IV Het Koninkrijk van Willem I (1813-1840) - Main contents
Achtergrondinformatie bij het vierde hoofdstuk van "De eerste honderdvijftig jaar, parlementaire geschiedenis van Nederland, 1796-1946" van J.TH.J. van den Berg en J.J. Vis, 2013 Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam.
Contents
Periode 1815-1840: onder koning Willem I
Koning Willem I i regeert als een verlicht absolutistisch vorst: hij bepaalt het beleid, neemt besluiten en is verantwoordelijk voor de financiën, en hij benoemt en ontslaat de ministers. Die ministers zijn alleen aan hem verantwoording schuldig en zijn in feite 'ambtenaren'. De koning heeft het beste voor met het land, zo bevordert hij handel en industrie en zorgt hij voor aanleg van kanalen.
Vergadering van Notabelen, 29 maart 1814
Op 29 maart 1814 kwamen in de Nieuwe Kerk te Amsterdam 474 vooraanstaande burgers bijeen, die moesten beslissen over de ontwerp-Grondwet. De door de vorst benoemde 'aanzienlijken' werden als vertegenwoordigers van het Nederlandse volk gezien. De ontwerp-Grondwet i was gemaakt door een commissie onder leiding van G.K. van Hogendorp i en zou worden verdedigd door C.F. van Maanen i, president van het Hooggerechtshof en lid van de Grondwetscommissie.
(koning Willem I) koning Willem Frederik
De 'Koning-Koopman'. Eerste Nederlandse koning na het herstel van de zelfstandigheid in 1814. Had ervaring als vorst opgedaan in Fulda. Regeerde als verlichte autoritaire vorst en zette zich in voor ontwikkeling van het economisch leven (kanalen!). Weigerde zich lange tijd neer te leggen bij de afscheiding van België van 1830 en veroorzaakte mede daardoor problemen met de staatsfinanciën. Die financiële politiek was de voornaamste bron van kritiek van de oppositie. Trad in 1840 teleurgesteld af na een beperkte Grondwetsherziening. Verloor de grote lijnen vaak uit het oog, doordat hij zich te veel bezighield met details. Beschouwde ministers als zijn dienaren en stelde in hen vaak weinig vertrouwen.
Gematigde Rotterdamse orangist en liberaal. Grondlegger van het Nederlandse staatsbestel. Ontwierp in de Bataafs-Franse Tijd een Grondwet. Die 'Schetsen' vormden de basis voor de Grondwet van 1814. Was zelf voorzitter van de Grondwetscommissies in 1813/1814 en 1815. Vormde in december 1813 met Van der Duyn van Maasdam i het Voorlopig Bewind en maakte de weg vrij voor Soeverein Vorst (later koning) Willem I. Kwam later evenwel met die koning in conflict, waarbij hem zelfs de titel 'minister van staat' werd ontnomen. Origineel denker met een scherp verstand die zijn gedachten steeds aan papier toevertrouwde. Tamelijk ijdel.
A.F.J.A. (Frans-Adam) graaf van der Duyn van Maasdam
Voorname officier en kamerheer van de erfprins, die na het vertrek van de Fransen eind 1813 met Van Hogendorp i het Voorlopig Bewind vormde. In 1814 en 1815 maakte hij deel uit van de commissies die de Grondwet opstelden. Daarna werd hij Gouverneur van het zuidelijk deel van Holland (na 1840 Zuid-Holland), hoewel hij dat ambt niet had begeerd. Als Gouverneur wenste hij niet mee te werken aan het uit de Kamer weren van Van Hogendorp toen die in de ogen van de koning te kritisch werd. In 1848 benoemde Willem II, wiens hofmaarschalk hij was, hem tot Eerste Kamerlid om de voorstellen tot herziening van de Grondwet aan een meerderheid te helpen.
