Lessen na de Q-koorts - Main contents
In 1854 brak in Londen in de wijk Soho een grote cholera-epidemie uit. Dokter John Snow ontdekte dat in Broadstreet de meeste mensen overleden. Bijna alle doden gebruikten het water van de publieke waterpomp. Hoewel Snow niet precies wist wat de oorzaak was, wist hij op grond van statistische gegevens het gemeentebestuur te overtuigen de pomp te sluiten. En de epidemie kwam tot stilstand. Snow’s onderzoek wordt algemeen beschouwd als de start van de epidemiologie als wetenschap.
Henk van Gerven is SP-Kamerlid
De overeenkomst met de Q-koortsepidemie is treffend. In 2007 brak er een Q-koortsepidemie uit in het Brabantse Herpen. Meer dan 60 besmettingsgevallen, waarbij al snel de verdenking viel op een geitenhouderij in het dorp als bron voor deze besmetting. Eerder kon Herpen nog als een wrang incident worden afgedaan. Maar in 2008 bleek het, na meer dan duizend besmettingen, zeer waarschijnlijk dat met coxiella besmette geitenhouderijen de bron waren. Dat concludeerden de Brabantse gezondheidsautoriteiten. In tegenstelling tot Snow’s handelen anderhalve eeuw geleden, nam de Nederlandse overheid de volksgezondheid niet als uitgangspunt. Den Haag deed te weinig, tot grote frustratie van de Brabantse (gezondheids-)autoriteiten. De gevolgen bleken dramatisch, zowel voor de geitenhouderijen als de getroffen burgers.
De commissie-Van Dijk, die in opdracht van de Tweede Kamer en het kabinet het Q-koortsbeleid onderzocht, was eind 2010 zeer hard in haar analyse en sprak van een verloren jaar bij de aanpak van de Q-koorts. Deze week presenteerde de Nationale ombudsman zijn onderzoek over de Q-koortsaanpak door de overheid. Hij oordeelde eveneens hard: ‘De overheid heeft het vertrouwen van de burger geschonden.’ De Nationale ombudsman brak een lans voor de getroffen burgers en pleitte voor een ruiterlijke erkenning van de overheid dat ze onbehoorlijk heeft gehandeld en voor een compensatiefonds voor de slachtoffers.
Welke lessen moeten we nu trekken uit het Q-koortsdrama? Een van de belangrijkste punten is het uitgangspunt dat de volksgezondheid in alle gevallen boven economische belangen van een sector moet gaan. Zowel oud-minister Verburg als oud-minister Klink heeft gezegd dat dit het uitgangspunt van handelen was. Uit de praktijk blijkt echter dat niet het voorzorgprincipe is gehanteerd bij de aanpak van de Q-koortsepidemie, maar dat het ministerie van Landbouw eerst volledige zekerheid wilde dat de besmette geitenhouderijen de bron waren alsvorens te handelen. Nieuwsuur meldde vorige week dat om die reden de melktanktest eind 2008 al wel beschikbaar was maar pas in het najaar van 2009 door het ministerie van Landbouw werd goedgekeurd en toegepast. In de toekomst moet het Ministerie van Volksgezondheid de leiding nemen wanneer bij dierziekten de volksgezondheid van mensen in het geding is. Nu gebeurt dat nog door het Ministerie van Landbouw. Dit voorkomt ook de schijn van belangenverstrengeling. De contacten tussen de intensieve veehouderij en het ministerie zijn immers zeer hecht.
Ook dient de Gezondheidsdienst voor Dieren, die het tankmelkonderzoek heeft gedaan, onafhankelijk te worden. Het is nu een BV waarvan de aandelen in handen zijn van de boerensector zelf. Het particuliere karakter van de Gezondheidsdienst voor Dieren en de discussie rond de privacy van gegevens heeft een voortvarende aanpak van de Q-koortsepidemie belemmerd en vertraagd.
In 2010 heeft minister Klink in reactie op een SP-motie aan de Kamer toegezegd de mogelijkheden te onderzoeken om de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening zo aan te passen dat lokale overheden in kunnen grijpen als er gezondheidsrisico’s zijn bij de intensieve veehouderij. Nog steeds is er geen begin gemaakt. Het zou goed zijn geweest als bijvoorbeeld in 2007 het gemeentebestuur van Oss en de GGD Hart voor Brabant in het belang van de volksgezondheid hadden kunnen ingrijpen in Herpen in 2007.
Om het dossier Q-koorts te kunnen sluiten is het noodzakelijk dat de overheid nu eindelijk erkent dat ze gefaald heeft bij een adequate aanpak van de Q-koortsepidemie en de consequenties van deze erkenning aanvaardt. Een ‘het spijt me’ is nodig voor de slachtoffers. Zowel voor de boeren als de getroffen burgers. Want terugkijkend moeten we constateren dat de kortzichtige kortetermijnaanpak van de overheid de sector uiteindelijk veel schade heeft berokkend. Als er eerder maatregelen waren getroffen dan waren er waarschijnlijk minder of zelfs geen ruimingen nodig geweest.
Het is onbegrijpelijk dat het kabinet tot nu toe geen enkel gehoor heeft gegeven aan de wens tot compensatie aan die groep Q-koortspatiënten die ernstig geleden heeft. Er is een groep van circa duizend patiënten die chronische klachten heeft waardoor hun leven drastisch is veranderd. Het is de morele plicht van de overheid hen evenzeer te compenseren zoals ze de boeren heeft gecompenseerd.
Dit artikel verscheen op 22 juni 2012 in Boerderij Vandaag