PvdA-beginselen nog geen basis voor linkse samenwerking - Main contents
Het nieuwe beginselprogramma van de PvdA is in deze vorm geen basis voor een betere linkse samenwerking, aldus Ronald van Raak. Om dat te bereiken moeten de leden in december duidelijke ideologische keuzes maken.
door Ronald van Raak, Eerste-Kamerlid voor de SP
De jaren negentig waren niet minder ideologisch dan de jaren zeventig. Dit gold wellicht niet voor het politieke debat, dat in de jaren negentig verstofte, maar wel voor het beleid. PvdA-leider Wim Kok schudde als paarse premier zijn ideologische veren af en voerde samen met VVD en D66 een neoliberale politiek van meer markt en minder overheid. Tijdens de presentatie van het nieuwe beginselprogramma op 1 mei 2004 betreurde partijvoorzitter Ruud Koole het dat de PvdA bij monde van Wim Kok in december 1995 de ideologische veren had verloren. Met dit nieuwe beginselprogramma, waarover de leden zich in december mogen uitspreken, wil hij samen met Wouter Bos de partij nieuwe veren opsteken.
Naar het nieuwe beginselprogramma van de PvdA is lang uitgekeken. Eigenlijk al sinds 1977, toen de sociaal-democraten een nogal radikaal programma aannamen, maar helaas door Van Agt uit het centrum van de macht werden gehouden. In de jaren tachtig werd gesproken over een nieuw, realistischer programma. Dat het er niet van kwam tekent de twijfels in de toenmalige PvdA over de ideologische koers. In de jaren negentig werd opnieuw gesproken over een beginselprogramma, maar een voorstel werd ook toen niet gedaan. Wellicht omdat de partij opnieuw in het centrum van de Haagse macht was terechtgekomen en de verhouding met de liberalen niet onder druk wilde zetten.
Nu hebben Bos en Koole alsnog een concept-beginselprogramma gepresenteerd. En dat ontwerp is opmerkelijk, omdat het niet langer een sociaal-democratisch, maar eerder een sociaal-liberaal karakter lijkt te hebben. Het nieuwe programma laat echter veel vragen open: onduidelijk is welk mensbeeld, welke maatschappijanalyse en welke maatschappelijke moraal de sociaal-democraten voorstaan. Dan pas kan duidelijk worden of de PvdA werkelijk een sociaal-liberale partij is geworden, of dat het nieuwe beginselprogramma een basis kan zijn voor linkse samenwerking.
Nieuwe beginselen
Een politieke partij kan niet zonder beginselen en ik juich het dan ook toe dat de PvdA opnieuw nadenkt over de eigen uitgangspunten. Het belang van politieke beginselen wordt wel eens onderschat; het zouden vooral beleidsnota’s en verkiezingsprogramma’s zijn die de politiek van een partij bepalen. In een snel veranderende wereld zijn beleidsvoornemens en verkiezingsbeloften vaak al achterhaald nog voordat de inkt is gedroogd. Bovendien zijn nota’s en programma’s voor veel mensen onbegrijpelijke kost.
Een beginselprogramma moet duidelijk maken hoe een politicus zal omgaan met toekomstige problemen, die nu nog niet zijn te voorzien. Beginselen kunnen kiezers duidelijk maken waar een partij voor staat en waar zij politici op mogen afrekenen. Ook voor andere partijen is een beginselprogramma van groot belang. Als de SP in de toekomst nauwer zou samenwerken met de PvdA, of zou deelnemen aan een coalitie met de PvdA, wat mogen socialisten dan van de partij verwachten?
Op de dag waarop Wouter Bos het nieuwe concept-beginselprogramma presenteerde verscheen in de Volkskrant een interview. Nadat enkele elementen uit het programma de revue waren gepasseerd merkten interviewers Peeperkorn en Wansink op dat zij nog niets hadden gehoord waarmee noch de VVD noch GroenLinks het oneens zouden zijn. ‘Maar de SP kan zich er absoluut niet in vinden,’ stelde de PvdA-leider. In zijn column in Het Parool van 6 mei 2004 merkte Bart Tromp op dat dit een eigenaardige manier is om het paarse karakter van dit ontwerp-programma te onderstrepen: ‘de SP als de partij waarvan de PvdA zich het duidelijkst onderscheidt.’
