Debat afschaffen deelgemeenten - Main contents
De bijdrage van Kees de Lange aan het debat op dinsdag 29 januari 2013. Dit onderwerp raakt direct aan de missie van de OSF. Een mooie gelegenheid voor de senator om op een aantal belangrijke elementen in te gaan.
33017 afschaffen deelgemeenten
C.A. de Lange (OSF)
Voorzitter.
Vandaag spreken we over wetsvoorstel 33017 dat beoogt gemeenten hun huidige bevoegdheid te ontnemen om deelgemeenten in te stellen. Een volwaardig wetsvoorstel, er zal dus wel een zwaarwegend probleem zijn, is dan de eerste reactie van mijn fractie. Maar wat is dan dat probleem, hoe ernstig is het, en betekent implementatie van het voorliggende wetsvoorstel een oplossing van de gesignaleerde bezwaren? Eenvoudige en voor de hand liggende vragen, dus laten we maar eens kijken.
Waar gaat het om? De regering wenst een krachtige, kleine, dienstverlenende overheid met zo min mogelijk bestuurslagen die bovendien goed op elkaar zijn afgestemd. Welke zijn die bestuurslagen? De VVD fractie telt er drie, en er waren tijden dat die telling correct was. Echter, das war einmal, want naast de rijksoverheid, de provincie en de gemeente is mijn fractie de mening toegedaan dat ook de opvallend goed voor zichzelf zorgende bestuurslaag Europa momenteel naadloos in het rijtje past. Vier bestuurslagen dus, die, althans in een ideale wereld, met een weloverwogen taakverdeling en grenzenloze competenties de burger bedienen op een wijze die nooit kritiek uitlokt. De weerbarstige praktijk is helaas een andere. Die burger is namelijk pas tevreden als hij het gevoel heeft enige zeggenschap over zijn eigen leven te behouden. En omdat politiek er voor de burger is en niet omgekeerd, is dat een overweging waar een verstandige overheid niet aan voorbij gaat. Maar tussen droom en daad… u weet het net zo goed als ik.
In de opvatting van deze minister en de huidige regeringscoalitie is het probleem dat deelgemeenten met hun gekozen deelraden zich ontwikkeld zouden hebben tot een afzonderlijke bestuurslaag. Dat achten zij ‘ten principale’ onwenselijk. Door het gewicht van principes in de strijd te werpen, wordt gesuggereerd dat heel Nederland ernstig bedreigd wordt door het vernietigende deelraadvirus. Nu valt dat zelfs bij oppervlakkige beschouwing gelukkig hard mee: het betreft alleen de steden Amsterdam en Rotterdam, en mij zijn geen gevallen bekend van andere steden die datzelfde ambiëren. We kunnen dus met enige nuchterheid vaststellen dat, als er al een probleem is, de omvang ervan uitermate beperkt is. Dat zou voor de regering goed nieuws moeten zijn.
Functioneerden die deelgemeenten dan niet? Voor die stelling blijkt merkwaardig genoeg geen enkele onderbouwing te bestaan. Integendeel, de beperkte informatie die op dit punt beschikbaar is, wijst erop dat de burger eigenlijk redelijk tevreden is. Hij voelt zich betrokken bij zijn eigen leefomgeving en heeft directe aanspreekpunten in de eigen buurt. Bovendien kent hij de gekozen deelraadpolitici vaak persoonlijk, en ervaart hij dat als nuttig en plezierig.
Zijn Amsterdam en Rotterdam dan misschien ideologische vrijstaten die zich niks van feiten aantrekken en gedachteloos doormodderen op een eerder ingezette verderfelijke koers? Nou nee, eigenlijk ook niet. In beide steden is het systeem van deelgemeenten niet zo lang geleden nuchter geanalyseerd en deze analyse heeft in beide gevallen tot bijstellingen geleid. In een wereld waarin zoveel mis gaat, lijkt dit me alle reden je zegeningen te tellen.
