Een memorabele week in Afrika - Main contents
Je hele leven blijven er dingen die je voor de eerste keer doet en meemaakt. Voor mij is dat deze week het voet zetten op Afrikaanse bodem en de confrontatie met zowel rijkdom als extreme armoede, met groene, ruim opgezette wijken en piepkleine huisjes, comfortabele hotels met draadloos internet en open riolen in een sloppenwijk van Nairobi. Je hoeft niet van de SP te zijn om geraakt te worden door de enorme tegenstellingen. Alleen moet je ze wel een keer zien. En dat is ook het doel van deze reis.
Het ‘praten over’ krijgt veel meer betekenis na een lange klauterpartij tussen de huisjes in Kibera, een van de grootste ‘slums’ van Afrika. Ongeveer 300,000 mensen wonen boven op elkaar, in praktisch identieke woningen. Houten skelet, muren van aarde en een golfplaten dak. We bezoeken éénouder gezinnen, die met meerdere kinderen op luttele vierkante meters moeten leven. In elk gezin loopt een kind rond dat met hulp uit o.a. Nederland (Edukans in dit geval) naar school kan. Midden in de wijk staat een vrij nieuw gebouw met piepkleine klasjes en een aantal kamers waar weeskinderen wonen en slapen. In deze wijk liep het namelijk ook fors uit de klauwen na de verkiezingen van 2007: verschillende etnische groepen gingen elkaar te lijf en daar wonen er nogal wat van in Kibera.
Ik besef dat ik meteen mee ben genomen naar één van de treurigste plekken van Afrika, maar het heeft me diep geschokt. De menselijke waardigheid, een kernwaarde voor de SP, is hier heel ver te zoeken. Wat me ook opviel was de manier waarop mensen er schijnbaar mee omgaan. Overal worden we vriendelijk onthaald. Op bezoek in zo’n piepklein huisje, waar de kinderen op de grond slapen, voel ik gêne. Ik voel me een pottenkijker. Wat doe ik hier? Maar de mensen lijken zichtbaar blij met onze komst. De mensen die de school in de benen houden verdienen een standbeeld. De liefde waarmee dit gebeurt, in zeer moeilijke omstandigheden, biedt ook hoop.
Vrij groot was het contrast met een bezoek aan een florerend IT-bedrijf. Voornamelijk jonge medewerkers beijveren zich om slimme en gebruikersvriendelijke IT-toepassingen te ontwikkelen voor de landbouw, de zorg en ook voor het transparanter maken van verkiezingsuitslagen. Het bedrijf, 57 man en vrouw groot, heeft de wind mee en biedt ook nog eens producten die armoede bestrijden, boeren helpen een betere prijs voor hun product te krijgen en ziekenhuisjes ver het land in tijdiger te bedienen in geval van bijvoorbeeld tekorten aan medicijnen. Dit is het nieuwe Nairobi: de jongere garde die zich onttrekt aan het beeld van het arme Afrika. Ze hebben wel allemaal kunnen studeren, wat laat zien hoe belangrijk goed onderwijs is. Maar daarmee heb je nog geen baan. In deze sector loopt het wel goed en volgens de medewerkers was er werkelijk sprake van een enorme toename van de vraag naar het soort diensten dat zij leveren. Dat geeft een goed gevoel.
Ook nog op het programma deze week: een bezoek aan vluchtelingenkamp Dadaab aan de Somalische grens, weinig bekend bij velen. Al 20 jaar, sinds de val van de laatste officiële regering in Somalië, bestaat dit kamp. Recent werd het getroffen door enorme overstromingen. Uitzicht op terugkeer is er voorlopig niet. Verder bezoeken we de rechtbank in Mombasa en een nabijgelegen gevangenis. Dit vindt plaats in het kader van de berechting en detentie van voornamelijk Somalische piraten, een steeds groter wordend probleem in de Indische Oceaan. Tenslotte zullen we nog bloemenkwekers en theeplantages zien in het westen van het land. En dat allemaal in één week. Een memorabele week. Dat kan ik nu al met zekerheid vaststellen.
Lees het dagboek dat Emile Roemer, Ewout Irrgang en Eric Smaling bijhouden over hun reis naar Kenia