Het nieuwe india en de oude moraal - Main contents
De jonge Indiase schrijver Aravind Adiga werpt een helder licht op de problemen van het nieuwe India, dat gevangen blijft in kastedenken en criminaliteit.
Ronald van Raak is lid van de Tweede Kamer voor de SP
Recht tegenover het treinstation van New Delhi begint Oud Delhi, de oude stad Shahjahanabad, met overweldigende geuren en kleuren, nauwe straatjes en vervallen huizen, waar verwaarloosde kinderen bedelen en riksjarijders blootsvoets hun ritjes rijden. Het nieuwe Delhi ligt in de verre buitenwijken, zoals Gurgaon. Hier wonen de nieuwe rijken, in luxe woonflats, tussen reusachtige shopping malls. Dit nieuwe India wordt echter gebouwd door het oude India. De kastelen van het kapitalisme worden opgetrokken tussen torenhoge en met touw gebonden bamboesteigers. Jonge kinderen helpen stenen bakken en magere vrouwen sjouwen zand omhoog, waar afgeleefde mannen de muren bouwen.
De wegen tussen het oude en het nieuwe Delhi zijn overvol en de kans is groot dat tijdens één van de vele files iemand op je raampje klopt, om je voor enkele roepies een illegaal gedrukt boek te verkopen. Groot is ook de kans dat je dan The White Tiger krijgt aangeboden. Dit is het debuut van Aravind Adiga en op dit moment hét literaire succes van India. Het is bijzonder lichtvoetig, met veel humor geschreven en een feest om te lezen. De witte tijger is de zoon van een riksjarijder die de armoede van zijn dorp Laxmangarh weet te ontvluchten en bediende wordt van een rijke handelaar in Gurgaon. Het nieuwe India blijkt echter getekend door de achterlijkheid van het oude India:
‘Al die bouwvakkers die de malls en de enorme appartementengebouwen bouwden, leefden hier. Ze kwamen uit een dorp in het Donker; ze hielden er niet van als er buitenstaanders kwamen, behalve degenen die er na het donker iets te zoeken hadden. De mannen zaten zich openlijk te ontlasten, als een verdedigingsmuur voor de krottenwijk; ze vormden een grens die geen man met enige waardigheid zou overschrijden. De wind stuurde de stank van verse stront in mijn richting. Ik ontdekte een bres in de lijn van poepers. Ze zaten daar als gehurkte stenen beelden.
Die mensen bouwden huizen voor de rijken, maar ze woonden in tenten van blauw zeildoek en in stegen verdeeld door rioolgoten. Het was nog erger dan Laxmangarh. Ik zocht een weg tussen het gebroken glas, de kabels en de kapotte tl-buizen. De stank van uitwerpselen was verdrongen door de krachtiger stank van industrieel afvalwater. De wijk liep uit op een open riool - een riviertje van donker water stroomde traag langs mij heen, er schitterden bellen in en op het oppervlak verschenen kringetjes. Twee kinderen stonden in het water te spetteren.’
Kapitalisme en criminaliteit
Aravind Adiga (1974) is een typische exponent van het nieuwe India. Hij werd geboren in Madras (het tegenwoordige Chennai), kreeg zijn opleiding in Oxford en New York en schreef voor internationale bladen als Times, The Financial Times en The Sunday Times. Zijn debuut The White Tiger kreeg de vermaarde Man Booker Prize. Tegenwoordig leeft Adiga in Mumbai, het commerciële centrum van het nieuwe India. Zijn hoofdpersoon de witte tijger leeft in Bangalore, het centrum van de ICT-industrie, waar zijn taxibedrijf de meisjes naar huis brengt die ’s nachts werken in de telefoonbedrijven, waar zij Amerikaanse klanten van Amerikaanse bedrijven te woord staan. De witte tijger vertelt zijn levensverhaal, hoe hij aan de armoede en achterlijkheid van het oude India wist te ontsnappen, door de corruptie en criminaliteit van het nieuwe India te omarmen. The White Tiger is bepaald niet het eerste boek over het criminele kapitalisme in India. In zijn debuut Maximum City (2004) bijvoorbeeld schreef Suketu Mehta met journalistieke nauwgezetheid over de verbondenheid tussen maffiosi, politici en industriëlen in Mumbai.
Suketu Mehta schetst een ontluisterend beeld van de elite in India, maar Maximum City is ook wat oppervlakkig en sensationeel. Aravind Adiga gaat een stap verder en probeert te verklaren waarom armen zich laten knechten en heren zich laten bedienen. Niet door abstracte analyses te maken van de religieuze vooroordelen en het feodale kastendenken, maar door te laten zien waarom mensen denken als zij doen. De figuren die Adiga laat optreden zijn verzonnen, maar als elke goede literatuur tonen zij in gestileerde vorm de binnenkant, de gedachten en emoties van mensen.
