Wetsvoorstel Koser Kaya/Blok eindelijk in de Eerste Kamer - Main contents
Kees de Lange
Graag begin ik met mijn waardering uit te spreken voor de grote inspanningen geleverd door Fatma Koser Kaya en Stef Blok om het voorliggende initiatiefwetsvoorstel met betrekking tot een evenwichtige samenstelling van de medezeggenschap in pensioenfondsbesturen voor te bereiden en ondanks veel tegenstand door de Tweede Kamer te loodsen.
Pensioen is uitgesteld loon. Weliswaar wordt dit uitgestelde loon, beheerd op collectieve wijze en met een sterke levensverzekeringscomponent, maar het zijn nadrukkelijk wèl de individuele deelnemers aan de pensioenfondsen die op deze wijze een leven lang individueel sparen voor hun oude dag. Uitgesteld loon dus, met eigendomsrechten voor hen die het geld bijeen gespaard hebben. Maar in hoeverre is deze op het oog zo eenvoudige waarheid dat pensioen uitgesteld loon is ook terug te vinden in de wijze waarop pensioenfondsen, met name de bedrijfstakpensioenfondsen waarbij zo’n 80% van de Nederlanders verplicht is aangesloten, georganiseerd en bestuurd worden? In hoeverre zijn moderne inzichten over het besturen van grote organisaties, eigentijdse maatschappelijk inzichten over ‘governance’, doorgedrongen tot de politiek en tot de pensioenfondsbesturen? In hoeverre kunnen mensen die een leven lang premie betaald hebben een beroep doen op hun individuele nogal rudimentair gedefinieerde eigendomsrechten? Helaas moet geconstateerd worden dat tot nu toe ondanks enorme maatschappelijke druk de grote bedrijfstakpensioenfondsen alle moderne inzichten aan hun laars gelapt hebben. Een enorme maatschappelijke misstand in de ogen van mijn fractie. Waar gaat het immers om?
Het is in onze tijd, in het jaar onzes heren 2012, een algemeen aanvaard uitgangspunt dat zeggenschap binnen een organisatie volgt in de voetsporen van diegenen die de risico’s lopen. In het bedrijfsleven bestaat dit breed gedragen inzicht gelukkig al heel lang. Waar in een grijs verleden het de eigenaar-directeur was die alleen de dienst uitmaakte en zelfstandig alle beslissingen nam, is nadien onderkend dat ook de werknemers binnen een onderneming ‘stakeholders’ zijn die risico’s lopen. Uiteindelijk heeft dit inzicht geleid tot de wet op de ondernemingsraden die werknemers een stuk zeggenschap geeft over hoe de onderneming bestuurd worden. Later groeide het inzicht dat ook aandeelhouders ‘stakeholders’ zijn, die in een onderneming eveneens een stuk zeggenschap verdienen. Men kan lang twisten over de vraag of werknemers meer zeggenschap behoeven dan aandeelhouders, of dat het juist omgekeerd zou moeten zijn. Waar het hier vandaag om gaat is dat het simpele feit dat risicolopers recht op zeggenschap hebben in het bedrijfsleven zo langzamerhand feitelijk onomstreden is.
Hoe anders is de situatie bij de bedrijfstakpensioenfondsen, die in 2012 nog georganiseerd zijn op een wijze die volledig voorbij gaat aan alle moderne inzichten op velerlei terreinen. Tot schade van alle verplichte deelnemers. Tot schade ook van een samenleving die bij uitstek gebaat is bij vertrouwen van de burger in instanties zoals pensioenfondsen die een belangrijke maatschappelijke rol vervullen. Een vertrouwen dat in de afgelopen jaren ernstig geschaad is en dagelijks verder geschaad wordt.
Bedrijfstakpensioenfondsen worden tot op de huidige dag paritair bestuurd door werkgevers en vakorganisaties. Op die historische vanzelfsprekendheid valt al decennia lang erg veel af te dingen. Bij bedrijfstakpensioenfondsen lopen de werkgevers geen enkel risico. Volgens de moderne inzichten op het gebied van ‘governance’ dienen zij dus geen bestuurlijke rol te spelen. De werknemers worden uitsluitend vertegenwoordigd door de vakbonden, die maximaal 17% van de werkenden vertegenwoordigen en slechts in zeer geringe mate gepensioneerden onder hun leden hebben. Als de afgelopen jaren één ding duidelijk hebben gemaakt, dan is het wel dat de verplichte deelnemers in de bedrijfstakpensioenfondsen, de werkenden en de gepensioneerden, ALLE risico’s lopen. Niettemin heeft de grote meerderheid van de werkenden en een nog veel grotere meerderheid van de 2,7 miljoen gepensioneerden in Nederland helemaal niets over hun eigen uitgestelde loon te zeggen. Een onaanvaardbare situatie, daterend uit een verleden dat we zo snel mogelijk achter ons moeten laten.
Nu wordt critici van het huidige pensioenstelsel nogal eens tegengeworpen dat binnen de bedrijfstakpensioenfondsen er een systeem bestaat van medezeggenschapsraden en verantwoordingsorganen waarin de verplichte deelnemers hun stem kunnen laten horen. Het kan geen kwaad hier de feiten op dit punt nog eens op een rij te zetten. De leden van medezeggenschapsorganen bij de bedrijfstakpensioenfondsen zijn uitsluitend leden van vakorganisaties, dezelfde vakorganisaties die de helft van het pensioenfondsbestuur uitmaken. Het zijn die vakorganisaties die de leden van de medezeggenschapsraad aanwijzen, en, in tegenstelling tot wat bij de wet op de ondernemingsraden gestipuleerd wordt, gebeurt dat MET last en ruggespraak. Weerspannige exemplaren kunnen door de vakbonden zonder meer door inschikkelijker types vervangen worden, en in de praktijk gebeurt dat ook. Het verantwoordingsorgaan dan? Helaas leert de praktijk dat dezelfde vakbondsleden die de medezeggenschapsraad bemannen ook door de bonden aangewezen worden om zitting in de verantwoordingorganen te nemen. Het al te bekende voorbeeld van de slager die zijn eigen vlees keurt.
