Oorlog hoort in een museum - Main contents
Het boek Im Westen nichts Neues van de in Osnabrück geboren Erich Maria Remarque - zijn eigenlijke naam was Erich Paul Remark - heeft veel voor mij betekend, en doet dat nog. Het verhaal, dat in eerste instantie verscheen als feuilleton en pas in 1929 uitkwam in boekvorm, beschrijft de verschrikkingen aan het front in Vlaanderen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Maar ook het nationalisme, het militarisme en andere vormen van domheid aan het thuisfront komen nadrukkelijk aan de orde. Remarque zei er zelf over: „Dit boek wil noch een aanklacht noch een bekentenis zijn, het wil alleen een poging wagen verslag uit te brengen over een generatie die door de oorlog werd vernield, ook wanneer het haar was gelukt aan de granaten te ontkomen”.
Met name de passages waarin duidelijk wordt hoe groot het gat is tussen de leefwereld aan het front en het leven thuis, waar men lekker aan een tafeltje kan keuvelen over de vorderingen - die er niet zijn - aan het front. Het doet de hoofdpersoon in het boek terugverlangen naar de solidariteit van zijn kameraden aan het front. En hij gaat terug, terug naar de loopgraven.
Tien jaar geleden trokken de VS en Groot-Brittannië ten strijde tegen Irak. Eerder kwam al naar buiten dat de regeringen van beide landen hadden gelogen over de casus belli, de aanwezigheid van massavernietigingswapens. We weten nu ook wat die tien jaar oorlog de Irakezen heeft gebracht: meer dan een miljoen doden, een veelvoud aan vluchtelingen, werkloosheid, corruptie, politieke instabiliteit, en bovenal geen goede vooruitzichten. Dankzij een BBC-reportage over ene Jim Steele, een gepensioneerde Amerikaanse kolonel, weten we dat de Amerikanen niet allen in de Abu Graib-gevangenis in Bagdad op grote schaal martelden, maar ook in een tot gevangenis omgebouwde bibliotheek in Samarra in soennitisch gebied.
Op de site van Huffington Post staat een brief van een in Irak zwaargewond geraakte veteraan die besloten heeft een einde aan zijn leven te maken: „I write this letter, my last letter, to you, Mr. Bush and Mr. Cheney. I write not because I think you grasp the terrible human and moral consequences of your lies, manipulation and thirst for wealth and power. I write this letter because, before my own death, I want to make it clear that I, and hundreds of thousands of my fellow veterans, along with millions of my fellow citizens, along with hundreds of millions more in Iraq and the Middle East, know fully who you are and what you have done. You may evade justice but in our eyes you are each guilty of egregious war crimes, of plunder and, finally, of murder, including the murder of thousands of young Americans - my fellow veterans - whose future you stole.’
Vorige week was ik in het oorlogsmuseum in Overloon. Tegenwoordig heet het Liberty Park; een grote vleugel draagt de naam Nationaal Oorlogs- en Verzetsmuseum. Erg de moeite waard want er wordt een uitgebreid beeld geschetst van de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog, de oorlog zelf en de dilemma’s waar een oorlog mensen voor plaatst. Het museum geeft de bezoeker als boodschap mee: oorlog hoort in een museum.
Deze column verscheen op 27 maart 2013 in NRC