Premier Balkenende levert zijn idealen in - Main contents
Net als zijn voorganger Kok dreigt Balkenende de ideologische veren te verliezen, meent Ronald van Raak.
Ronald van Raak is historicus aan de UvA en medewerker van het Wetenschappelijk Bureau van de SP
'Het electoraat kan winnende partijen laten verliezen en verliezende partijen laten winnen', zegt Jan Peter Balkenende in 'Anders en beter', het boek waarin hij een christen-democratisch alternatief presenteerde voor Paars. Als medewerker van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA ontwikkelde de nieuwe minister-president zich vanaf 1984 tot partij-ideoloog. Ten tijde van de 'no-nonsense' politiek van de kabinetten-Lubbers bepleitte hij een vernieuwing van de christen-democratie, en hierin is hij geslaagd: belegen christelijke begrippen als 'soevereiniteit in eigen kring' kregen in zijn werk een modern jasje. Deze vernieuwde ideologie is echter moeilijk verenigbaar met het liberale 'no-nonsense' beleid dat zijn regering nu voorstaat.
In 'Anders en beter' neemt Balkenende afstand van het VVD-ideaal van 'meer markt, minder overheid'. Zijn alternatief is het 'primaat van de samenleving', waarbij de overheid moet vertrouwen op het probleemoplossend vermogen van 'maatschappelijke organisaties'. Om aan deze vrijheid en verantwoordelijkheid opnieuw ruimte te geven moet de greep van de overheid op de samenleving, door subsidiëring en regels, verminderen. Evenmin kan volgens hem alle heil worden verwacht van de commerciële markt. Het gat tussen overheid en markt moet worden gevuld door non-profitorganisaties. Dit zijn verenigingen of stichtingen zonder winstdoel, die in vrijheid maatschappelijke diensten moeten aanbieden. Als voorbeelden noemt hij pensioenfondsen, woningcorporaties, onderwijsinstellingen, ziekenhuizen en andere zorginstellingen en omroepverenigingen.
De regeringsverklaring 'Duidelijkheid en Daadkracht' dicht maatschappelijke organisaties eveneens een belangrijke rol toe, maar doet weinig om hun mogelijkheden te vergroten. Hier botst de minister-president met de partij-ideoloog.
In het onderwijs geldt voor het CDA traditioneel de 'soevereiniteit in eigen kring' in sterke mate. Ook de regering-Balkenende wil, zo blijkt ook uit de regeringsverklaring, dat scholen en leraren samen met ouders en leerlingen zelf het onderwijs vormgeven en meer vrijheid krijgen om gelden te besteden. De nieuwe vrijheid zal echter een prijs hebben: de overheid moet volgens de regering ook de toegankelijkheid van het onderwijs bewaken, kwaliteitseisen stellen en toezicht organiseren. Ervaringen met liberaliseringen in de sociale zekerheid (ziektewet, WAO en arbeidsvoorziening) tonen tot welke extra kosten en bureaucratische rompslomp het borgen van deze waarden kan leiden.
Belangrijk onderwerp voor de regering-Balkenende is ook veiligheid. Opmerkelijk is de kritiek die Balkenende in 'Anders en beter' had op het preventiebeleid van de afgelopen jaren, door de inzet van stadswachten, buurtmeesters en wijkagenten. Ook noemt hij de samenwerking van politiek, gemeenten, scholen en instellingen van welzijn en jeugdzorg niet doeltreffend. Toch behoren deze instituties tot het in hetzelfde boek zo bejubelde maatschappelijke middenveld. Hier geldt blijkbaar niet het primaat van de samenleving, maar kiest de minister-president voor de 'no-nonsense' aanpak van meer en harder straffen (een aanpak die hij elders in 'Anders en beter' nog 'symptoombestrijding' noemde). Daarbij heeft de overheid nog een normerende taak: 'Het kabinet gaat het belang van waarden en normen actief uitdragen', aldus minister-president Balkenende. 'Die notie verdraagt zich niet met een minimale staat van de liberalen', zo wist hij als partij-ideoloog.
De regering-Balkenende wil goed bestuur voor weinig geld. De overheid moet harder en efficiënter optreden, maar met minder geld en mensen. Er wordt minder geïnvesteerd in publieke voorzieningen, wat ten koste gaat van het maatschappelijke middenveld. Nadelig voor het onderwijs is het dreigende vertrek van de schoolconciërge; op veiligheidsgebied die van de tramconducteur. In de praktijk zal er minder overheid komen en meer markt: 'maatschappelijk ondernemen' in zorg en onderwijs, verhandelen van emissierechten en publiek-private samenwerking in de ruimtelijke ordening.
Een belangrijk probleem voor minister-president Balkenende is ten slotte hoe het primaat van de samenleving samengaat met politieke transparantie. Een belangrijk thema in de regeringsverklaring is het helder afbakenen van verantwoordelijkheden, waarbij een beroep wordt gedaan op het probleemoplossend vermogen van maatschappelijke organisaties. Partij-ideoloog Balkenende erkende hier een democratisch gat: 'Terecht kan de vraag gesteld worden: wie heeft de zeggenschap over deze non-profitorganisaties?' Leden en deelnemers hebben vaak weinig zeggenschap over het beleid van een vereniging of stichting. De zeggenschap bij woningcorporaties bijvoorbeeld is in de praktijk in handen gekomen van managers, die zich vaak weinig aantrekken van hun publieke verantwoordelijkheid voor sociale woningbouw. De politiek heeft wat deze maatschappelijke organisaties betreft meestal te maken met professionele lobbyisten en belangenbehartigers, die spreken namens een onduidelijke achterban.
De regeringsverklaring spreekt van 'Herstel van vertrouwen: niet met mooie woorden maar met herkenbare daden'. Het liberale beleid van Kok leidde ertoe dat kiezers de sociaal-democratische principes niet meer herkenden. Door opnieuw te kiezen voor een liberaal beleid loopt Balkenende hetzelfde gevaar. De nieuwe christen-democratie zal slechts herkenbaar worden bij daadkrachtige investeringen in de door Balkenende geroemde maatschappelijke organisaties, in ruil voor een goede democratische controle.
Dit artikel verscheen op 29 juli 2002 in NRC Handelsblad