Hoewel ik de deskundigheid van Tromp als kenner van sociaal-democratische beginselprogramma’s zeer hoog acht - hij is er onlangs zelfs op gepromoveerd - vind ik deze conclusie nog te vroeg. Op veel vragen geeft dit concept-beginselprogramma immers nog geen antwoord. Een maatschappijanalyse ontbreekt. Ook is onduidelijk welk mensbeeld de sociaal-democraten willen hanteren als uitgangspunt in de politiek en welke maatschappelijke moraal zij willen bevorderen. Dat betekent dat je nog alle kanten op kunt met deze tekst.
Sociaal-liberalisme
Het is hoe dan ook goed dat de PvdA opnieuw nadenkt over de eigen uitgangspunten. Dit sluit aan bij een behoefte die ook bij andere partijen leeft: in het CDA, de VVD en GroenLinks worden eveneens ideologische discussies gevoerd. In sommige partijen klinkt de roep om een - zo onmogelijk - meer conservatieve richting: Tweede Kamerlid Geert Wilders bepleitte dit voor de VVD en senator Alfonds Dölle voor het CDA. Interessanter voor de PvdA zijn discussies over het sociale gezicht van deze partijen.
Veel christen-democraten zijn ontevreden met het sociale karakter van dit kabinet - wellicht mede ingegeven door het voorspelde zetelverlies in de peilingen. Christen Democratische Verkenningen, het tijdschrift van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA, besteedde in een recent themanummer (lente 2004) speciaal aandacht aan de vraag: ‘Wat is sociaal?’ Redacteur Thijs Jansen noemt het sociale gezicht zelfs de ‘achilleshiel’ van het CDA. In dit themanummer wordt door verschillende auteurs een onderscheid gemaakt tussen het protestantse beginsel van de ‘soevereiniteit in eigen kring’ en het katholieke subsidiariteitsbeginsel.
Het huidige kabinetsbeleid zou zich vooral kenmerken door de ‘protestantse’ idee van een terugtredende overheid, waarbij een beroep wordt gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van maatschappelijke organisaties, zoals scholen, ziekenhuizen en kerken. De ‘katholieke’ idee van subsidiariteit, zo merkt Jansen op, kan ook op een meer extensieve wijze worden geïnterpreteerd: in deze opvatting wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de overheid, die maatschappelijke organisaties voldoende moet ondersteunen om hun eigen verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Dit themanummer van de Christen Democratische Verkenningen biedt een mooi inkijkje in de verschillende maatschappijanalyses die door uiteenlopende christen-democraten worden gehanteerd.
Directeur Patrick van Schie van de Teldersstichting bekommerde zich in NRC Handelsblad van 25 februari 2004 over het sociale gezicht van de VVD: als mensen zich niet houden aan maatschappelijke normen, dan ‘dient het sociale aspect van de vrijheid liberalen er toe aan te zetten de staat in te schakelen.’ Dan blijft natuurlijk de vraag of de overheid liberale, christelijke of socialistische waarden moet voorstaan. De maatschappelijke moraal is immers geen gegeven, maar een punt van voortdurende politieke strijd. Jonge liberale bewindslieden als Mark Rutte en Melanie Schultz van Haegen bekommerden zich eerder over de maatschappelijke gevolgen van het kabinetsbeleid - waar zij overigens zelf mede verantwoordelijk voor zijn - en hebben de suggestie gedaan om, eventueel samen met D66 en delen van de PvdA, over te gaan tot de vorming van een sociaal-liberale partij.