Als een Indiase Bertolt Brecht laat Aravind Adiga zien hoe omstandigheden het denken en doen van mensen bepalen. De witte tijger vertelt hoe hij in Bangalore is terechtgekomen, nadat hij zijn geboortedorp Laxmangarh wist te ontvluchten. Dit is één van de miljoenen dorpen waar traditionele religieuze vooroordelen en gewapende feodale heren de sociale orde bewaken. Hij doet dit in de vorm van een brief aan de Chinese president Wen Jiabao, die Bangalore wil bezoeken om te leren over het Indiase ondernemerschap. Daarom schrijft de witte tijger de president zijn eigen levensverhaal, hoe hij van feodale knecht in Laxmangarh, via stedelijke dienstbode in New Delhi, tot kapitalistische ondernemer in Bangalore werd. En hoe hij daarvoor zijn familie moest verraden, zijn heren moest vermoorden en politieagenten en politici moest omkopen. Wat hij deed was niet goed, maar ook niet slecht, zo houdt hij de Chinese president voor. Het was nodig. Kapitalistisch ondernemerschap kan niet zonder corruptie en criminaliteit.
De Indiase droom?
Kort na de roman The White Tiger verscheen van Aravind Adiga de essaybundel Between the Assassinations, dat in India eveneens een groot succes is. De witte tijger vertegenwoordigt de Indiase droom, van een land dat opklimt uit de feodale ‘duisternis’, naar het ‘licht’ van het kapitalisme. Maar witte tijgers zijn uniek en deze sprong blijkt maar voor weinig mensen weggelegd. Een nieuwe middenklasse van 250 miljoen Indiërs profiteert van de economische groei, maar voor 800 miljoen armen wordt de toekomst nog uitzichtlozer. Between the Assassinations vertelt het verhaal van het stadje Kittur aan de Indiase westkust, in de roerige periode tussen de moord op premier Indira Gandhi in 1984 en de moord op haar zoon en opvolger Rajiv Gandhi in 1991. In een serie korte verhalen krijgen we een kleurrijk beeld van de verschillende kasten en klassen, netwerken en religies in het stadje en de moeizame manier waarop deze groepen met elkaar samenleven.
De witte tijger representeert de worsteling van de Indiër; Kittur staat symbool voor de verdeeldheid van de Indiase samenleving, die zich uit in taal en kaste. Kannada, de oorspronkelijke taal van de Brahmanen, is in het stadje de taal van de elite. Tulu is de taal van de straat, verdeeld in een dialect voor de hogere kasten en een ruwer dialect voor de lagere kasten van Bunts en Hoykas. Ondernemers in het commerciële centrum spreken Konkani, de inwoners van de katholieke wijk spreken een dialect van Konkani vermengd met het Portugees van de vroegere koloniale overheersers. De arme moslims in de haven spreken dialecten uit het Zuid-Indiase Malayalam, de rijkere moslims spreken een vorm van het van oorsprong Perzische Urdu.
Elk essay beschrijft het verhaal van één van de inwoners van Kittur, waardoor een fictieve caleidoscoop ontstaat van het sociale leven in dit stadje. Adiga laat zien hoe verschillende mensen worstelen met hun afkomst en hun plekje zoeken binnen de nieuwe verhoudingen. We lezen hoe een bescheiden moslimjongen wordt verleidt tot betrokkenheid bij terrorisme en een boekverkoper uit de onderklasse der onaanraakbare (Dalits) blijft volharden om het voor moslims aanstootgevende The Satanic Verses te verkopen. Hoe een rijke jongen uit een lagere kaste zich buitengesloten voelt en op school een bom laat ontploffen, en een hindoeïstische leraar tevergeefs worstelt met een nieuwe seksuele moraal. In tegenstelling tot de witte tijger slagen de hoofdpersonen in deze verhalen er niet in de bestaande verhoudingen te doorbreken.
Het laatste verhaal in Between the Assassinations vertelt over een Indiase communist die afkomstig is uit de Brahmaanse elite, maar zich in dienst stelt van een vooraanstaand lid van de communistische partij. Deze communistische leider houdt zich vooral bezig met theoretische discussies uit het verleden en heeft weinig oog voor de problemen van het nieuwe India. De oude Brahmaan wordt verliefd op een meisje uit een arme familie, maar zij wijst hem af. Teleurgesteld denkt de communist terug aan het verleden, toen huwelijken tussen mannen en meisjes nog heel gewoon waren. Daarop besluit hij zijn idealen vaarwel te zeggen en de familie onder druk te zetten.
Aravind Adiga is een veelbelovend schrijver, die zich niet laat verleiden tot politieke keuzes. Maar in zijn verhalen klinkt wel een sombere toekomst door voor India: het land kan volharden in verstikkende sociale verhoudingen, of kiezen voor een kapitalistische jungle, waar iedereen strijdt voor de eigen belangen. Adiga heeft een scherp oog voor de problemen van het nieuwe India, maar kijkt ook met de blik van de nieuwe stedelijke elite. India lijkt veel te divers om een eenvoudige keuze te kunnen maken voor het criminele kapitalisme. Hopelijk blijft het nieuwe India even kleurrijk als de hoofdpersonen van Adiga.
Eerder geplaats in Roodkoper van maart 2009