Keuzevrijheid

Source: F.C.G.M. (Frans) Timmermans i, published on Tuesday, January 27 2009.

We leven in een tijd waarvan ik denk dat we nog steeds niet echt overzien welke uitdagingen er op ons afkomen. En ook al is het riskant het over die uitdagingen te hebben op een manier dat je mensen de put in praat, het is ook verkeerd om de omvang van de uitdaging niet eerlijk te vermelden. Want dan denken mensen al snel: ach het zal wel los lopen. En het zal niet loslopen, om een aantal redenen.

Een van de gevolgen van de individualisering, de atomisering van de maatschappij, waarbij het belang van het individu voorop wordt gesteld, is de toegenomen keuzevrijheid. Het woord ‘keuzevrijheid’ klinkt heel sympathiek, maar je kunt je afvragen of we daar zoveel beter van zijn geworden. Heeft het ons leven niet complexer gemaakt en bijgedragen aan de onrust die we voelen?

Mijn twee opa’s vertelden me hoe de samenleving een halve eeuw geleden was georganiseerd. De één werkte bij de staatsmijn en de ander werkte bij de Oranje Nassau mijnen in Zuid-Limburg. Veertig jaar onder de grond geploeterd en álles was geregeld. Tot en met de bonnetjes die je kreeg waar oma met mijn moeder naar Schunck kon in Heerlen om daar met die bonnetjes een communiejurk te halen. De mijn regelde alles. Je werd thuis opgehaald, je werd thuis afgezet, je hele leven was geregeld. Van die situatie naar een tijd vandaag waarin wij van mensen vragen alles zelf te regelen. Alles moet een keuze zijn en dan denken we dat is optimale vrijheid. Maar soms kan het ook te veel zijn. Waarom zou ik me bezig moeten houden met welke stroomaanbieder het beste is, welke leverancier van water? Mensen aan de deur die een stroomcontract aanbieden zogenaamd goedkoper dan de concurrent waar je nu bij zit, maar je hoeft niet over te stappen. De stroom kan gewoon nog via de huidige leverancier blijven lopen. En wilt u grijze of groene stroom? Al die keuzes zijn zo langzamerhand voor mensen een bron van onzekerheid. En daar komt de onzekerheid over werk en hoe je je leven in kan richten nog bij.

In het kader van al die onzekerheid zijn we aan onszelf verplicht onze verwachtingspatronen ter discussie te stellen. We hebben namelijk eerder periodes meegemaakt van economische neergang, met de noodzaak tot herstructurering. Een tijd waarin de werkloosheid een gegeven was en de rode cijfers alleen maar opliepen. We zitten nu weer in een situatie, en dan spreek ik over heel Europa, van een waarschijnlijk fors oplopende werkloosheid. Dat is een simpel gegeven als je kijkt naar de terugloop van de industriële productie, van de orders die geplaatst worden, bedrijven kunnen gewoonweg al die mensen niet meer in dienst houden. En tegelijkertijd is er werkgelegenheid bij bedrijven die niet aan de mensen kunnen komen. Bijvoorbeeld in de zorg en bij de politie. Daar zijn enorme tekorten. Om aanbod en vraag op elkaar aan te sluiten vraagt een enorme inspanning van de overheid. Maar het vergt ook het meenemen van mensen in de redenering, dat je niet per se, als je in een bepaalde sector hebt gewerkt, alleen boos, teleurgesteld of gefrustreerd moet zijn als er aan je gevraagd wordt: probeer ook eens ander werk. Dat heeft ook te maken met een andere opstelling van bestuurders op lokaal, regionaal, provinciaal en rijksniveau. De discussie zal echt weer gaan over werk, werk en werk. We mogen industrieën aanspreken op hun verantwoordelijkheid, want bedrijven weten dat ze op de lange termijn de mensen weer hard nodig hebben. Maar kansen moet je uiteindelijk, met een terecht geloof in eigen kunnen, wel zelf pakken.