Bondgenoten van de gematigde islam - Main contents
15 augustus 2007
In het midden van de jaren negentig mocht ik Max van der Stoel ondersteunen bij zijn inspanningen om conflicten rond minderheden in Europa te voorkomen. Hij was in die jaren Hoge Commissaris Nationale Minderheden van de OVSE, een functie in 1993 tot stand gekomen op Nederlands initiatief. Dit omdat de omwentelingen in Centraal en Oost Europa niet zelden gepaard gingen met spanningen rond minderheden, die de tendens hadden te escaleren. Van der Stoel wist met onvoorstelbaar veel doorzettingsvermogen en kundige diplomatie een aantal conflicten in de kiem te smoren. Eén van die probleemgevallen was de positie van de Hongaarse minderheid in Roemenië. Hongaren vreesden door de Roemenen te worden geassimileerd en de Roemenen waren bang voor afscheiding van Transsylvanië.
In Nederland maakte met name de VVD zich sterk voor de positie van die Hongaarse minderheid. Dit onder impuls van een medewerker van Frits Bolkestein, een zekere Geert Wilders. Deze vreesde zeer dat de Hongaren in Transsylvanië zouden worden geassimileerd en vond dan ook dat er alles aan moest worden gedaan om hun rechten te versterken, met name bij het gebruik van de eigen taal, het hebben van eigen scholen op alle niveaus en een hoge mate van zelfbestuur.
Nu weet ik ook wel dat er grote verschillen zijn tussen de positie van enerzijds nationale minderheden, zoals de Hongaren in Roemenië, die al eeuwen op dezelfde plek wonen en door de grillen van de geschiedenis in Roemenië zijn beland en anderzijds migranten van relatief recente datum, zoals vele moslims in Nederland. Maar assimilatie is assimilatie, of je nu lang of kort ergens verblijft. En waar Geert Wilders assimilatie in het ene geval met hartstocht bestrijdt, eist hij het in het andere geval met evenveel hartstocht op. Dat wringt.
Eén van de belangrijkste lessen die de OVSE heeft getrokken uit conflictpreventie rond minderheden is dat het een kwestie is van geven en nemen. Van minderheden mag worden gevraagd dat zij zich aanpassen aan de regels van het land waarin zij wonen. En van de overheid mag worden verwacht dat zij ruimte biedt aan de culturele en religieuze eigenheid van minderheden. Wie zich aanpast zal door de omgeving niet als een bedreiging worden ervaren en wie de ruimte krijgt zichzelf te blijven zal zich niet bedreigd voelen door de leidende cultuur en zal deze met open vizier tegemoet treden. Hierin schuilt het grote verschil tussen integratie en assimilatie: bij het eerste pas je je aan, maar behoud je je eigenheid, bij het tweede wordt verondersteld dat je alleen door het opgeven van je eigenheid werkelijk erbij kunt gaan horen.
In de Europese geschiedenis zijn vele pijnlijke voorbeelden van assimilatiepolitiek. De assimilatie van Turken tijdens het communistische bewind in Bulgarije, bijvoorbeeld, inclusief het slavisch maken van alle Turkse namen. Of, langer geleden, het uitroeien van andere talen dan het Frans in Frankrijk en het in wezen assimileren van de hele occitaanse cultuur, soms onder het mom van een godsdienststrijd. Het zijn maar twee voorbeelden uit een lange reeks die bewijst dat assimilatie in strijd is met de meest fundamentele mensenrechten. Bovendien: als je mensen hun identiteit ontzegt, ze wilt afnemen wie ze zijn, of wat zij als heilig zien, zet je ze klem. Dan kunnen ze alleen nog maar weglopen of terugslaan.
Dit is allemaal geen nieuws voor Geert Wilders. Ik heb met hem gereisd, onder andere naar Iran. Hij heeft dan altijd een scherp oog voor wat er in een land gebeurt, is geïnteresseerd in de mensen en doet zijn best nog dieper te graven dan het programma van de reis mogelijk maakt. Zijn zorgen over de fundamentalistische islam zijn oprecht en niet gestoeld op slechts een oppervlakkige bestudering van het fenomeen. Ik deel zijn zorgen en vind net als hij dat fundamentalisme binnen onze samenleving en wereldwijd moet worden bestreden. Waar onze wegen scheiden is in de analyse van de islam als geheel.
Volgens Wilders is de islam per definitie fundamentalistisch en dus gevaarlijk. Daarom ziet hij maar één redding en dat is de islam uit onze samenleving verwijderen. Die stelling vind ik onhoudbaar, niet alleen omdat miljoenen islamieten binnen de Westerse samenleving iedere dag weer bewijzen voorbeeldige burgers te zijn, maar ook in het licht van de vele ontwikkelingen binnen de islam en de islamitische wereld. De Franse islamoloog Gilles Kepel heeft hierover een fascinerend boek geschreven dat ik iedereen kan aanraden. Hij beschrijft de strijd die nu binnen de islam wordt gevoerd tussen verlichten en fundamentalisten. Het is in ons belang dat die strijd wordt gewonnen door de verlichten. Zij zijn onze bondgenoten, wij moeten ook hun bondgenoten durven zijn.