Straatsburg 14 juni 2006

Source: M. (Thijs) Berman i, published on Thursday, June 15 2006.

Het is zomer. Zelfs in het Europees Parlement, waar we altijd in airconditioning gedompeld zijn, sijpelt de warmte binnen. Men loopt in T-shirts, van keurige snit weliswaar, maar toch, in dit Huis leven we een klein stukje ongedwongener dan in de meeste parlementen. Alsof we op vakantie zijn en ver van huis zijn we zeker, in Straatsburg en Brussel.

Eén man was tot nu toe de uitzondering. Zijn naam ken ik niet, maar hij is een medewerker van de Britse anti-Europeanen, de UKIP, en loopt in kleren uit de jaren dertig. Driedelig tweed, zelfs een gilet eronder, zijn stropdas zit altijd even strak geknoopt. Zijn haar zit alsof hij in een film speelt,"eenzame crisisjaren." Gisteren - buiten heerste 32 graden bij onbewolkte hemel - zag ik hem door de gangen van Straatsburg lopen in een polo-shirt.

Ik vroeg aan zijn baas, een van de oprichters van de UKIP, of twee jaar in het Europees Parlement zijn mening had beïnvloed."Nee, die is versterkt," was het voorspelbare antwoord. We spraken over federalisme. Hij zag de EU vanaf de start in de jaren vijftig als een groot federalistisch project, waar de nationale soevereiniteit aan ten gronde zou gaan. Een complot tegen Groot-Brittannië.

Die visie klopt historisch echt niet, het is feitelijk onzin, maar dat kon ik deze overigens best aardige heer niet duidelijk maken.

Ik ben de biografie van Sicco Mansholt aan het lezen. Het is een fascinerend boek over deze onverwoestbare Groninger, die honderd uur kon vergaderen en vervolgens fris als een hoentje de pers te woord stond. Logisch, Mansholt was een Elfstedentochtrijder. Het boek vertelt over zijn schitterende verzetsverleden en natuurlijk over zijn pogingen Europese samenwerking vorm te geven, al vanaf 1945. Mansholt was inderdaad federalistisch, geïnspireerd door de Fransman Jean Monnet. Maar zoals deze grondlegger van de EU werd tegengewerkt in Parijs, zo werd de socialist Mansholt constant gedwarsboomd door die andere grote socialist, Willem Drees die niets in politieke integratie van de Europese landen zag. De toenmalige landbouwminister, voor wie het landbouwbeleid model moest staan van planmatig geleide economie, stond als het over Europa ging lijnrecht tegenover zijn premier. Drees wilde de Europese samenwerking beperken tot een economische unie, uit ongeloof over de mogelijkheid ooit meer te zullen bereiken. In dat licht is Wouter Bos eerder een erfgenaam van Drees - zoals hij zelf overigens ook claimt. Politiek realisme was dat, toen en nu. Drees wantrouwde de Fransen en zag niet in hoe die ooit werkelijk iets van hun eigen politieke macht zouden kunnen delen. Bij het lezen van deze analyses is de neiging parallellen te zien met het heden vanzelfsprekend.

Er is altijd een hard debat gevoerd tussen voor- en tegenstanders van nauwere samenwerking. Het resultaat is een unie van staten, en geen federatie zoals in de Bondsrepubliek. De Fransen hadden er geen spat zin in hun onafhankelijkheid - defensie, buitenlandse politiek, energie, economie - op te geven. Dat had Drees goed gezien, en bovendien stonden de Fransen daarin lang niet alleen. Daarom heeft het Europees parlement te weinig macht gekregen: we controleren veel, we maken wetten genoeg, maar we hebben alleen adviesrecht op de terreinen die voor de lidstaten raken aan de essentie van hun onafhankelijkheid. Defensie en buitenlandse politiek onttrekken zich grotendeels aan onze macht, hoewel het EP wel medebeslist over belangrijke kwesties als de toetreding van nieuwe landen tot de EU.

De wens onafhankelijk te blijven is heel begrijpelijk. Het maakt de EU ingewikkeld - een simpele unie zou eenvoudiger zijn - omdat er steeds in de manier waarop er besluiten genomen worden evenwicht nodig is tussen onafhankelijkheid en samenwerking. Maar liever die ingewikkelde formules dan dat er over landen wordt heengelopen. Europa is geen federatief verband geworden met deelstaten.

Dat ziet die Britse euroscepticus niet.

Zijn kiezers zijn ondanks dat natuurlijk wel blij dat de EU een grens heeft gesteld aan het aantal werkuren in een week - ondanks fel Brits verzet is die grens er toch gekomen (48 uur). Een Britse geluidstechnicus van de BBC vertelde me vandaag dat hij niets tegen die wetgeving heeft, integendeel. Onafhankelijkheid is prima, maar het is niet de bedoeling om werknemers tegen elkaar uit te spelen, en lidstaten tegen elkaar te laten concurreren met steeds slechtere arbeidsvoorwaarden. Dat is iets wat als sociaaldemocraat niet wilt. Het moet dan wel Europees geregeld worden, met gelijke spelregels in de interne Europese economische ruimte. Het lijkt vreemd, maar voor de bescherming van nationale sociale zekerheid moeten we afspraken maken op Europees niveau. We kunnen onze kiezers niet meer in slaap sussen met de illusie dat de politiek bij de grens ophoudt. Dat geldt ook voor zaken als energiebeleid en criminaliteitsbestrijding. Jammer voor de Eurosceptici, maar wij kiezen voor de werknemers en voor de kwaliteit.

Ondertussen is het niet minder warm in Straatsburg. Zelfs de UKIP-eurosceptici ondergaan het Europese klimaat met plezier, hoewel ze zojuist de plenaire vergadering, zoals wel vaker, schreeuwend de zaal verlieten. Nu is het lunchpauze. Ik neem een van de fietsen van het parlement, om een uurtje buiten te zijn, en denk aan de regel van Remco Campert in een mooi gedicht over zonnige straten met meisjes in zomerjurken:"Zij draaien hun zinnen om en om."