Spaans voorzitterschap Europese Unie 1e helft 2010 - Main contents
Van 1 januari tot en met 30 juni 2010 vervulde Spanje het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie i. Spanje nam het stokje over van Zweden. Tijdens het voorzitterschap werkte Spanje nauw samen in een trojka i met België en Hongarije, die na Spanje het voorzitterschap van de EU bekleedden.
België i nam op 1 juli 2010 het voorzitterschap over.
Contents
Het Spaans voorzitterschap was het eerste voorzitterschap dat volledig via de nieuwe regels van het één maand eerder in werking getreden Verdrag van Lissabon i moest opereren. Naast de veranderde institutionele kaders kreeg het Spaanse voorzitterschap ook te maken met de gevolgen van de economische crisis. De EU-landen kampten met oplopende werkloosheid, met financieringstekorten die ver boven de toegestane 3 procent uitstegen en met banken die flinke geldinjecties van de nationale overheden nodig hadden om overeind te blijven. Om de Europese economie te herstellen, was goede coördinatie vereist.
Het Spaanse voorzitterschap, en premier Zapatero i in het bijzonder, hadden nog een waslijst aan andere prioriteiten en ambities.
Economisch herstel
Spanje plaatste het economische herstel van Europa bovenaan de prioriteitenlijst. Met de nieuwe Europese economische strategie die in maart 2010 voor de komende tien jaar vastgesteld werd, hoopten de Spanjaarden de EU gecoördineerd door de crisis te leiden. Deze nieuwe economische visie is het vervolg op de Lissabon-strategie, het vorige tienjarenplan dat Europa de sterkste economie ter wereld had moeten maken.
Zapatero bepleitte dat Europa competitiever moest worden met behulp van een Europese economische regering en een economisch beleid waar geen lidstaat zich aan zou kunnen onttrekken. Met andere woorden: hij wilde de lidstaten verplichten tot verdere economische samenwerking. Volgens Zapatero had de crisis de EU ertoe gedwongen de vrijblijvende coördinatie van het economische beleid op te geven. De lidstaten moesten zich nu verenigen en onderling harde afspraken maken. Deden ze dat niet dan zouden ze volgens Zapatero te maken krijgen met corrigerende maatregelen zoals het intrekken van EU-subsidies. Een boete dus. Het Europees Parlement had sympathie voor het plan het economische beleid beter op elkaar af te stemmen, maar het voorstel tot sancties leverde Zapatero een stortvloed aan kritiek op, niet in de laatste plaats vanuit Duitse hoek.
Nadeel was dat Zapatero weinig vertrouwen wekte als premier van een land met vier miljoen werklozen. Daarnaast werd hem verweten in Europa te willen scoren om het falen van zijn binnenlandse beleid te verhullen.
Klimaatverandering en innovatie
Verder zette het Spaanse voorzitterschap zich, net als de Zweden, in tegen de klimaatverandering. De uitkomsten van de klimaatconferentie die afgelopen december in Kopenhagen gehouden werd, moesten worden uitgewerkt, er zou een gemeenschappelijke energiemarkt ontwikkeld worden en er moest voor gezorgd worden dat de EU voor haar energievoorziening minder afhankelijk wordt van derden. Daarnaast moesten extra investeringen in onderzoek en onderwijs van Europa een toonaangevende speler maken, aldus Zapatero. Europa zou bijvoorbeeld een belangrijke bijdrage kunnen leveren door het gebruik van elektrische auto's te stimuleren.
Europees burgerschap en gelijkheid
Het bevorderen van het Europees burgerschap, bijvoorbeeld door toetreding van de EU tot het EVRM i, het Stockholmprogramma op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken en nieuwe initiatieven om de gelijkwaardigheid van man en vrouw te verzekeren. Ook wilde premier Zapatero dat de Europese burgers centraal in het EU-beleid kwamen te staan, en dat hun rechten en vrijheden verder moesten worden ontwikkeld. Een prioriteit die de Spaanse premier in dit kader van zijn binnenlandse agenda meenam was het streven naar een plan om gelijke behandeling van mannen en vrouwen te bevorderen. Zo wilde hij huiselijk geweld bestrijden met nieuwe wettelijke maatregelen om vrouwen en slachtoffers van geweld van mannen tegen vrouwen te beschermen.
Uitbreiding EU
Ook de verdere uitbreiding van de EU stond op de Spaanse agenda, zoals de toetreding van Kroatië en de nieuwe aanvragen van Albanië, Montenegro en IJsland. Zapatero hoopte daarnaast op vorderingen in het toetredingsproces van Turkije en wilde de relatie met Latijns-Amerika versterken.
Spanje vormde samen met België en Hongarije een 'trojka'. Dat betekent dat deze landen naast een eigen programma en de eigen prioriteiten ook een aantal zaken samen hebben aangepakt.
De bestrijding van de economische crisis, het behoud van banen en juist een groei van de werkgelegenheid waren voor de hele periode van groot belang. Hiernaast waren het klimaat i en een nieuwe Europese strategie voor energie belangrijke prioriteiten voor alle drie de voorzitterschappen. Ook moest er verder worden gegaan met de uitbreiding, met de nadruk op de toetreding van Kroatië en de nieuwe aanvragen van Albanië, Montenegro en IJsland. Gaandeweg werden de hervorming van het landbouwbeleid en de onderhandelingen over de meerjarenbegroting van de Unie ook steeds belangrijker.