‘Wij zijn de laatste links-liberale partij’, stelde echter Femke Halsema in GroenLinks Magazine van februari 2004. De van oorsprong radikaal-socialistisch georiënteerde partij lijkt nu op zoek te zijn naar een eigen kamer in het liberale huis. Wellicht ter onderscheiding van de SP wil GroenLinks een partij zijn waar niet de gemeenschap, maar het individu centraal staat. Volgens Halsema zou de nieuwe plaatsbepaling van haar partij vrijzinnig liberaal moeten zijn, als tegenhanger van het rechtse liberalisme van de VVD. In Trouw van 15 mei 2004 merkte partijvoorzitter Herman Meijer op dat GroenLinks tegelijk liberaal is én links: liberaal voor zover ze de individuele vrijheid op zelfbeschikking centraal stelt, links omdat ze hierbij ook een beroep doet op maatschappelijke organisaties. Dit ideologische debat is ook een discussie over het mensbeeld dat volgens GroenLinks uitgangspunt moet zijn in de politiek: te veel overheidsbemoeienis leidt tot betutteling van mensen, zo meent Halsema.
Nieuwe veren
De leden van de PvdA hebben de mooie taak om in december het concept-beginselprogramma van Bos en Koole nader te vullen: wat zijn de maatschappijanalyse, de maatschappelijke moraal en het mensbeeld van de nieuwe sociaal-democratie? Al tijdens de presentatie uitten leden in de wandelgangen kritiek. Waarom wordt er zoveel gesproken over eigen verantwoordelijkheid en zo weinig over de rol van de overheid? Onderscheidt de PvdA zich met deze beginselen wel voldoende van andere partijen?
Bos en Koole hebben er bewust voor gekozen om geen maatschappijanalyse op te nemen, zoals de SP in 1999 wel heeft gedaan bij de opstelling van de kernvisie Heel de mens. Dit is een analyse van wat de SP een ‘Brutopia’ noemt, het neoliberale denken dat de politiek nationaal en internationaal de afgelopen decennia heeft gedomineerd. Op basis van deze analyse heeft de partij maatschappelijke waarden geformuleerd: menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit zijn de criteria waarop SP-ers politieke ontwikkelingen beoordelen: ‘Zij vormen samen de meetlat waarmee wij ontwikkelingen en alternatieven beoordelen. Wat positief uitvalt langs deze meetlat zullen we bevorderen, wat negatief uitvalt zullen we proberen te voorkomen of te bestrijden. Daarmee is ons algemene uitgangspunt hanteerbaar in de politieke praktijk en bestaat er controleerbare samenhang tussen onze algemene visie en onze specifieke opvattingen en voorstellen.’
Achter deze kernwaarden gaat een uitgesproken mensbeeld schuil: kritiek op de maatschappij gaat gepaard met een positief beeld van de mens. De SP stelt veel vertrouwen in de morele en intellectuele potenties van mensen, maar beklemtoond de sociaal-economische voorwaarden - zoals spreiding van kennis, inkomen en macht - die zelfontplooiing mogelijk maken. Op basis van deze maatschappijanalyse, deze maatschappelijke waarden en dit mensbeeld biedt Heel de mens een socialistisch alternatief voor het liberalisme, met een oproep tot samenwerking met iedereen die deze uitgangspunten onderschrijft.
Bos en Koole hebben gekozen voor een meer defensief stuk. Het zes pagina’s tellende beginselprogramma roept vooral veel vragen op. Het belangrijkste uitgangspunt is dat ieder mens recht heeft op een ‘fatsoenlijk bestaan’: ‘Wij willen mensen in een onzekere wereld, vol kansen op succes en kansen op falen, de zekerheid bieden dat tegenslag niet betekent dat je aan de kant komt te staan. Een fatsoenlijk bestaan is het minste waar mensen van op aan moeten kunnen. Het gaat ons daarbij niet alleen om voldoende inkomen maar ook om onderwijs, zorg en huisvesting, de bescherming tegen criminaliteit en terreur en de mogelijkheid om als volwaardig burger mee te doen aan publieke besluitvorming.’
