Parlement moet niet reflecteren - Main contents
De Tweede Kamer is bezig met een proces van parlementaire zelfreflectie. Kamerleden moeten vooral verantwoording afleggen binnen de eigen partij, zegt Ronald van Raak.
Ronald van Raak is lid van de Tweede Kamer voor de SP
Domela Nieuwenhuis was in 1888 de eerste socialist in de Tweede Kamer. Hij betrad een parlement dat werd gedomineerd door conservatieven en liberalen, die een soortgelijke opvatting hadden van parlementaire politiek. Hier besprak men wetten, in juridische termen, los van persoonlijke emoties en belevenissen. Domela Nieuwenhuis kon met deze vorm van politiek niet uit de voeten: hij wilde spreken over zijn ervaringen met stakers in de veenkoloniën en over het leven van werklozen in Amsterdam. Teleurgesteld verliet de oud-predikant de Tweede Kamer, waar socialisten volgens hem weinig hadden te zoeken.
Domela Nieuwenhuis was niet de eerste die de tanden stuk beet op de emotieloze politiek van de liberalen. De antirevolutionaire voorman Groen van Prinsterer toonde zich na 1848 decennialang een bevlogen christen in de Tweede Kamer. Tegenover juridisch georiënteerde liberalen als Thorbecke verdedigde hij het recht van ideologisch geïnspireerde oppositie.
Domela Nieuwenhuis behartigde de belangen van de socialistische arbeiders, Groen van Prinsterer vertegenwoordigde de protestantse ‘kleine luyden’. Beide vernieuwers lieten in het parlement de stem horen van mensen die daar tot dan toe niet werden gehoord. Beide volksvertegenwoordigers kozen voor een eigen vorm van optreden en een eigen toon van discussiëren. Daarmee vergrootten zij onder de bevolking het aanzien van de parlementaire politiek.
Het aanzien van de Tweede Kamer is opnieuw onderwerp van discussie. Sommige mensen ergeren zich aan het taalgebruik van volksvertegenwoordigers. Een groep Kamerleden onder leiding van de liberaal Johan Remkes stelde een parlementaire gedragscode voor. Een Stuurgroep parlementaire zelfreflectie hield op initiatief van de conservatieve CDA’er Jan Schinkelshoek een serie bijeenkomsten over ‘parlementaire zelfreflectie’. Deze discussies resulteerden in een lijvig rapport, dat weer aanleiding is voor een conferentie die woensdag in de Tweede Kamer wordt gehouden.
Deze parlementaire zelfreflectie heeft interessante discussies opgeleverd, maar vooral laten zien dat er grenzen zijn aan de parlementaire eensgezindheid. Tijdens het proces van parlementaire zelfreflectie bleek dat Kamerleden het snel eens zijn over de problemen, maar erg verdeeld blijven over de oplossingen. ‘Vertrouwen en zelfvertrouwen’, het rapport van de Stuurgroep parlementaire zelfreflectie, bevat veel analyses over het functioneren van het parlement, maar geeft weinig aanbevelingen hoe het beter moet.
Kamerleden vinden bijna allemaal dat de Tweede Kamer te weinig fundamentele debatten voert, te weinig onderzoek doet en zich te weinig bemoeit met de uitvoering van het beleid. Deze overeenstemming verdwijnt echter op het moment dat concrete onderwerpen aan bod komen. Het fundamentele debat over de kredietcrisis wordt niet gevoerd in de Tweede Kamer, maar in het Torentje van de minister-president. Het onderzoek naar onze betrokkenheid bij de oorlog in Irak wordt niet gedaan door de Tweede Kamer, maar door een niet-politieke commissie. De oppositie rest vaak niets anders dan een spoeddebat om de negatieve gevolgen van het beleid in het parlement te bespreken.
Conservatieven en liberalen konden Groen van Prinsterer en Domela Nieuwenhuis niet voorschrijven hoe zij zich in het parlement moesten opstellen. En dat geldt nu nog steeds: volksvertegenwoordigers moeten vooral verantwoording afleggen in hun partij en tegenover hun kiezers. Invoering van een gedragscode heeft het eindrapport van de Stuurgroep parlementaire zelfreflectie dan ook niet gehaald. De voorstellen gaan vooral over de interne organisatie van het parlement, zoals de begeleiding en ondersteuning van Kamerleden. Of de Tweede Kamer vaker hoorzittingen houdt en onderzoeken doet zal erg afhangen van de politieke wil van de regeringspartijen.
Parlementaire zelfreflectie is per definitie onparlementair. De Tweede Kamer is geen eenheid, met gedeelde belangen en verantwoordelijkheden. De Kamer is een podium waar politieke partijen strijd leveren, compromissen afdwingen en mensen enthousiasmeren voor de politiek. Elke partij moet hierin een eigen weg kiezen: een eigen vorm van optreden en een eigen toon van discussiëren. Alleen op deze manier kan de Tweede Kamer een echte volksvertegenwoordiging zijn.
Dit artikel verscheen in Nederlands Dagblad van 24 maart 2009.