden jaren geleden voor stonden, door middel van bombardementen in een paar jaar onze visie op democratie en mensenrechten kunt opleggen. Er bestaat een rare soort maakbaarheidsparadox. Partijen en politici die als het over binnenlandse, politieke vraagstukken gaat, de maakbaarheid van de samenleving bestrijden, denken dat we ver weg in het buitenland ingewikkelde en historisch beladen situaties wèl naar onze hand kunnen zetten. Moraliteit, het besef van goed en kwaad, móet in de politiek, het is zelfs essentieel; maar dat geldt ook voor realiteitsbesef. Effectieve politiek rust op beide. Moralpolitik moet door de zeef van de Realpoltik, doen we dat niet dan kunnen we wel eens het tegendeel bewerkstellingen van wat we beogen.

Ondanks de inzet van onze militairen, die hun uiterste best doen om er iets van te maken, denkt mijn fractie dat de Uruzgan-missie weinig kans van slagen heeft. Dat vonden wij, en dat vinden we nu nog sterker dan toen de Kamer besloot er troepen naar toe te sturen. Kort en goed: mijn fractie zal tegen verlenging van de missie stemmen. De oud-directeur-generaal bij de Europese Gemeenschap, de heer Wellenstein schreef in een opinie-artikel in de NRC: ‘De grenzeloze en ideeënloze war on terror is geen substituut voor een strategie, en heeft de VS al jammerlijk aan gezag doen inboeten. Zonder een echte gezamenlijke aanpak mag op Nederland geen wissel getrokken worden.’

Het geld en de inzet die daarmee bespaard worden zouden wij graag inzetten voor hulp aan Afghanistan op plekken waar we ons kunnen inzetten voor de ontwikkeling van het land en zijn bevolking.

Dan Europa. Terwijl het gevecht tussen de federalisten en de realisten nog steeds voortwoedt, wil ik graag van de minister-president weten wat het kabinet vindt van een nieuw referendum over de voorliggende, nieuwe plannen voor Europa. Mij lijkt dat wanneer je besloten hebt de bevolking het laatste woord te geven, je, wanneer de uitkomst je niet bevalt, niet kunt besluiten om dat toch maar weer niet te doen. Naar aanleiding van de aanpassingen in de Grondwet, die tot stand zijn gekomen dankzij het twee-derde deel van de bevolking dat in 2005 ‘nee’ zei, schijnt het ‘ja’-kamp aan vastberadenheid gewonnen te hebben. Dus, wat let u. Laten we snel een referendum organiseren. Dat is goed voor het democratisch gehalte van het besluit, en het is goed voor de kennis van de mensen over de Europa en de Europese Unie.

Menselijker en socialer, díe kant moet het op met de politiek in ons land. Dat was, naar mijn indruk, de boodschap van de kiezer op 22 november van het vorig jaar. Maar die valt niet te rijmen met het feit dat het kabinet hoegenaamd niets doet aan de bestrijding van de armoede. Dat is onverdraaglijk in het licht van het zakkenvullen dat we op veel plaatsen aan de top zien. Op dit punt toont het kabinet geen lef, en dat is laf als we het afzetten tegen de uitspraken gedaan tijdens de verkiezingscampagne. De economie draait als een tierelier. En daarom is het onaanvaardbaar wanneer er wéér tegen ouderen en gehandicapten gezegd wordt: Helaas, ook dit jaar zit er weer niks extra’s voor u in het vat.

Mijn fractie is vóór koopkrachtverbetering voor de mensen die van een minimuminkomen moeten leven. Deze gezinnen en vooral de kinderen van die gezinnen doen we veel tekort. Daar móet wat aan gebeuren.

En, mijn fractie is vóór het aanpakken van de exhibitionistische, exorbitante zelfverrijking aan de top van het bedrijfsleven en van de (semi-) publieke sector. Mijn fractie heeft een vijf-puntenplan opgesteld met als doel deze dames en heren wat beschaving bij te brengen.

  • Prestatiebeloning in de vorm van bonussen, aandelen en opties wordt afgeschaft.
  • Er komt een morele koppeling tussen de lonen van de top en de rest van de organisatie. Bijvoorbeeld door alle lonen onder de CAO te brengen.
  • De ondernemingsraad krijgt instemmingsrecht over de beloning van de top.
  • De 30%-regeling voor buitenlandse werknemers geldt tot 70.000 euro.
  • De kosten voor salarissen boven het salaris van de minister-president zijn niet meer aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting.

We hebben nog meer voorstellen, en we willen onze voorstellen graag inruilen voor betere, maar er móet wat gebeuren. Dit is nou zo’n punt waar mensen terecht van zeggen: Ze zeggen al jaren dat ze er boos over te zijn, maar ze doen er niks aan. De mate waarin deze regering de top en de basis dichter bij elkaar weet te brengen, zal mede bepalend zijn voor het vertrouwen dat ze geniet onder de bevolking. Graag een reactie van de minister-president.