Ook de Raad van State stelt de nodige vragen en heeft ernstige bedenkingen bij het wetsvoorstel. De Raad wijst er op dat argumenten gebruikt in het verleden om het instellen van deelgemeenten te rechtvaardigen opeens van het andere teken zijn voorzien om nu te betogen dat deelgemeenten moeten verdwijnen. ’t Kan verkeren, om de lijfspreuk van Gerbrand Adriaenszoon Bredero maar eens te citeren. Voortschrijdend inzicht ongetwijfeld, of terug komen op een eerdere opvatting, maar erg geloofwaardig is het allemaal niet. Immers, een principe is goed, maar argumenten zijn beter. En overtuigende argumenten ter onderbouwing van dit wetsvoorstel, een dragende motivering dus, ontbreken in de visie van de Raad van State toch te vaak.
Wat mijn fractie zou hopen is dat het voorliggende voorstel zou passen in een breder kader dat ook een integrale visie inhoudt op ons binnenlands bestuur. Het is niet ten onrechte dat de motie-Kox hier om vraagt, en het valt te betreuren dat die totaalvisie nog niet geleverd is. Zolang die ontbreekt, kan het huidige wetsvoorstel niet anders gezien worden dan als het flinterdunne eerste plakje dat van de bestuurlijke salami uitgeserveerd wordt. Ook dit wordt, zij het met andere woorden, door de Raad van State betoogd.
Juist op het punt van de integrale visie zijn in elk geval de signalen die naar buiten komen tegenstrijdig. Deze regering lijkt zich in een curieuze en moeizame spagaat te bevinden tussen enerzijds decentralisatie, en anderzijds centralisme. Enerzijds worden allerlei voor de burger essentiële taken van het niveau van de rijksoverheid overgeheveld naar dat van de gemeenten. Dichter naar de burger zou je zeggen, als de gemeenten ook de middelen zouden krijgen om die taken goed uit te voeren. Maar ook een signaal van vertrouwen in het gemeentelijk beoordelingsvermogen, in gemeenten die hun autonomie kennelijk meer dan waard zijn. Anderzijds is er dit wetsvoorstel, gemotiveerd vanuit een top-down benadering die ongewenst wordt gevonden door de twee gemeenten die het aangaat, maar doorgezet met een centralistische bedilzucht een betere zaak waardig. En ondanks een nadrukkelijk streven naar bestuurlijke schaalvergroting bij provincies en gemeenten zijn er de proefballonnetjes en meer om deelgemeenten te verbieden en gekozen democratische vertegenwoordigingsorganen te verkleinen. Schaalvergroting, maar met veel minder democratische controle. Hoe bedenk je het. Dat voor de combinatie van de provincies Flevoland, Utrecht en Noord-Holland die de minister op het oog heeft reeds nu de door velen hilarisch gevonden naam Flutland de ronde doet, zou te denken moeten geven.
De Onafhankelijke Senaats Fractie is overtuigd voorstander van een bestuurlijke bottom-up benadering, met oog voor kleinschaligheid en de menselijke maat. Bestuur begint op het niveau van de burger, en bouwt stap voor stap op tot het landelijke niveau. E pluribus unum, eenheid die uit verscheidenheid voortkomt, om het motto van de Verenigde Staten sinds 1776 maar eens te citeren. In die visie neemt gemeentelijke autonomie een centrale plaats in. Het nu voorliggende wetsvoorstel staat hier haaks op. Gore Vidal heeft eens gezegd dat politici illusies scheppen en die feiten noemen. Deze minister schept illusies en noemt het principes.
Laat me tot een afronding van mijn eerste termijn komen. Het wetsvoorstel is een typische illustratie van centralistisch denken en een vorm van gestold wantrouwen die de gemeenten Amsterdam en Rotterdam niet verdienen. In de visie van mijn fractie is dit wetsvoorstel onvoldoende doordacht, letterlijk ongewenst en overbodig. Het is een vermeende oplossing voor een vermeend probleem. Maar ongetwijfeld gaat de minister mijn fractie voorhouden dat het allemaal zo’n vaart niet loopt. Die discussie wachten wij af.
Den Haag, 29 januari 2013