Zapatero zelf was zeer tevreden na afloop van de termijn. Tijdens een terugblik in het Europees Parlement op 6 juli 2010 benadrukte hij dat Spanje veel heeft gedaan om vooruitgang in economische integratie te bereiken. De EU heeft onder Spaans leiderschap twee essentiële stappen genomen tegen de crisis: het bestrijden van de Griekse tekorten i en de versterking van Europese financiële supervisie. Ook zei hij dat het Spanje was dat als eerste lidstaat sancties voorstelde tegen lidstaten die het Stabiliteit- en groeipact i niet naleven. Het meest zichtbaar was Spanje echter in de discussie over het publiek maken van de resultaten van stresstests voor Europese banken.
Ook de voorzitter van de Europese Commissie, José Manuel Barroso i, vond het Spaanse voorzitterschap geslaagd. Hij benadrukte dat Spanje in een zeer lastige tijd moest optreden, maar er goed uit is gekomen. Barroso zei dat de EU2020-strategie i vakkundig is uitgebouwd met door Spanje gecoördineerde overeenkomsten, over innovatie, werkgelegenheid, onderwijs en sociale integratie. Jerzy Buzek i, voorzitter van het Europees Parlement, noemde het eerste half jaar van 2010 een goede samenwerking tussen de verschillende instellingen, nadat het Verdrag van Lissabon i een en ander had veranderd in de verhoudingen.
In het Parlement werd wisselend gereageerd op het Spaanse voorzitterschap. De leider van de Sociaaldemocratische fractie (S&D) i Martin Schultz roemde Spanje voor het bereiken van zoveel resultaten tijdens zulke moeilijke tijden. Er klonken ook minder positieve geluiden. Spaans Europarlementariër Jaime Mayor Oreja, nota bene partijgenoot van Zapatero, zei dat Spanje niet in staat was een bijdrage te leveren aan het oplossen van de economische crisis, omdat het zelf een voornaam onderdeel van het probleem is. Ook het annuleren van diverse topontmoetingen, waaronder die met de Verenigde Staten, werd de Spaanse voorzitter niet in dank afgenomen. Ook binnen de Europese diplomatie was men ongelukkig met het gezichtsverlies.
Diverse EU-diplomaten hebben de vloer aangeveegd met het Spaanse voorzitterschap. Hun belangrijkste kritiek was dat Zapatero veel te weinig zichtbaar was in de discussie over de eurocrisis.
Waar Spanje wellicht juist te veel in beeld kwam, betrof het buitenlands beleid. Juist op dat gebied is met het Verdrag van Lissabon een nieuwe functie ontstaan, namelijk die van Hoge Vertegenwoordiger i. Er is stevige kritiek geuit op het Spaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, dat te vaak en ongepast het initiatief nam, waardoor de nieuwe EU functie regelmatig opzij werd geschoven. Zo zei de Spaanse ambassadeur in Peking dat het EU-embargo van China opgeheven moest worden. Minister van Buitenlandse Zaken Moratinos kondigde later aan dat de EU de relaties met Cuba moest normaliseren en was hij degene die een brief schreef naar de media over de aanval op een konvooi met hulpgoederen voor Gaza, niet de Hoge Vertegenwoordiger. Diplomaten noemden deze optredens symbolisch voor het rommelige karakter van het Spaanse optreden.
Tijdens het Spaanse voorzitterschap moest duidelijk worden welke rol er voor het voorzitterschap is weggelegd naast de vaste voorzitter en de Hoge Vertegenwoordiger. Voorheen werd de Europese Raad i, bestaande uit de Europese regeringsleiders en staatshoofden, voorgezeten door de halfjaarlijks roulerende voorzitters, evenals de Raad van Ministers i (de bijeenkomsten van de Europese vakministers). Maar sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 kent de EU daar twee nieuwe vaste vertegenwoordigers voor: de Belgische oud-premier Herman van Rompuy i werd voor de komende tweeënhalf jaar de permanente voorzitter van de Europese Raad i, terwijl de Britse Catherine Ashton i als Hoge Vertegenwoordiger i de Raad voor Buitenlandse Zaken ging leiden - de enige ministerraad met een vaste voorzitter.
De topbijeenkomsten in Brussel worden dus niet langer door het voorzitterschap geleid. De vraag was nu hoe ondergeschikt de rol van de roulerende voorzitter is, die 'alleen nog maar' de overige vergaderingen van de Raad van ministers voorzit.
En dat terwijl het Spaanse voorzitterschap, dat een record aantal toppen wilde houden, boordevol plannen zat. De Spaanse premier benadrukte desondanks de grote ambities een bescheiden rol te gaan spelen en sprak met Van Rompuy i af dat laatstgenoemde de toppen voor zou zitten. Zapatero zou hem daarin bijstaan.
Verhoudingen verduidelijkt
Tijdens het Spaanse voorzitterschap is duidelijker geworden hoe de volgende drie functies - na inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 - zich tot elkaar verhouden:
-
-
Uiteindelijk zou blijken dat de voorzitterschappen aan belang hebben ingeboet ten opzichte van de vaste voorzitter en de Hoge Vertegenwoordiger.