Belangrijk staatsman ten tijde van koning Willem I. Maakte als ambtenaar carrière in de Franse Tijd en vervulde in 1813 een positie in het voorlopig bewind. Werd door soeverein vorst Willem tot Algemeen Secretaris benoemd, een belangrijke politiek-ambtelijke functie. In 1818 minister van het 'superdepartement' van Onderwijs, Nationale Nijverheid en Koloniën. Voerde een krachtig industriebeleid, vooral in de Zuidelijke Nederlanden. Kwam in conflict met Van Maanen en trad af. Daarna ambassadeur in Londen. Na een conflict met de koning over de Belgische kwestie nam hij ook uit deze functie ontslag. In 1839 werd hij nog ambassadeur in Brussel. Verlicht denker en vrijmetselaar.
Belangrijkste minister onder Willem I. Begon zijn bestuurlijke loopbaan tijdens de Bataafse tijd en was minister van Justitie en Politie onder Lodewijk Napoleon i. Maakte deel uit van de Grondwetscommissies in 1814 en 1815. Had een groot aandeel in de totstandkoming van de codificatie van het recht in wetboeken. Aanvankelijk tamelijk verlicht en voorstander van openbare Kamervergaderingen. Onder Willem I speelde hij echter een belangrijke rol bij het tegengaan van oppositie, onder andere door maatregelen om de persvrijheid te beperken. Tegenstander van de invoering van ministeriële verantwoordelijkheid i en voorstander van het regeren bij besluit. Willem II verving hem door de liberalere Van Hall i.
Vooraanstaande staatsman uit een Haarlemse regentenfamilie en minister in de Bataafs-Franse tijd en onder Willem I. Werd onder Lodewijk Napoleon belast met de opstelling van het Wetboek van Strafrecht. Maakte in 1814 en 1815 deel uit van de Grondwetscommissies. Daarna Commissaris-Generaal in Nederlands-Indiė en vervolgens minister van Financiėn en van Marine en Koloniėn. Nam ontslag nadat het cultuurstelsel werd ingevoerd.
Orangistisch Amsterdams regent. Trouw en bescheiden dienaar van Lodewijk Napoleon i, die hem aanvankelijk zeer toegenegen was. Was onder meer minister van Buitenlandse Zaken. In 1813 lid van de commissie die de Grondwet ontwierp. Vervulde ook onder Willem I een ministerspost, maar werd in 1817 weggepromoveerd naar de Eerste Kamer. Werd door tijdgenoten omschreven als een bescheiden, toegewijd en bekwaam bestuurder. Gehuwd met Sara Hop, dochter van een rijke Amsterdamse regent.
G.A.G.Ph. baron van der Capellen
Vooraanstaande, zelfbewuste en ambitieuze staatsman uit de tijd van koning Willem I. Zoon van een kolonel die tevens kamerheer van stadhouder Willem V was. Werd, nadat zijn vader in Pruisische gevangenschap overleden was, opgevoed door een Waalse predikant. Genoot zijn opleiding deels in Duitsland. Na voltooiing van de rechtenstudie werd hij ambtenaar, en in 1808 benoemde Lodewijk Napoleon hem tot landdrost van Oost-Friesland. Daarna onder meer minister van Binnenlandse Zaken en Eredienst. Na het herstel van de onafhankelijkheid was hij onder meer provinciebestuurder, commissaris in Brussel en diplomaat. In 1816 de eerste Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië na het vertrek van de Engelsen.
Officier, die functies bekleedde in Nederlands-Indië en een belangrijke rol speelde bij het verdrijven van de Fransen in 1813. Nadien bestuurder in West-Indië en Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië. Was dé initiatiefnemer tot invoering van het stelsel van gedwongen verbouw van landbouwproducten voor koloniale bestuur (het cultuurstelsel). Nam na zijn terugkeer in Nederland het initiatief tot de oprichting van opvoedingsgestichten in Drenthe. Minister van Koloniën onder Willem I, maar in 1839 door de Tweede Kamer ten val gebracht. Daarna nog Tweede Kamerlid.
Zwolse patriot en zoon van een ambtenaar, wiens bestuurlijke loopbaan na 1795 begon als lid van de provisionele representanten van het volk van Overijssel. Werd in 1796 lid van de Nationale Vergadering, maar als federalist in 1798 gevangen gezet. In 1801-1805 was hij lid van het Staatsbewind, het hoogste bestuursorgaan van de Bataafse Republiek. Daarna vervulde hij functies als staatsraad en landdrost. Tijdens de inlijving maakte hij deel uit van het Wetgevend Lichaam in Parijs. Onder Willem I was hij drie jaar lid van de Raad van State en zat hij in de Grondwetscommissie van 1815.
