Foro Italico

Source: F.C.G.M. (Frans) Timmermans i, published on Tuesday, May 22 2007.

22 mei 2007

Het gesprek met de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken Massimo D’Alema vindt plaats in zijn ministerie in Rome, het zogenaamde Farnesina. Het gebouw ligt naast het Foro Italico en is dan ook onderdeel van het door Mussolini verzonnen geheel dat moest herinneren aan het klassieke Romeinse forum. Mussolini probeerde zoveel mogelijk de glans van het antieke Rome op zijn eigen regime te doen afstralen - niet erg succesvol en ook niet erg langdurig, maar het is typisch Italiaans dat de gebouwen er nog staan en dienst doen. Intussen zijn het min of meer gewone gebouwen die typisch zijn voor de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw en waar niemand meer een (wezenlijke) politieke connotatie meer bij voelt. Echt Italiaans, die relatief ontspannen relatie met het verleden. Maar misschien is dat logisch: als je zóveel geschiedenis hebt, ga je de hoogte- en dieptepunten wellicht wat meer relativeren.

D’Alema is iets te vroeg voor onze afspraak en ik ook. Daarom spreken wij elkaar zonder dat zijn ambtenaren er bij zijn. Gelukkig is de Nederlandse delegatie wel op tijd compleet. Het begin van ons gesprek is bijna Nederlands: D’Alema geeft aan zelf altijd iets te vroeg te zijn en het te waarderen dat zijn gesprekspartners dat ook doen. En hij vat meteen de koe bij de hoorns. “Vertel maar wat Nederland anders wil met het verdrag”, is zijn eerste vraag. Wij spreken nog Italiaans, maar voor de verslaglegging aan Nederlandse kant is het beter over te gaan op Engels of Frans. “Doe maar Engels”, zegt D’Alema, “dat moet ik nog wat beter leren, dat dwingt mij ook over dit onderwerp in het Engels te praten en langzaam ook te gaan denken.” Ik bied hem nog twee keer Frans aan, maar hij weet het zeker: “Engels!”

Uiteraard vertel ik hem vervolgens uitvoerig wat de Nederlandse wensen zijn. Hij wacht rustig tot ik klaar ben en vraagt dan heel gericht door op een aantal punten. Hij weet heel precies wat wij wensen en waar die wensen botsen met de Italiaanse ideeën. Hij laat mij weten dat niet alleen een heel grote meerderheid in het Italiaanse parlement, maar ook een grote meerderheid van de bevolking gehecht is aan de Europese grondwet. Italië is een pro-Europees land en wil dat weten ook. Onze wensen staan dus op gespannen voet met de wensen van Italië. Maar D’Alema ziet ook dat alleen een compromis beide partijen bij elkaar kan brengen.

Na een tijdje weten wij precies van elkaar waar wij staan en op welke punten wij ons kunnen voorbereiden op zware onderhandelingen. Niet alleen vindt Italië het Grondwettelijk Verdrag zeer belangrijk, het zoekt ook naar mogelijkheden voor meer beleid op terreinen waar Europa nu tekort schiet, zoals bij de kwesties energie en klimaatverandering. Daar zijn Nederland en Italië het op belangrijke punten eens met elkaar, dus is er ruimte voor samenwerking. Verder maakt Italië zich sterk voor een grotere Europese betrokkenheid bij de oplossing van de problemen op de Balkan. Ook dat valt vanuit Nederlands perspectief te prijzen.

Na afloop van de officiële gesprekken praten wij nog even na. Over de Italiaanse politiek en de regering Prodi die veel stabieler blijkt dan tevoren werd gedacht. Over de economie die dankzij maatregelen van de regering een mooie groeistuip doormaakt. En over de noodzaak Europa nieuw élan te geven. Massimo d’Alema is niet alleen scherpzinnig, hij is bijna Noord-Europees direct. En op dit moment één van de meest populaire politici van zijn land. Zou er een oorzakelijk verband zijn?