De Nederlandse inzet - Main contents
25 mei 2007
’s Middags Londen, ’s avonds Parijs. Het hoort bij mijn werk, maar het blijft wennen. De dag na het lange, maar ook stimulerende, kamerdebat waarin ik de kans kreeg het kabinetsstandpunt over de Europese verdragswijziging uitvoerig toe te lichten, ga ik op bezoek bij mijn Britse collega Geoff Hoon en mijn nieuwe Franse evenknie Jean-Pierre Jouyet. Het geeft mij de gelegenheid in twee belangrijke landen verslag te doen van het kamerdebat en nog eens de Nederlandse wensen onder de aandacht te brengen.
In zowel Londen als Parijs vormen schitterende locaties het decor voor onze gesprekken. Geoff Hoon ontvangt ons in het prachtige Lancaster House, gelegen naast St. James's Palace en met blik vanuit de tuin op Buckingham Palace. Terwijl wij aan de tafel zitten te praten, loopt buiten een tuinman. Hij draagt een grote kooi met daarin een kennelijk zojuist gevangen vos. Hoon merkt op dat er aardig wat van deze prachtige roofdieren in en rond St. James’s Park leven en soms voor overlast zorgen. Ik bedwing de aanvechting hem te vertellen dat in Nederland de Partij voor de Dieren de Europese grondwet heeft afgewezen omdat daarin stierenvechten niet verboden wordt. Want dan zou ik ook hebben moeten uitleggen dat daarmee niet alleen een duidelijke versterking van dierenwelzijn op Europees niveau is gesneuveld, maar bovendien geen stier is gered, omdat het stierenvechten in Spanje gewoon doorgaat. Dat moet mevrouw Thieme zelf maar gaan uitleggen in Londen.
In Parijs worden wij ontvangen in het “Hôtel du Ministre”, de officiële ontvangstlocatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Leuk die verbaasde Franse gezichten te zien als de Nederlandse “Ministre” als laatste van zijn delegatie zijn forse gestalte achter uit het ambassadebusje wringt. Duidelijk te weinig decorum, die Bataven. Ik ben de eerste buitenlandse gast van Jean-Pierre Jouyet. Hij is allerhartelijkst en buitengewoon goed geïnformeerd. Nederland zit met Engeland en Frankrijk op één lijn met onze wens dat er een gewoon wijzigingsverdrag komt, ontdaan van alle grondwettelijke pretenties.
Alle drie willen wij wezenlijke aanpassingen van de tekst. Welke aanpassingen dat zijn? Daarover lopen de meningen soms enigszins uiteen, maar de algemene lijn vertoont overeenkomsten. De Nederlandse wensen zijn glashelder. In de eerste plaats moeten we af van de grondwettelijke pretenties die de suggestie wekken van sluipende staatsvorming. Dat betekent bijvoorbeeld géén vlag of volkslied, géén minister van buitenlandse zaken en géén volledige opname van het Handvest Grondrechten in het nieuwe verdrag. In de tweede plaats moet de rol van de nationale parlementen in het nieuwe verdrag worden versterkt, want die zijn het brandpunt van de politieke belangstelling van Europeanen. In de derde plaats moet duidelijker worden geregeld welke bevoegdheden we aan Europa geven en welke uitdrukkelijk niet. We willen de garantie dat Europa zich niet gaat bemoeien met zaken als ons volkshuisvestingsbeleid, de structuur van onze gezondheidszorg en de inrichting van het onderwijs. In de vierde plaats moeten de regels voor toetreding tot de EU in het verdrag worden opgenomen, zodat daarmee niet de hand kan worden gelicht. Ten slotte moet het nieuwe verdrag Europa méér slagkracht geven waar gezamenlijk optreden van de lidstaten is vereist, zoals bij klimaatverandering, het immigratiebeleid of de bestrijding van terrorisme.
Europa heeft betere spelregels nodig, daarover zijn Britten, Fransen en Nederlanders het hartsgrondig eens. Iedereen is ontevreden over hoe Europa vandaag presteert. Daar moeten we snel iets aan doen, in het belang van onze landen, onze burgers.