J.G. baron Verstolk van Soelen
Conservatieve Rotterdamse regent en diplomaat, die onder Willem I i lange tijd minister van Buitenlandse Zaken was. Bekleedde al in de Bataafs-Franse tijd en tijdens de inlijving belangrijke bestuurlijke functies, zoals prefect van Friesland. Daarna gezant in Rusland. Als minister één van de belangrijkste steunpilaren van de koning. Kort na het aantreden van koning Willem II i trad hij vanwege een conflict af. Woonde in Den Haag in het paleisje (later koninklijk paleis) aan het Lange Voorhout. Bezat een uitgebreide, waardevolle schilderijencollectie.
Ch.I.Ph. (Charles) graaf De Thiennes de Lombise
Belgische edelman, die in september 1815 de eerste voorzitter van de Eerste Kamer werd. Hij bleef dat tot oktober 1818 en wisselde daarna het voorzitterschap jaarlijks af met de Noord-Nederlander Röell. In augustus 1814 commissaris-generaal van justitie voor het voorlopig bewind in de Oostenrijkse Nederlanden. Die functie verruilde hij in 1815 met de commissaris-generaal voor het toezicht en beleid der politie. In 1815 maakte hij deel uit van de Grondwetscommissie en werd hij, naast Eerste Kamerlid, minister van staat en lid van de kabinetsraad. Gematigd zuidelijk politicus, die vaak de zijde van de koning koos.
Vlaamse bestuurder die zowel in de Franse tijd als onder Willem I i belangrijke functies bekleedde. Was onder meer préfect en werd in 1815 lid van de Grondwetscommissie en daarna van de Raad van State i en (tegelijk) van de Tweede Kamer. Willem benoemde hem in 1820 tot Gouverneur van Noord-Brabant, maar daar lag hij spoedig overhoop met de gedeputeerden en was zijn familie impopulair. Raakte toen overspannen. Hij werd weggepromoveerd naar West-Vlaanderen als opvolger van Van der Fosse i die Gouverneur in Henegouwen werd. Was ook daar geen succes en kreeg uiteindelijk een zetel in de Eerste Kamer.
P.Ch.Gh. (Patrice) ridder De Coninck
Brugse jurist, die tijdens de Franse tijd onder meer prefect in Noord-Duitsland en Zeeland was. Speelde als lid van de Grondwetscommissie in 1815 een belangrijke rol bij de instelling van de Eerste Kamer. Nadien Gouverneur van Oost-Vlaanderen en in 1817 minister van Binnenlandse Zaken, waaronder ook de zorg voor waterstaat en onderwijs vielen. Aanvankelijk een door Willem I gewaardeerde Zuid-Nederlander. Mede door zijn zwakke gezondheid en verminderde werkkracht raakte hij later in ongenade. De koning vond hem toen zelfs lui en grof, en promoveerde hem weg naar Buitenlandse Zaken, dat toen een onbetekende post was. Na een half jaar eindigde ook dat ministerschap.
Zuid-Nederlandse rechtsgeleerde en lid van de Grondwetscommissie van 1815. Klerikaalgezind. Tegenstander van de hervormingen van keizer Jozef II en leider van de revolutionaire beweging in Vlaanderen. In de Franse tijd gevangene en vluchteling, maar na 1800 opnieuw bestuurder en lid van het Wetgevend Lichaam. Weigerde in 1815 het lidmaatschap van de Tweede Kamer.
Meer over
- I Proloog: het einde van de oude Republiek i
- II De Bataafse Republiek (1796-1806) i
- III Het Koninkrijk Holland en de inlijving in het Franse keizerrijk (1806-1813) i
- V Naar de Grondwet van 1848 (1840-1850) i
- VI Het liberale hoogtij: van Thorbecke tot Heemskerk (1850-1888) i
- VII De tweevoudige kloof: Antithese en klassenstrijd (1888-1918) i
- VIII Tussen twee wereldoorlogen (1918-1940) i
- IX Bezetting, herstel en vernieuwing (1940-1946) i