Stemwijzer geeft steeds fout advies - Main contents
De stemwijzer, het paradepaardje van het Instituut voor Publiek en Politiek, heeft volgens Ronald van Raak andermaal gefaald.
Ronald van Raak, lid van de Eerste Kamer en directeur van het Wetenschappelijk Bureau van de SP.
Het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) is met zijn stemwijzer opnieuw in de fout gegaan. Bij de stemwijzer voor het referendum over de Europese Grondwet van juni vorig jaar kwam bijna elke gebruiker uit op ‘voor’. Meer dan zestig procent van de mensen volgde dit advies niet op en stemde uiteindelijk ‘tegen’. Bij de gemeenteraadsverkiezingen konden kiezers in zeventig gemeenten gebruik maken van lokale stemwijzers en meer dan een miljoen mensen hebben zich laten adviseren. Deze stemwijzers bleken opnieuw veel te eenzijdig. Het IPP moet de opzet van de stemwijzers verbreden, of stoppen met de adviezen.
In Amsterdam kwam GroenLinks bij de gebruikers van de stemwijzer veruit als grootste uit de bus, terwijl deze partij in werkelijkheid niet won. Weinig mensen kwamen uit bij de winnaars PvdA en SP. In Rotterdam suggereerde de stemwijzer een grote overwinning voor Leefbaar Rotterdam en veel minder zetels voor de PvdA. In Apeldoorn kwam de Nederlandse Volksunie op de eerste plaats, maar in werkelijkheid behaalde deze partij geen enkele zetel.
Een verklaring voor de eenzijdigheid van de stemwijzer voor het Europese referendum is dat het IPP zich destijds beperkte tot een vergelijking van de nieuwe grondwet met de bestaande verdragen. Daarin waren geen artikelen opgenomen over bijvoorbeeld terrorismebestrijding en milieubeleid. Mensen die tegen terrorisme en voor een goed milieu zijn zouden volgens het IPP vóór de Europese Grondwet moeten stemmen. In werkelijkheid houdt Europa zich ook zonder de nieuwe grondwet nadrukkelijk bezig met terrorismebestrijding en milieubeleid. Het instituut drong de Europese politiek in het korset van de Europese verdragen en ging voorbij aan de politieke praktijk. Ook hield het geen rekening met ideologische discussies over de snelheid en de richting van de Europese eenwording, vragen die wél een belangrijke rol speelden in de referendumcampagnes.
Het IPP heeft weinig geleerd van deze fouten. Voor de lokale stemwijzers koos het opnieuw voor de gemakkelijke weg, nu door zich te beperken tot onderdelen van de programma’s van de deelnemende partijen. Daaraan zijn grote bezwaren verbonden. Het destilleren van 25 tot 30 stellingen uit de partijprogramma’s is altijd eenzijdig: het is beter om programma’s op bepaalde punten met elkaar te vergelijken. Het IPP toont zich niet alleen gemakzuchtig, maar heeft ook een heel beperkte visie van politiek.
De keuze van burgers voor een bepaalde partij of politicus wordt maar voor een deel bepaald door partijprogramma’s, die vaak op de dag van publicatie al zijn achterhaald. Veel mensen kiezen vooral voor een persoon die zij vertrouwen. De morele en ideologische uitgangspunten van een politicus zijn belangrijk om te weten hoe bestuurders zullen omgaan met nieuwe problemen. Een stemwijzer die recht wil doen aan de wijze waarop mensen hun vertegenwoordigers kiezen moet niet alleen aandacht besteden aan programmapunten, maar ook aan de beginselen en de maatschappijvisie van een politicus.
Directeur Nel van Dijk van het IPP stelt in de de Volkskrant van 25 februari dat de gebruikers de uitkomsten niet al te letterlijk moeten nemen en beklemtoont vooral de educatieve functie van de stemwijzer. Als middel voor publieke voorlichting is de stemwijzer echter niet geschikt. Dan volstaan de programmavergelijkingen die het IPP eveneens biedt. Ik begrijp best dat het IPP veel waarde hecht aan de stemwijzer, dat een paradepaardje is van het instituut. Om te voorkomen dat het IPP volgend jaar opnieuw in de fout gaat moet het nu heldere keuzes maken. Het instituut kan voor de verkiezingen van Provinciale Staten, Eerste Kamer en Tweede Kamer opnieuw stemwijzers maken, maar dan moeten deze naast de partijprogramma’s ook aandacht besteden aan de uitgangspunten en maatschappijvisies van de verschillende partijen. Of het instituut moet de pretentie laten varen dat het kiezers kan helpen bij het maken van politieke keuzes en zich beperken tot algemene publieksvoorlichting.
Dit artikel verscheen in de Volkskrant van 9 maart 2006.