De klimaatdoelstellingen van het kabinet zijn ambitieus: een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 30% in 2020, een aandeel van 16% duurzame energie in 2020 en 2% energiebesparing per jaar. Wij steunen die ambitie.

Maar, sinds juni weten we dat het kabinet van plan is om de bouw van vijf nieuwe kolencentrales toe te staan. Als verdediging wordt aangevoerd dat deze centrales deels verouderde kolencapaciteit en de import van Duitse bruinkoolstroom moeten vervangen. Maar er is geen enkele zekerheid dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. Is het kabinet bereid om de vergunningverlening afhankelijk te stellen van het buiten gebruik stellen van verouderde kolencapaciteit?

Bij de uitwerking van het klimaatbeleid is het zaak om goed te letten op een eerlijke verdeling van de kosten en baten. Vier maanden geleden hebben de milieubeweging en de vakbeweging in hun klimaatplan Green4Sure veel aandacht besteed aan de betaalbaarheid. In het kabinetsplan ‘schoon & zuinig’ mis ik de doorrekening van de koopkrachteffecten. Kan de minister-president aangeven wat een gemiddeld gezin, met een gemiddeld gas- en elektriciteitsverbruik en een gemiddeld aantal autokilometers gaat betalen als de plannen van het kabinet doorgaan?

Actief milieubeleid raakt naar mijn idee aan vier zaken: de stand van de techniek, economische macht en welstand, wetten en regels, en de macht van de gewoonte. Om succesvol te zijn op alle vier de terreinen heb je niet alleen overredingskracht nodig, maar ook solidariteit. Dit mondiale probleem kan niet worden opgelost zonder solidariteit in tijd en plaats, solidariteit met toekomstige generaties en met de mensen die zich niet de relatieve luxe van milieuzorgen kunnen permitteren omdat ze zijn veroordeeld tot een dagelijkse strijd om het bestaan. Succesvol milieubeleid vereist goede, indringende informatie en voorlichting én solidair denken en handelen.

Een aantal zaken wil ik – om tijdswille – even kort aanstippen.

We moeten de verrommeling van ons landschap tegen gaan. Mijn fractie pleit voor meer nationale regie.

Uitbreiding en verbetering van het openbaar vervoer is hard nodig. Laten we stoppen met de marktwerking in het stads- en streekvervoer.

Op justitieel terrein wil mijn fractie meer aandacht voor de veiligheid in de wijken: dus reserveren wij extra geld voor wijkagenten, de gerechtelijke macht en de reclassering.

We vorderen te langzaam als het gaat om het integratie- en participatievraagstuk. Ik pleit wederom voor voldoende, goede taallessen, werk voor jongeren en een niet aflatende strijd tegen de nog altijd groeiende segregatie, de fysieke scheiding van autochtoon en allochtoon in de wijk en op school.

Naar mijn overtuiging heeft het kabinet door de ‘tour van 100 dagen’ momentum verloren. Velen vragen zich af: ‘Waarom horen of zien we zo weinig van het kabinet?’ Vaak hoor ik: ‘Vanaf de val van het vorige kabinet - ruim een jaar geleden - wordt het land niet meer geregeerd.’

Daarom is het goed dat we nu daadwerkelijk aan de slag kunnen.

Elk kabinet hoort in den beginne te kunnen rekenen op het politieke vertrouwen van de Kamer. Mijn fractie is het, zoals gezegd, op onderdelen met het kabinet eens. Maar wat overheerst, is teleurstelling.

Teleurstelling over de slappe manier waarop de sociale twee-deling wordt aangepakt en over de twijfelachtige, niet doortastende manier waarop u de wederopbouw van de publieke sector ter hand neemt.

Teleurstelling ook over de gemiste kans ons land nieuwe hoop en nieuw élan te geven met een frisse start van een nieuw beleid gebaseerd op de wens het menselijker en socialer te maken in ons land. Door daar naar te streven maken we ons land ook sterker. Een sterk land is een land met vertrouwen; een sterk land voorkomt bureaucratie en juridisering; een sterk land is een sociaal land, en een sociaal land is sterk.

Zoals u van ons gewend bent, kunt u van de SP-fractie een kritische maar constructieve houding verwachten ten opzichte van het kabinet en zijn plannen.

Waar u het verdient zullen we u prijzen,

waar u het verdient zullen we u kritiseren.

Eén ding staat vast:

Dit kabinet heeft een sterke oppositie nodig.

Vanaf de linkerflank wel te verstaan.

Get the Flash Player to see the wordTube Media Player.