Vrouwenoogst - Main contents
Op en neer naar Maastricht, want daar vond de boekpresentatie plaats van Vrouwenoogst. Mik Hamers en Heleen van Binsbergen hadden eens bedacht om een boek met interviews te maken met de vrouwen van een zekere leeftijd, van net na of nog net in de oorlog geboren, de verhalen over de tijd erna, en de veranderingen die de vrouwenbeweging in ons leven heeft betekent. Hoeveel mensen weten nog hoe het was, voor een vrouw, een of twee generaties terug, ‘gewone’ vrouwen (alhoewel ik dat altijd een rare term vind - niemand is ‘gewoon’ mag ik toch hopen) Het leuke van die zekere leeftijd is dat je ondanks alle verschillen zo makkelijk met elkaar in gesprek komt, en zo snel overeenkomsten vindt.
(Mik Hamers, Heleen van Binsbergen en ik)
Een mooi feestje, ik werd door Paul en Luiz van uitgeverij TIC opgewacht. Eerst een lunch met de vrouwen die aan het boek hadden meegewerkt, leuk om de gezichten bij de verhalen te zien. Want ik was gevraagd om de inleiding te schrijven, en ik had alle verhalen al gelezen. Het café in Maastricht liep daarna stampvol. Martien Stevens, die ging zingen moest op de tafel worden gehesen en ik daarna ook, om wat te zeggen. Wat ik zei komt in grote lijnen overeen met wat ik in de inleiding zei. En dat is dit:
Het was midden jaren zestig. Ik was begin twintig, net gescheiden, jong kind. Ik had het gevoel op een breukvlak van de geschiedenis te leven. Zo heb ik de opkomst van de vrouwenbeweging ervaren, de ‘tweede golf’, met een scherp ‘ervoor’ en ‘erna’. Het leven zou nooit meer hetzelfde worden. Ongetwijfeld zullen niet alle vrouwen het zo heftig ervaren hebben als ik, maar iedereen van een zekere leeftijd, zoals de vrouwen die in dit boek hun verhaal vertellen, kunnen beamen dat het een tijd was van veranderingen en bewustwording.
De beeldvorming over het feminisme van toen is vaak nogal stereotiep. Mannenhatende, tuinbroekdragende, verplicht lesbische vrouwen die hun benen niet scheren. Als ik nu aan jonge mensen moet uitleggen waar feminisme over ging vertel ik hoe het echt was, vóór de vrouwenbeweging. Dat we de pil nog niet hadden. Dat we nauwelijks werden voorgelicht. Dat abortus illegaal en gevaarlijk was, en dat de kerken in koor probeerden vrouwen er toe te brengen meer kinderen te krijgen, of ze wilden of niet. Dat je wanneer je onbedoeld zwanger werd je onder druk stond om te trouwen, een zogenaamd ‘moetje’ want een ongehuwde moeder was een schande. Dat je als je trouwde zo ontslagen kon worden. Dat het ideaalbeeld van de vrouw was dat je achter je man stond, je kinderen verzorgde, en dat je je eigen ontplooiing maar opzij zette voor je gezin. Dat je tot 1956 als vrouw ‘handelingsonbekwaam’ was, dat wil zeggen dat je handtekening onder een contract niet geldig was. Dat je maar heel weinig mogelijkheden had om ‘eenzijdig’ te scheiden, als je man je niet wilde laten gaan had je pech. Ik kon uiteindelijk alleen scheiden door een verklaring te tekenen dat ik overspel had gepleegd en zag daarmee af van alimentatie. Dat niemand het nog had over mishandeling en verkrachting binnen het huwelijk, je kon nergens heen. Dat je als lesbische vrouw niet zichtbaar mocht zijn, en een geheim leven moest leiden, op kamers bij een hospita. En dat dat allemaal veranderde in die woelige dagen van de vrouwenemancipatie. Heel veel meer dan ‘baas in eigen buik’ dus, al was dat een centraal issue.
(Paul)
(In het midden Luiz)
De jonge mensen die ik het vertel geloven vaak hun oren niet. Was dat het vrouwenleven, nog maar een, twee generaties terug? Zo werkt dat, zo snel vinden we het normaal wat toen is verworven, een nieuw ideaal van meer gelijkheid en eerlijker delen, meer keuzevrijheid, meer respect voor vrouwen als zelfstandige wezens en niet alleen de moeder van of de vrouw van. Net zo goed als ik vergat dankbaar te zijn voor die feministes van de eerste golf, die zich voor de paarden wierpen, in de gevangenis zaten en in hongerstaking gingen voor wat we nu heel gewoon vinden: vrouwenkiesrecht.
Een van de dingen die mij dreef was het voorbeeld van mijn moeder. Omdat ik nooit zo wilde worden. Mijn moeder was de vrouw van een directeur, ze had een werkster, ze was dus bevoorrecht. Maar toch ook weer niet, want vanzelfsprekend gaf ze haar eigen vak op toen ze trouwde. Ze had kweekschool gedaan, ze had lerares kunnen worden, maar werd huisvrouw. Echtgenote van. Met bontjas, dat wel. Maar toch moest ze altijd om geld vragen om het huishouden mee te doen. Dus stal ze stiekem geld uit mijn vaders broekzak. Ik herinner me vooral de nauwelijks verwoorde onvrede, de ruzies op zondag, de migraine. En hoe ze mij nederigheid wilde bijbrengen als ik met mijn later zeer geliefde maar toen nog behoorlijk autoritaire vader ruzie had: kind, wees jij nou de wijste, geef hem zijn zin, bied je excuses aan, dan gaat alles veel makkelijker. O nee, zo wilde ik niet leven. Nooit.
