Kabinetsformatie 1948 - Main contents
De formatie 1948 draaide om de toetreding van VVD en CHU om zo tot een bredere meerderheid te komen die nodig was vanwege oplossing van de Indonesische kwestie. Formateur Beel i (KVP) deed twee pogingen om een kabinet bestaande uit KVP i, PvdA i, CHU i en VVD i te vormen. Beide faalden, vooral omdat de PvdA niet in een parlementair kabinet met de VVD, vertegenwoordigd door voorman Stikker i, wilde stappen.
De volgende formateur, Van Schaik i, bood de PvdA het premierschap aan, met als voorwaarde dat de PvdA akkoord zou gaan met diverse KVP-wensen en met de benoeming van Stikker. De PvdA stemde uiteindelijk in en zo kwam toch het kabinet-Drees I i, bestaande uit ministers van KVP, PvdA, CHU en VVD, tot stand.
datum |
wat |
wie |
tot en met |
dagen |
---|---|---|---|---|
7 juli 1948 |
||||
13 juli 1948 |
Benoeming informateur i |
22 juli 1948 |
10 |
|
22 juli 1948 |
Benoeming formateur |
L.J.M. Beel |
29 juli 1948 |
8 |
30 juli 1948 |
Benoeming formateur |
6 augustus 1948 |
8 |
|
7 augustus 1948 |
Beëdiging nieuwe bewindslieden |
|||
Totale duur formatie i |
25 |
Formatie-Beel
De Grondwetsherziening vanwege de Indonesische kwestie maakte de vorming van een kabinet noodzakelijk dat in beide Kamers op een tweederde meerderheid kon rekenen. CHU en VVD hadden bij de eerste lezing vóór de herziening gestemd, de ARP i niet. De antirevolutionairen speelden dan ook geen enkele rol in de formatie.
Bij deze formatiepoging bestonden de volgende discrepanties. De KVP wilde graag een kabinet op brede(re) basis, terwijl de PvdA een smalle basis (KVP en PvdA) wenste. De KVP wilde bovendien een kabinet zonder parlementaire binding, terwijl de PvdA die binding juist wel voor stond. Bovendien wilde de CHU niet zonder de VVD en de VVD niet zonder de CHU, maar de PvdA wilde expliciet niet samenwerken met de VVD. Daardoor was de kans op een driepartijenkabinet verkeken. Complicerende factor was verder de felle campagne die de VVD tegen de 'socialisten' had gevoerd - diezelfde socialisten zouden nu gedwongen met de VVD moeten gaan samenwerken.
De Regentes (prinses Juliana) gaf Beel de opdracht tot vorming van 'een parlement kabinet'. Hij ontwierp een regeerakkoord, waarmee de vier potentiële regeringspartners instemden. Over de binding kon echter geen akkoord worden bereikt, waarna Beel zijn opdracht teruggaf. Hij kreeg hierna een nieuwe opdracht: het vormen van een kabinet. Beel stuurde nu aan op een kabinet dat alleen met betrekking tot de Indonesische kwestie parlementair zou zijn en daarna zou bezien op welke basis het kon verder regeren. De PvdA (Drees) wees dit af.
De VVD eiste inmiddels een zware post, waarbij werd gedacht aan Stikker i als minister van Buitenlandse Zaken. Dit bracht twee problemen met zich mee: ten eerste was de PvdA fel tegen Stikker als minister (als kopstuk van de VVD) en ten tweede zou de PvdA geen bij Indonesië betrokken ministerie bezetten, aangezien het premierschap en Overzeese Zaken naar Beel gingen en Schokking i (CHU) Oorlog en Marine zou krijgen. De PvdA weigerde daarom en daarop gaf Beel zijn opdracht opnieuw terug.
