Waarom de SP christenen aantrekt - Main contents
Er zijn christenen die het CDA verlaten voor de SP. Dat heeft te maken met de vraag naar moraliteit in de politiek. Zij herkennen die meer in de SP.
door Ronald van Raak, lid van de Eerste Kamer en directeur van het Wetenschappelijk Bureau van de SP
Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van maart verloor het CDA volgens Maurice de Hond relatief veel stemmen aan de SP. Dit was niet de eerste keer dat deze partij kiezers weghaalde bij traditioneel christelijke partijen. In sommige steden en dorpen heeft de SP deze strijd al veel eerder met succes gevoerd, zoals in Doesburg, Heerlen en Oss, waar de SP de grootste partij is.
Christenen hebben altijd aansluiting gezocht bij socialistische bewegingen. Oud-dominee Ferdinand Domela Nieuwenhuis was in 1888 het eerste socialistische Kamerlid. Voor hem betekende de keuze voor het socialisme nog een afscheid van het geloof. Later maakten socialisten het christendom juist tot uitgangspunt van hun politiek, zoals in de Bond van Christen-Socialisten (1907). Ook kregen ‘rode dominees’ als Johannes Tenthoff en Jan Bruins in het interbellum veel aanhang. Vooraanstaande christelijke socialisten zochten aansluiting bij andere partijen, zoals Willem Banning, die actief werd in de SDAP, de voorloper van de PvdA.
In de PvdA is nog steeds een ‘Trefpunt van socialisme en levensovertuiging’ actief, maar dit speelt geen prominente rol meer binnen de partij. Sommige christelijke socialisten zochten in 1957 hun heil in de PSP. Later kwamen daar nog bij de PPR (1968) en de EVP (1981). Na de fusie in 1990 van deze partijen was GroenLinks aanvankelijk een alternatief voor christelijke socialisten. Christenen zijn nog steeds actief binnen deze partij, in ‘De Linker Wang’, maar lijken hier eveneens in een isolement geraakt. Voor veel christelijke socialisten werd de SP een alternatief.
Maar dit verklaart nog niet waarom voormalige CDA-stemmers kiezen voor de SP. Veel christenen die nu kiezen voor de SP zien zichzelf helemaal niet als socialist, maar voelen zich desondanks aangetrokken tot de partij. Tijdens de kabinetten Kok ging de oppositie van de SP gepaard met een uitgesproken morele kritiek. In Tegenstemmen (1996) besprak Jan Marijnissen de schadelijke gevolgen van het paarse regeringsbeleid voor de publieke moraal. Het morele socialisme van de SP blijkt ook uit het beginselenprogramma Heel de mens (1999), waarin de kernwaarden menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en de solidariteit werden vastgelegd.
De SP hecht veel waarde aan georganiseerde solidariteit, op het gebied van zorg en sociale zekerheid. Moraal wordt hierbij niet alleen opgevat als een individuele, maar vooral als een publieke aangelegenheid. Collectieve regelingen kunnen naar de opvatting van de partij de tweedeling in de samenleving beperken en de sociale cohesie vergroten. Dit morele socialisme gaat ervan uit dat het denken en doen van mensen mede wordt bepaald door gedeelde waarden en normen, en dat de ontwikkeling van deze publieke moraal nauw verbonden is met het beleid van bedrijven en organisaties, maar vooral van overheden. Dit onderscheidt SP’ers van linkse collega’s als Wouter Bos en Femke Halsema, die een veel individuelere opvatting van moraal lijken te hebben.
De vraag naar de morele dimensie van de politiek werd in de paarse jaren niet alleen gesteld door Marijnissen, maar ook door André Rouvoet, in Politiek met een hart (2000). Ook bij Jan Peter Balkenende klonk destijds de roep om bindende waarden en normen, in Anders en beter (2002). De pogingen van premier Balkenende om een waarden- en normendiscussie te starten werden binnen de SP aanvankelijk aangemoedigd. Veel socialisten vonden het bemoedigend dat de premier een discussie startte over de publieke moraal.
Ikzelf meende hierin een erkenning te zien van het belang van overheidsbeleid voor de publieke moraal, maar was juist daarom ook teleurgesteld. Het sociaal-economische beleid waarvoor premier Balkenende koos ondermijnt naar mijn opvatting de solidariteit en saamhorigheid in de samenleving. Soortgelijke kritiek klinkt in het CDA zélf, zoals verwoord door voormalig partijvoorzitter Bert de Vries, die zich in Overmoed en onbehagen (2005) beklaagt dat zijn partij eigen verantwoordelijkheid stelt boven georganiseerde solidariteit.
Maar welke morele uitgangspunten maakt de SP interessant voor christenen? In de eerste de sociaal-economische uitgangspunten. Het CDA heeft gekozen voor wat Balkenende een ‘participatiemaatschappij’ noemt, waarbij minder verantwoordelijkheid wordt gelegd bij de overheid en meer bij de individuele burger. Een partij die kiest voor marktwerking in de publieke sector en concurrentie organiseert tussen ongelijke mensen laat weinig ruimte voor waarden als gelijkwaardigheid en solidariteit.
Met deze kritiek kunnen christenen ook terecht bij de ChristenUnie, maar hier spelen weer andere verschillen een rol, bijvoorbeeld als het gaat om de rol van Intelligent Design in het onderwijs en de politieke steun aan Israël. De ChristenUnie heeft op deze onderwerpen echter niet het patent op christelijke waarden. Christenen kunnen ook kiezen voor de onafhankelijkheid van de wetenschappen tegenover kerk en politiek en voor solidariteit met onderdrukte volkeren, in dit geval met de Palestijnen.
Christelijke politiek is altijd een morele politiek en dit betekent dat christenen een ruime keuze hebben uit partijen die zich beroepen op morele uitgangspunten. Christenen die moraal zien als een publieke aangelegenheid en aandacht vragen voor de morele gevolgen van de politiek van meer markt en minder overheid passen in de SP.
Dit artikel verscheen op 10 juni 2006 in Trouw. Een uitgebreidere versie verschijnt in het zomernummer van Christen Democratische Verkenningen.