Om dit punt nog eens te onderstrepen, het ABP is niet alleen het grootste pensioenfonds van Nederland met zo’n 2,8 miljoen verplichte deelnemers waaronder ruim 700000 gepensioneerden, maar ook het fonds dat alle werknemers bij onze overheid onder zijn hoede heeft. De medezeggenschapsraad van het ABP wordt geacht de belangen van al deze mensen te vertegenwoordigen. Gezien de problemen waar het ABP al jaren mee kampt, en de weerstand die in brede kring gegroeid is tegen deze uiterst autoritaire en gefossiliseerde organisatie, zou men mogen verwachten dat de voorzitter van die medezeggenschapsraad een publieke persoonlijkheid zou zijn die regelmatig met verve in de media de belangen van de deelnemers behartigt. Laat me een kleine test doen: wie van de leden van deze Kamer, waarvan velen een ABP pensioen ‘genieten’ of in het vooruitzicht hebben, kent de naam van deze voorzitter? Ik laat verdere conclusies aan u over.
Het moge uit mijn inleiding duidelijk zijn dat zeggenschap over hun eigen uitgestelde loon voor verplichte deelnemers in de bedrijfstakpensioenfondsen verre van bevredigend geregeld is. Ook duidelijk is dat de belangen van gepensioneerden bij de sociale partners, werkgevers en vakbonden die samen in de Stichting van de Arbeid zitten, niet per definitie in goede handen zijn. Sterker nog, gepensioneerden zijn mensen die per definitie geen arbeid meer verrichten. De Stichting van de Arbeid is dus ook niet de logische plaats om op evenwichtige wijze hun belangen af te wegen tegen die van mensen die wel arbeid verrichten. In die zin is het voorliggende wetsvoorstel beslist een stap in de goede richting.
Nu het wetsvoorstel zelf. In de Tweede Kamer kent het een zeer lange voorgeschiedenis, en pas na het resultaat van de laatste Tweede Kamer verkiezingen ontstond er gelukkig een meerderheid voor. Het wetsvoorstel komt daarmee erg veel later dan mijn fractie lief is ter behandeling in deze Kamer, maar dat is bepaald geen verwijt aan de initiatiefnemers. Zij beseffen al jaren dat met name de grote en groeiende groep gepensioneerden een wezenlijke vertegenwoordiging in tot nu toe weerspannige pensioenfondsbesturen behoeft en dat dit helaas bij wet afgedwongen moet worden. In die zin verdient het wetsvoorstel alle steun die onze fractie ook zal geven.
Zijn met het aannemen van dit wetsvoorstel de voornaamste problemen op het gebied van zeggenschap bij de bedrijfstakpensioenfondsen opgelost? Was het maar zo. Naar de mening van mijn fractie is het voorliggende wetsvoorstel, ik herhaal het, zeker een stap in de goede richting die om die reden alle waardering en steun verdient. Echter, een eerste kleine stap die naar de mening van mijn fractie op zo kort mogelijke termijn gevolgd moet worden door nieuwe en veel grotere stappen, met als doel om bij alle pensioenfondsen moderne inzichten op het gebied van ‘governance’ in te voeren. Moderne inzichten die tot schade van onze samenleving decennia lang buiten beeld zijn gebleven. Naar de mening van mijn fractie dienen niet alleen gepensioneerden, maar ook al die andere groepen deelnemers die thans geen zeggenschap hebben over hun eigen uitgestelde loon, die zeggenschap met de grootst mogelijke spoed te krijgen. De manier waarop dit ingericht wordt, behoeft naar de mening van mijn fractie ook niet voor alle fondsen op dezelfde manier geregeld te worden. Zolang de zeggenschap maar op een representatieve wijze bij de deelnemers berust. Daartoe moet het pensioenstelsel grondig op de schop. Dat krijg je, als fatsoenlijk onderhoud tientallen jaren lang achterwege is gebleven.
Ook na de aanvaarding van het voorliggende wetsvoorstel blijven er enorme problemen onopgelost liggen. Zonder uitputtend te willen zijn noem ik dat al in de jaren 90 de overheid onder de ogen van de vakorganisatie tientallen miljarden ten onrechte aan de ABP kas heeft onttrokken. Jaren van incompetent en ontoereikend risicomanagement, ontoereikende premiebetaling, slecht bestuur, en een tekort schietend beleggingsbeleid, te weinig inzicht in beleggingskosten en een middeleeuws communicatiebeleid hebben nog veel meer schade aangericht. En nu, enige financiële crises later, staat het merendeel van de pensioenfondsen er belabberd voor. Zo belabberd dat onze indexatie al in geen jaren uitbetaald is of uitbetaald gaat worden. Zo belabberd dat kortingen op onze nominale pensioenen onafwendbaar lijken. Het kan niet zo zijn dat ons uitgestelde loon nog een dag langer dan strikt nodig is, beheerd wordt op een wijze die letterlijk niet meer van deze tijd is. Laten we daarom snel de eerste stap zetten en het wetsvoorstel aannemen. Dan kunnen we vandaag nog verder met alle noodzakelijke vervolgstappen.