Europees Parlement: het kloppende hart van de EU - Main contents
Schout en Van Dijken gooiden zaterdag in de Volkskrant met hun prikkelende artikel over de rol van het Europees Parlement de knuppel in het hoenderhok. Het Europees Parlement zou overbodig zijn als de nationale parlementen wat alerter op de Europese besluitvorming zouden zijn, is hun eindconclusie. Daar valt nogal wat tegen in te brengen.
Het Europees Parlement is het enige orgaan dat de Europese besluitvorming democratisch legitimeert. Commissie en regeringen hebben geen rechtstreeks mandaat van de Europese kiezer om voor hen besluiten te nemen op Europees niveau. De impasse bij de verdragshervorming als gevolg van een massale tegenstem in verschillende lidstaten, toont juist aan dat de Europese Unie slechts kan functioneren als burgers het instituut en zijn doelstellingen dragen. Om in antwoord daarop juist het orgaan van de burgers te willen schrappen, is wel een heel verrassende suggestie.
De auteurs lijken de ontwikkeling dat steeds meer zaken aan de democratische controle worden onttrokken, toe te juichen. Dat er meer Europese agentschappen komen die onafhankelijk beleid voorbereiden en uitvoeren, is echter verre van positief. Wat en waarom agentschappen beslissen, is niet transparant en niet te beïnvloeden door volksvertegenwoordigers. De besluiten gelden vervolgens wel voor ons allemaal. In Nederland worstelen we ook steeds met de controle op agentschappen die los staan van ministeries, maar wel publieke taken uitvoeren. De eisen die we hier stellen aan publieke verantwoording en democratische invloed, horen ook op Europees niveau door te klinken. Alleen dan krijgt de Europese Unie de democratische en rechtsstatelijke eigenschappen die nodig zijn om bevoegdheden veilig aan over te dragen.
De auteurs noemen een opmerkelijk argument om de controle van het Europarlement te beperken: Europarlementariërs zouden met hun politieke belangen niet de verantwoordelijkheid kunnen dragen voor ingewikkelde lange termijn kwestie. Het maatschappelijk belang vraagt om hen daar geen invloed op uit te oefenen. Deze stelling raakt het wezen van elk democratisch orgaan. Zoveel politieke beslissingen kennen complexiteit en langjarige consequenties, mogen we die niet aan volksvertegenwoordigers toevertrouwen? Moeten we hen lekker aan de gang houden met simpele thema's in de waan van de dag? Ja, dan zouden alle parlementen gedegradeerd worden tot schaamlappen van de besluitvorming. Hef ze dan maar op.
Dat het EP bureaucratisch en geldverslindend is vanwege hun twee zetels, is te flauw voor woorden. Het hele EP, inclusief de Franse parlementariërs, zijn de dupe van een halsstarrig Frans regeringsstandpunt dat de zetel in Straatsburg niet wil opgeven. Had het Europarlement hier maar macht, dan was het rondtrekkend circus al jaren verleden tijd.
De auteurs noemen Europarlementariërs ongeschikt omdat ze niet lidstaatoverschrijdend denken. Wat me opvalt aan amendementen van het EP, is dat de mensenrechten en het belang voor het klimaat veel vaker voorrang krijgt boven nationale belangen die de regeringen voorstaan. Natuurlijk zijn ze niet vrij van invloed van lobbyisten of hun partij. De stelling van de auteurs pleit alleen maar meer voor grensoverschrijdende politieke partijen, die dan vanzelf meer Europese standpunten gaan formuleren. Europarlementariërs hebben veel meer kennis van het Europese recht, de Europese besluitvorming en de onderwerpen die daarin besproken worden. Nationale parlementariërs schieten daarin helaas te kort, en moeten een flinke inhaalslag maken.
Maar het is een illusie om te denken dat nationale parlementariërs de rol van het EP kunnen overnemen. Staatsrechtelijk gezien kan dat al niet: de Eerste en Tweede Kamer kunnen alleen de onderhandelingspositie van de Nederlandse regering trachten te volgen en sturen. Ze kunnen geen amendementen indienen op het gehele onderhandelingsresultaat van de Raad, wat het Europees Parlement wel kan. En ze beschikken eenvoudig over te weinig informatie over de onderhandelingen. Wat ze hebben is de beweringen van een minister over de verhoudingen tussen de lidstaten en de haalbaarheid van bepaalde voorstellen. En dat is bitter weinig om een onderhandelingspositie goed te kunnen beoordelen.
In de Tweede Kamer heeft GroenLinks daarom bij de Goedkeuringswet van het Verdrag van Lissabon een amendement ingediend, waarbij de regering altijd eerst het parlement de kans moest geven om een standpunt in te nemen over een Europees voorstel. Pas dan zou de minister de onderhandelingen in kunnen gaan. Dit amendement is met name door de coalitiefracties verworpen. De regering zit namelijk niet te wachten op een kritische betrokkenheid van het parlement, maar wil zich vrij kunnen bewegen in Brussel. Juist vanwege deze afhankelijke positie van de parlementen, die in andere lidstaten niet anders zal zijn, is een parlement op hetzelfde niveau als de Raad, met een eigenstandige positie van cruciaal belang.
Dat ontslaat nooit de nationale parlementen van meer betrokkenheid bij Europa. Europese debatten in het Binnenhof kunnen de betrokkenheid van burgers bij de Europese Unie wezenlijk vergroten. Zeker als Den Haag Vandaag daar dan ook werk van maakt. Maar de controle op de regeringsposities is slechts een aanvulling op de medewetgevende rol van het Europarlement. Dáár worden de wetten gemaakt, en daar moeten de kiezers via hun vertegenwoordigers invloed op uitoefenen.