Dit algemene beroep op een fatsoenlijke samenleving zal weinig protest oproepen; geen enkele politieke partij in Nederland zal hier tegen zijn. Maar hoe kunnen we volgens Bos en Koole komen tot een fatsoenlijke samenleving? ‘Politiek doet er toe’, ‘Mensen verdienen kansen’, ‘Macht vraagt tegenmacht’, ‘Politiek begint bij de mensen’, zo wordt geconstateerd. Maar achter elke alinea die na deze opmerkingen volgt kan de lezer de aantekening maken: ‘Hoe dan’? Het belang van herverdeling en solidariteit wordt benoemd, maar zonder maatschappijanalyse blijven dit zwevende begrippen.
De noodzaak wordt beklemtoond van ‘inbedding en inperking van het marktmechanisme’, maar betekent dit een afscheid van het liberale marktdenken dat de PvdA in de paarse jaren domineerde? Of moeten we in de opmerking dat ‘bedrijvigheid een motor [is] van emancipatie, welvaart en vooruitgang’ lezen dat de partij kiest voor een sociaal-liberale vorm van marktdenken? Gesproken wordt tevens van verdediging van een ‘vrijzinnige moraal’. Maar wat is dit voor een moraal, waar wordt deze door bedreigd en wat zijn de maatschappelijke voorwaarden voor sociaal-democratische vrijzinnigheid?
Ideologische keuzes
‘Ik vermoed dat ik de laatste leider van de PvdA ben die kan bewijzen dat je al die mensen bijeen kunt houden. Als ik het nu niet goed kan managen, valt die coalitie uit elkaar. Als het mij niet lukt, lukt het niemand … De SP zal dan klaar staan om een thuis te bieden aan degenen die verlangen naar een klassieke sociaal-democratische partij en de VVD zal zich als liberale volkspartij ontfermen over degenenen die een sociaal-liberale PvdA nastreven’, oordeelde Wouter Bos op 12 januari 2004 in een interview in de Volkskrant. Het concept-beginselprogramma van Bos en Koole is niet alleen een defensief, maar ook een strategisch stuk; door geen duidelijke keuzes te maken hopen de partijleiders de eenheid in de partij te kunnen bewaren.
Mede door de toegenomen polarisatie in de politiek is de opkomst bij verkiezingen weer gestegen. Ook worden weer meer mensen lid van een politieke partij. Vooral uitgesproken partijen profiteren hiervan; dit jaar streeft de SP de VVD in ledental voorbij. Leden en kiezers willen weer trots zijn op hun partij, die een beeld schetst van een betere toekomst en bereid is om daarvoor te strijden. Juist een defensief en strategisch beginselprogramma zou de eenheid en kracht van de PvdA kunnen aantasten. Ook de PvdA zal politieke keuzes moeten maken. De opmerking van Bos en Koole dat de PvdA zich met dit programma vooral onderscheidt van de SP is niet voldoende.
SP en GroenLinks behaalden bij de nationale verkiezingen van januari 2003 samen 17 zetels, waarmee de sociaal-democraten historisch gezien erg veel zetels links lieten liggen. Bij de verkiezingen voor het Europese parlement behaalden deze partijen samen bijna 15 procent van de stemmen. Mét steun van deze partijen zou de PvdA de christen-democraten (die concurreren met een veel kleinere ChristenUnie en SGP) en de liberalen (die te maken hebben met een zwakke D66 en LPF) eenvoudig voor blijven. Willen Bos en Koole samen met de SP strijden voor een sociaal Nederland, of zal een kabinet met de PvdA opnieuw paars kleuren? En is dat voldoende om de PvdA bijeen te houden? Mocht het de leden in december niet lukken om de nieuwe PvdA een duidelijk sociaal-democratisch gezicht te geven, dan zullen de woorden van Bos wellicht toch profetisch blijken: het uitblijven van ideologische keuzes kan óók leiden tot een grote linkse partij - maar dan wel héél anders dan de huidige PvdA-leiding het zich nu voorstelt.
Ronald van Raak is lid van de Eerste Kamer voor de SP. Tevens is hij historicus aan de Universiteit van Amsterdam en coördinator van het Wetenschappelijk Bureau van de SP.
Dit artikel werd gepubliceerd in Socialisme en Democratie, augustus 2004