In die woelige dagen dat alles anders leek te worden was ik net als veel andere vrouwen op zoek naar voorbeelden, verhalen en boeken die mij iets zouden kunnen vertellen over het nieuwe leven waar ik in terecht was gekomen. Er was bijna niets. Natuurlijk waren er de romans waarin vrouwen een heftig leven leidden, maar dat bestond bijna altijd uit overspel, en met Madame Bovary liep het slecht af. En er waren memoires van belangrijke vrouwen. Maar het gewone leven zoals we dat leefden vóór de vrouwenbeweging losbarstte, waar vond je dat? En nog belangrijker, waar vonden we de voorbeelden van hoe je een vrijer, een gelijkwaardiger leven kon leven? Nergens.
Dus schreven we die verhalen zelf, over moederschap dat niet altijd meeviel, over moeizame relaties met mannen, over seksualiteit zoals we dat echt beleefden, en alle andere dilemma’s van het vrouwenleven. De eerste Vrouwenkranten werden ons uit de handen getrokken. De eerste boekjes van De Bonte Was werden gretig gelezen. En ik besloot niet langer te wachten tot iemand het boek zou schrijven waar ik op zat te wachten en het zelf te schrijven. Naïef, zonder idee wat het teweeg zou brengen. De schaamte voorbij, het verhaal van mijn leven tot dan toe, was al een bestseller nog voor de eerste recensie verschenen was. En als een kind dat de deur uit is en zich niets meer laat zeggen zwierf dat boek naar het buitenland, tot in Griekenland en Turkije, Slovenië en Finland. Kennelijk was de honger naar een boek dat ons iets zou vertellen over het leven zoals we dat leefden heel erg groot. En internationaal.
Er werd ook schande over gesproken. Ondanks het feit dat we ook nog midden in de seksuele revolutie zaten werd er zelden openlijk over seks en liefde geschreven zoals wij vrouwen dat meemaakten. Ook daarover kon je nergens iets vinden. Zeker had je voorlichtingsboeken, met onerotische dwarsdoorsneden van onze geslachtsorganen, en ook de NVSH deed reuze haar best om uit te leggen hoe het moest: voorspel, daad, naspel (als je mazzel had) maar in onze eerste praatgroepen bleek bijna niemand daar erg gelukkig van te worden. Ik herinner me vooral de enorme opluchtende hilariteit op het eerste vrouwencongres in Loosduinen, toen bleek dat driekwart van de aanwezige vrouwen wel eens deden alsof ze klaar kwamen, en die andere kwart dacht nou, daar was ik nog niet opgekomen, maar wat een handig idee. Een volgende boek was Voor Onszelf, over seksualiteit en ons lichaam, nu eens geschreven vanuit onze eigen ervaring, en met foto’s erbij van, jawel, onze eigen kutten.
Wie nu door een paar damestijdschriften bladert, en de sappige ‘chicklit’ boeken leest van jonge vrouwelijke schrijvers, kan zich niet meer voorstellen dat er een tijd was dat het praten over vrouwenseks zo taboe was. Zo snel vergeten we onze eigen geschiedenis.
Met dit boek wordt een stuk van onze vrouwengeschiedenis terug gehaald en bewaard. Dat vond ik natuurlijk een goed idee, en ik zei meteen ja toen ik gevraagd werd om een voorwoord te schrijven.
Twee dingen vielen me op toen ik de verhalen las. De eerste is dat elk vrouwenleven volstrekt uniek is. Geleefd leven, door niemand anders na te doen of te herhalen. Elke vrouw met haar eigen keuzes of gebrek aan keuzes, eigen teleurstellingen en overwinningen. En eigen toevalligheden uit welk nest je kwam, wie je op je levenspad ontmoette, de liefdes die bleven en de liefdes die vergingen.
Maar tegelijkertijd getuigen alle verhalen ervan hoe we kind zijn van de geschiedenis, hoe we de nadagen van de oorlog hebben beleefd, die er in ons land enorm inhakte. Alle vrouwen worstelden met het patriarchaat van toen, dat belichaamd in kerk en wetgeving over onze vruchtbaarheid besliste. Alle vrouwen moesten een antwoord vinden op die dubbele opgave om jezelf te ontplooien en er voor je gezin te zijn, een evenwicht te vinden tussen werk en gezin, vaak samen met mannen die bepaald nog niet opgevoed waren met het idee van eerlijk delen. En daarmee ook de onmogelijkheid om een gelijkwaardige liefdesrelatie met een man te beleven, meestal. Of die toch te vinden, een vorm van ‘thuiskomen’, met een vrouw. Het is opvallend hoeveel van de vrouwen in dit boek vertellen zich eens diep alleen te hebben gevoeld, terwijl je tegelijk kunt constateren hoeveel anderen er waren die worstelden met dezelfde keuzes en onmogelijkheden.
Dat was een tijd, vóór de vrouwenbeweging, dat je ‘er niet over praatte’. Het was de tijd dat we vaak slecht of helemaal niet werden voorgelicht, zeker als je op school ging bij de nonnen, en letterlijk niet wist waar je het zoeken moest. Veel vrouwen kenden hun eigen lichaam nauwelijks. Ook dat delen veel van de vrouwen als ervaring. Je praatte er thuis niet over, niet over de oorlog, niet over de familieschandes, niet over vaders die dronken, hun geld aan een andere vrouw uitgaven, hun handen niet thuis konden houden. Je hing de vuile was niet buiten.
Dat was toen, en die tijd is voorbij. Hebben we het nu makkelijker dan toen? Zijn we er gelukkiger van geworden? Ik laat de vrouwen zelf aan het woord. Lees, en huldig deze vrouwen die voor ons hun geschiedenis hebben opgeschreven.
Anja Meulenbelt
Amsterdam, 15 februari 2011