Formatie-Van Schaik
De Regentes benoemde vervolgens de katholieke Tweede Kamervoorzitter Van Schaik tot formateur. Hij vroeg Willem Drees i premier te worden. Zo zou de PvdA betrokken blijven bij de kwestie-Indonesië. De partij moest echter daarvoor wel Stikker op Buitenlandse Zaken accepteren. De KVP kreeg het belangrijke ministerie van Overzeese Rijksdelen. Hiervoor werd KVP-Tweede Kamerlid Sassen i gevraagd. De PvdA accepteerde hem. Beel zou worden benoemd tot Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon in Batavia en de plaats overnemen van luitenant-Gouverneur-Generaal H.J. van Mook i.
Het regeringsprogramma van 1948 bevatte de afspraken gemaakt tussen regeringspartijen KVP, PvdA, VVD en CHU en vormde de basis voor het kabinet-Drees I i. Centraal stond de heropbouw van Nederland en het op orde brengen van de staatsfinanciën. Het kabinet zette het beleid van kabinet-Drees I voort.
De formateurs
Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III i tevens vicepremier. Had een goede band met Drees i. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana i. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.
Vooraanstaande katholieke politicus, zowel voor als na de Tweede Wereldoorlog. Was advocaat. Behoorde als Kamerlid tot de linkervleugel van zijn fractie en was in 1923 aanvoerder van de dissidenten die de Vlootwet torpedeerden. Werd in 1929 Tweede Kamervoorzitter en in 1933 minister van Justitie in het kabinet-Colijn II i. Kreeg te maken met de problemen rond de instroom van Duitse (deels Joodse) vluchtelingen en voerde een restrictief toelatingsbeleid. Werd in 1937 weer Kamervoorzitter. Protesteerde op 10 mei 1940 kort, maar krachtig tegen de Duitse inval. Formeerde in 1948 met Drees een kabinet i op brede basis en gaf daaraan als vicepremier mede leiding. Bracht een nieuwe staatsregeling voor Suriname tot stand. Geen boeiend spreker, wel bekwaam jurist en algemeen geacht.
De fractievoorzitters bij de onderhandelingen
Voorman van de KVP die met Drees i in de naoorlogse jaren de Nederlandse politiek domineerde. Was voor de Tweede Wereldoorlog als jong Amsterdams gemeenteraadslid al een gedreven katholiek politicus. Na een hoogleraarschap in Tilburg werd hij in 1937 minister van Sociale Zaken in het vierde kabinet-Colijn i. Streefde een actievere werkgelegenheidspolitiek na en kreeg bekendheid door zijn spaarregeling voor werklozen ('het kwartje van Romme'). Werd na de oorlog geen minister meer, waarbij mogelijk zijn wat omstreden rol in de oorlog (commissaris van een reclamebedrijf dat ook voor de Duitsers werkte) een rol speelde. Was tot 1961 fractieleider en werd toen staatsraad. Was tevens politiek commentator van De Volkskrant. Begenadigd spreker, die prachtige zinnen maakte. Harde werker: las als enige alle kamerstukken. Politieke peetvader van Klompé i en Schmelzer i. Bijnaam: 'de Sfinx van Overveen'.
M. (Marinus) van der Goes van Naters
'Rode advocaat' uit Nijmegen. Voor de oorlog justitie-woordvoerder van de SDAP en al snel vooraanstaand fractielid. Volgde in 1945 Drees op als fractievoorzitter en leidde in 1946 ook de eerste PvdA-fractie. Opereerde in die functie nogal solistisch. Kwam in 1951 in conflict met zijn partij over het beleid ten aanzien van Nieuw-Guinea en moest toen opstappen als fractievoorzitter. Pleitbezorger van Europese integratie, zorg voor het milieu, natuurbehoud en ontwikkelingssamenwerking. Was actief in het EGKS-parlement en het Europees Parlement. Kleurrijke, wat geaffecteerd sprekende, rebelse, maar ook vooruitziende figuur in sociaaldemocratische kring.
