Minister Donner creëert met ‘Wet bevorderen participatie jonggehandicapten door werk en arbeidsparticipatie’ tweedeling tussen de werkenden - Main contents
Bijdrage van Düzgün Yildirim naar aanleiding van bespreking van de ‘Wet bevordering participatie jonggehandicapten door werk en arbeidsparticipatie in de Eerste Kamer der Staten Generaal
Voorzitter. Mijn fractie steunt de intentie om met gerichte maatregelen de jonggehandicapten te helpen aan werk, zodat zij volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Om dat echter te kunnen bewerkstelligen, is het volgens mijn fractie ten eerste van belang dat er binnen de wet over de arbeidsparticipatie van jonggehandicapten gerichte maatregelen worden genomen om deze jongeren goede steun en begeleiding te geven. Mijn fractie twijfelt eraan of de persoonlijke begeleiding voor scholing en/of bemiddeling naar werk en sociale werkvoorzieningen binnen de huidige wetgeving voldoende zijn gewaarborgd. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister.
Dat vinden wij van groot belang. Ook jongeren moeten met vertrouwen en een goed gevoel erop kunnen rekenen dat zij in instellingen intensief zullen worden begeleid en op
de begeleider kunnen terugvallen wanneer dat nodig is.
Ten tweede hecht mijn fractie aan een centrale indicatiestelling. Ik hoor graag een reactie
van de minister op dit punt. Dit is van groot belang, zodat jongeren en de instelling weten wat concreet het vervolgtraject zal moeten zijn dat de jongeren moeten volgen. Dit is ook van belang om eventuele bureaucratisering ten aanzien van deze jongeren te voorkomen.
Ten derde stelt mijn fractie voor om gehandicapte jongeren in beginsel op te nemen in
de sociale werkvoorzieningen. Blijkbaar kunnen deze jongeren niet aan werk komen, om welke reden dan ook. Daarom dienen zij via de sociale werkvoorziening te worden opgenomen, zodat zij werkervaring kunnen opdoen en van daaruit kunnen worden bemiddeld naar andere vormen van werk. Ook hier graag een reactie van de minister op.
Dit betekent namelijk dat er sluitende werkgelegenheid wordt geschapen voor deze jongeren.
Ten vierde. Actieve arbeidsbemiddeling is een goede zaak. Op dit gebied zijn wij het met de
intenties van de minister eens. Op sommige punten verschillen onze standpunten echter fundamenteel van die van de regering. De minister wil afwachten hoe werkgevers
reageren op de voorgestelde nieuwe wetgeving en daarna bekijken welke eisen aangescherpt moeten worden. Wij vinden dat te vrijblijvend. Juist in een tijd waarin sprake is van een crisis waardoor deze jongeren moeilijk aan het werk komen, is het noodzakelijk om eisen te stellen aan de werkgevers. De overheid kan dat doen omdat zij die werkgevers ook in bescherming neemt. Zij moet zich actiever opstellen bij het vinden van werk en bij het geven van steun aan jongeren die anders niet aan werk kunnen komen.
Hieraan moet dus concreter worden vormgegeven. Wij kunnen er niet van uitgaan dat alle werkgevers in Nederland maatschappelijk geëngageerd zijn en daarnaar handelen.
Ten vijfde. Wij hebben eerder gezien dat er tot nu toe verschillende gemeenten zijn met goede intenties. Zij willen bijvoorbeeld mensen met verschillende afkomst en kleur in dienst nemen.
Gemeenten slagen daar zelden in. Daarom vinden wij het van groot belang dat er geen
vrijblijvendheid zit in het in dienst nemen van deze jongeren. Wij vinden dat de overheid zelf het goede voorbeeld moet geven. Wat dit betreft vinden wij dat de samenleving is verhard. In de wetgeving dienen concrete maatregelen te worden opgenomen waarmee de overheid ondernemers kan aanspreken, bijvoorbeeld door het instellen van een quotaregeling. Ik heb begrepen dat daarvan voorbeelden zijn in andere landen. De intentie om zo'n regeling in te stellen, waarin bijvoorbeeld per werkgever wordt uitgegaan van één
jonggehandicapte per tien werknemers, is goed. In verschillende landen worden verschillende maatregelen toegepast. Het is wellicht mogelijk om een Nederlandse maatregel op dat gebied te ontwikkelen.
Het zesde is mijn laatste punt. De minister geeft aan dat er verschillende maatregelen zullen
worden genomen om de werkgever tegemoet te treden en ervoor te zorgen dat de werkgever bereid is om deze jongeren in dienst te nemen. Wij zijn het daarmee eens. Wij vinden het een goede tegemoetkoming wanneer werkgevers zelf ook die maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen, eventueel met een beetje steun vanuit de overheid.
Wij vinden het belangrijk dat die tegemoetkoming concreet wordt beschreven en vooraf helder is voor werknemers en werkgevers.
Wij verschillen ook fundamenteel van mening op het gebied van de loonontwikkeling. Het
mag niet zo zijn dat iemand met een handicap jarenlang moet werken voordat hij het
minimumloon krijgt, terwijl iemand zonder een handicap meteen in aanmerking komt voor het minimumloon. Naar onze mening houdt de regelgeving een ongelijkheid in stand. Enerzijds is niemand is schuldig aan het feit dat hij gehandicapt en anderzijds gaat de overheid ervan uit dat iemand met een handicap niet voldoet aan normale regelgeving. Wij vinden dat dit niet kan. Dat creëert een scheve arbeidsverhouding en dat is niet wenselijk.
Jongeren die studeren, dreigen er via de nieuwe Wajong-regeling financieel op achteruit te
gaan. Dat moet rechtgetrokken worden.
Iemand die gehandicapt is, wordt bij het opleggen van sancties door UWV wel op dezelfde wijze behandeld als iemand zonder een handicap die wel in aanmerking komt voor het minimumloon. Naar onze mening kan dat niet als je ervan uitgaat dat iemand die gehandicapt is, niet in aanmerking kan komen voor het minimumloon. Wij vinden dat niet goed. Er zouden op dat gebied rechtwaardigere maatregelen getroffen moeten worden.
Read more ...