15 sep 2009

Source: A.J. (Arend Jan) Boekestijn i, published on Tuesday, September 15 2009.

VVD-leider Mark Rutte vindt de maatregelen die het kabinet vandaag presenteert 'te weinig en te laat'. Bovendien verwacht Rutte dat het kabinet de verhoging van de AOW-leeftijd - in zijn ogen de enige structurele bezuiniging uit het crisispakket van afgelopen maart - uiteindelijk niet overeind houdt. 'Het kabinet is uitgeregeerd', vindt hij. De coalitie begint steeds meer te lijken op 'een soort denktank' die wel allerlei opties in kaart brengt om de crisis aan te pakken, maar nergens knopen doorhakt.

En Rutte heeft alle recht om dit te zeggen. Hij zag het gevaar wel op tijd aankomen en hield een pleidooi voor meer bezuinigingen in combinatie met lastenverlichting teneinde de vraag te stimuleren.

De meest beroerde Miljoenenota in decennia;

Het spel en de knikkers Frank Kalshoven

SECTION: ECONOMIE; Blz. 13

LENGTH: 816 woorden

Dinsdag presenteert minister Wouter Bos van Financiën de Miljoenennota 2010 aan het parlement, en dat zal geen feestelijke bijeenkomst zijn.

De effecten van de kredietcrisis op de overheidsbegroting worden in volle omvang zichtbaar: een explosief stijgende staatsschuld, een spectaculair toenemend financieringstekort. En dat terwijl de vorige Miljoenennota - aan de vooravond van de crisis - zo fijn gematigd optimistisch was.

Het kan verkeren.

Als gevolg van de verslechtering van de openbare financiën, zullen de beschouwingen in de Kamer vooral moeten gaan over de vraag: wat nu? Hoe brengen we de boel op orde?

Niet de begroting van volgend jaar is daarbij het interessantst - de overheid zal de uitgaven op peil moeten houden om broos economisch herstel niet in de knop te breken - , maar de voornemens voor de wat langere termijn. Het verkiezingsdebat begint in feite dinsdag.

Ten behoeve van dat debat heeft het Tijdschrift voor Openbare Financiën (alleen online te lezen via www.wimdreesstichting.nl) vrijdag een themanummer gepubliceerd over het houdbaarheidstekort. Daarin staan twee onderwerpen centraal die handig zijn om in het achterhoofd te houden. Ten eerste: wat dat is, een houdbaarheidstekort? Ten tweede: wie betaalt dat?

Het houdbaarheidstekort is een ongedekte cheque, uitgeschreven door huidige en vorige generaties politici. Het is, technischer uitgedrukt, de som van de huidige staatsschuld en de toekomstige staatsschuld.

De toekomstige staatschuld bestaat uit een reeks financieringstekorten (of overschotten) in de later jaren. Als de huidige staatsschuld 100 is en voor de toekomst worden financieringsoverschotten verwacht die (teruggerekend naar de waarde van vandaag) ook 100 waard zijn, is het houdbaarheidstekort dus 0 euro. In 2006 schatte het Centraal Planbureau het houdbaarheidstekort op 200 miljard euro.

In de politiek-economische discussie wordt het houdbaarheidstekort meestal anders uitgedrukt. In plaats van op de schuld in euro's, wijzen economen en politici op het percentage van het nationaal inkomen dat nodig is om de schuld af te lossen.

Bij die 200 miljard uit 2006 hoort dan een houdbaarheidstekort van 2,5 procent van het nationaal inkomen. Dat wil dus zeggen: om het houdbaarheidstekort weg te werken, moet de overheid structureel bezuinigen of belastingen verhogen ter grootte van het 2,5 procent van het nationaal inkomen.

Zowel Bas Jacobs (hoogleraar in Rotterdam) als Flip de Kam (hoogleraar in Groningen) loopt in het tijdschrift vooruit op de nieuwe berekening van het houdbaarheidstekort die het Centraal Planbureau volgend jaar zal publiceren.

Hun schatting is dat het houdbaarheidstekort door de crisis is verdubbeld, tot grofweg 5 procent van het nationaal inkomen. Anders gezegd: er is, in euro's van vandaag, zo'n 30 miljard nodig aan structurele bezuinigingen of lastenverzwaringen om het houdbaarheidstekort te laten verdwijnen. Dat kan hooguit een beetje meevallen (een paar miljard per jaar) als Bos onze staatsbanken goed verkoopt en de banken hun leningen netjes terugbetalen.

Deze nu nog ongedekte cheque zal ooit moeten worden voldaan, dus de vervolgvraag is: wie betaalt dat? Of preciezer: bij welke generatie leggen we de rekening neer.

Hierover bestaan de nodige misverstanden. De verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar is een mooi voorbeeld. Deze maatregel, voorgesteld door het kabinet in verband met het opgelopen houdbaarheidstekort, levert de schatkost structureel zo'n 4 miljard euro aan besparingen op - nog 26 miljard te gaan dus. Vooral ouderen, en hun vertegenwoordigers, zijn hier tegen. Maar omdat het kabinet kiest voor een lange overgangstermijn (zeg even: een maand per jaar erbij gedurende 24 jaar) betalen vooral mensen jonger dan 40 de rekening.

Dit voorbeeld illustreert dat de hoogte van het houdbaarheidstekort ons weinig leert over de verdeling van lusten en lasten over de generaties. In het AOW-voorbeeld wordt het houdbaarheidstekort verlaagd ten koste van toekomstige generaties.

In het Tijdschrift voor Openbare Financiën gispt Bas Jacobs om deze reden Wouter Bos die heeft geschreven: 'Verantwoord generatiebewust beleid voldoet per definitie aan de eis van financiële houdbaarheid.'

Jacobs noemt dit terecht een 'ernstige misvatting' en schrijft: 'Het houdbaarheidstekort is weliswaar nuttig om aan te geven hoe groot de ongedekte rekening is, maar is ongeschikt om te beoordelen of beleidsmaatregelen wenselijk zijn in termen van de verdeling tussen generaties.'

Aan politici dus komende week de schone taak twee vragen te beantwoorden: waar wilt u de komende jaren 30 miljard vandaan halen? Belastingverhogingen of bezuinigingen mogen dus allebei. En: welke generatie moet de bijbehorende rekening betalen?

De meest beroerde Miljoenennota in decennia dwingt tot een serieus debat en heldere keuzen.

Reageren? frank@argumentenfabriek.nl