De schande van twintig jaar later - Main contents
De alleenheerschappij van directeur Erik Staal, slechte accountants, commissarissen die hun werk niet deden en zwak optreden van de toezichthouders en het ministerie: dat alles ligt aan de basis van het miljardenverlies van woningcorporatie Vestia.
Zo oordeelt een speciale commissie die onderzoek deed naar het derivatenavontuur onder leiding van de jarenlang best verdienende topbestuurder in de (semi)publieke sector, Erik Staal.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de woningnood decennialang Volksvijand Nummer Eén genoemd. Vooral voor de mensen met lage inkomens, en dat was lang de overgrote meerderheid, was het moeilijk om aan goede, betaalbare huisvesting te komen.
Nieuwe stellen gingen inwonen bij een van de ouders. Als je geluk had, dan kreeg je een stekje voor jezelf, niet zelden de geringe ruimte van een duplexwoning. Vanwege de grote nood op het terrein van deze eerste levensbehoefte werd de sociale volkshuisvesting een overheidstaak. De overheid nam het op zich de kwantitatieve en kwalitatieve woningnood aan te pakken.
Woningcorporaties, vaak opgericht aan het begin van de vorige eeuw, waren daar behulpzaam bij. De meeste zijn opgericht met dat ene doel: een dak boven het hoofd van iedereen. Om te zorgen dat alles overeenkomstig die doelstelling zou gebeuren, werden de corporaties verenigingen, met de bijbehorende invloed van de leden/huurders.
Woningbouwvereniging St. Willibrordus had in Oss de alleenheerschappij als het over de sociale volkshuisvesting ging, maar er was een ledenraad waaraan belangrijke investeringen en andere belangrijke beslissingen moesten worden voorgelegd. Vooral vanaf 1979, toen Jo lid werd van dat gezelschap, kreeg de huurder een heldere en luide stem in het tot dan toe toch ietwat gezapige gezelschap. Twintig jaar is hij daar de luis in de pels geweest. In de krant noemden ze hem „een guerrillastrijder binnen de bouwvereniging”. Hij heeft in die jaren, al of niet samen met de betrokken huurders, veel bereikt: aanbestedingen gingen niet meer vanzelfsprekend naar één aannemer; klachten werden eerder en beter verholpen; onrechtvaardigheden werden opgeruimd. Kortom: de huurders hadden een stem binnen de vereniging en de democratie deed zijn werk.
Dat werd allemaal anders in 1994, toen de zogenoemde bruteringsoperatie van start ging: de overheid trok zich goeddeels terug uit de sociale volkshuisvesting. De sector werd geprivatiseerd, de corporaties moesten de markt op en gaan functioneren als waren het commerciële bedrijven.
Het eerste wat er gebeurde, was het omdopen van de verenigingen in stichtingen - weg democratische controle. Het tweede was het ‘marktconform’ maken van de salarissen aan de top - weg fatsoenlijke beloning. De salarissen gingen soms enkele malen over de kop. En de woningnood? Die is weer terug van weggeweest.
Deze column verscheen op 30 januari 2013 in NRC