Voorman van de CHU in het midden van de twintigste eeuw. Bijna eenenveertig jaar Tweede Kamerlid en later tevens fractievoorzitter en partijvoorzitter. Was oorspronkelijk officier. Werd een gezaghebbend Kamerlid met name op defensie- en onderwijsgebied en was jarenlang secretaris van de Onderwijsraad. Gijzelaar in Sint-Michielsgestel. Leidde zijn partij door de crisis over de Indische politiek, waarbij hij met veel interne oppositie te maken had. Exponent van de gematigde, gouvernementele CHU, wars van scherpslijperij. Trad als partijleider zelfstandig op, maar gaf fractieleden wel de ruimte om een minderheidsstandpunt in te nemen. Tamelijk pragmatisch ingesteld, geen theoreticus. Kwam altijd per fiets naar het Binnenhof.
Staatsman, geschiedschrijver, staatsrechtgeleerde en voorman van de VDB i en de VVD i. Begon zijn loopbaan als kandidaat-notaris en belastingontvanger en was al op jonge leeftijd een vooraanstaand en veelzijdig Tweede Kamerlid. Trad in 1933 met Marchant i toe tot het crisiskabinet-Colijn en voerde als minister van Financiën een strak bezuinigingsbeleid. In 1938 burgemeester van Rotterdam (tot 1952). Na de oorlog korte tijd lid van de PvdA i, maar voelde zich daarin toch niet thuis en richtte met Stikker i in 1948 de VVD op. Werd daarvan de onbetwiste politieke leider. Sprak met een wat hoge, zachte stem, maar had in de Kamer veel gezag door zijn kennis van het staats- en parlementsrecht. Kon overigens ook vilein uit de hoek komen en gold als autoritair. Schreef standaardwerken over de parlementaire geschiedenis.
De vaste adviseurs van de koningin
Staatsrechtgeleerde met groot gezag, die, hoewel hij meer wetenschapper dan politicus was, onder andere als senator en partijvoorzitter een voorname rol in de VDB speelde. Zoon van een tabaksfabrikant en aanvankelijk rechter. Werd in 1914 hoogleraar, eerst in Amsterdam en daarna in Leiden. Schreef handboeken over het staats- en administratief recht. Als lid van de nieuwgevormde PvdA volgde hij in 1946 De Vos van Steenwijk i op als Eerste Kamervoorzitter. Leidde in 1948 de inhuldigingsplechtigheid van koningin Juliana in de Nieuwe Kerk. Werd in 1951 lid van de Raad van State.
Vooraanstaande katholieke politicus, zowel voor als na de Tweede Wereldoorlog. Was advocaat. Behoorde als Kamerlid tot de linkervleugel van zijn fractie en was in 1923 aanvoerder van de dissidenten die de Vlootwet torpedeerden. Werd in 1929 Tweede Kamervoorzitter en in 1933 minister van Justitie in het kabinet-Colijn II i. Kreeg te maken met de problemen rond de instroom van Duitse (deels Joodse) vluchtelingen en voerde een restrictief toelatingsbeleid. Werd in 1937 weer Kamervoorzitter. Protesteerde op 10 mei 1940 kort, maar krachtig tegen de Duitse inval. Formeerde in 1948 met Drees een kabinet i op brede basis en gaf daaraan als vicepremier mede leiding. Bracht een nieuwe staatsregeling voor Suriname tot stand. Geen boeiend spreker, wel bekwaam jurist en algemeen geacht.
Hoffelijke, bescheiden diplomaat en minister; raadsman van de koningin. Was aanvankelijk gezant in China en later ambtenaar. Werd in 1923 als buitenstaander onverwacht formateur, overigens zonder succes. Minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-De Geer I i en het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck III i. Vergezelde als vicepresident van de Raad van State de koningin naar Londen en was daar haar belangrijkste adviseur. Had een matigende invloed en durfde haar als één van de weinigen op haar constitutionele positie te wijzen. Had tamelijk feodale opvattingen over de omgang met medewerkers en wenste door ambtenaren van de Raad van State aangesproken te worden als 'president'. Kon geen afscheid nemen van het vicepresidentschap, ook niet nadat vanuit het kabinet was aangedrongen op zijn vertrek. Overleed zodoende op 84-jarige leeftijd 'in het harnas'.
Meer over