Opa vertelt - Main contents
”Wat willen ze van mij?”, denk ik bij het lezen van de uitnodiging. Het is 35 jaar geleden dat ik voorzitter van de Groninger Studentenbond was. Over vroeger vertellen is wel leuk, maar wat heeft het bestuur van nu daaraan? Vertellen over grote demonstraties? Over bezetting van universiteitsgebouwen met duizenden studenten tegen verhoging van de collegegelden? Dat we een derde van de studenten hebben georganiseerd? Dat we zo goed als de baas waren op de universiteit? Dat soort succesverhalen uit het verleden zijn niet echt inspirerend gezien de omstandigheden waaronder de studentenbond nu moet werken. Het is toch niet de bedoeling om als een opa over vroeger te vertellen.
Mijn opa was trots toen ik ging studeren aan de universiteit. Vooral ook omdat het in Groningen was. Mijn eerste kamer was in de Schuitemakerstraat. Toen opa dat hoorde was hij nog trotser. Als jonge jongen, hij was 12, werkte hij in die straat. In een zeepziederij. Opa vertelde over de studenten in zijn tijd. “Jonge heeren”, waar hij u tegen moest zeggen. Zijn verhalen maakten best indruk op me. Maar ze hielpen me niet bij de strijd van alle dag. Wat zal ik vertellen?
Een week voor de afspraak publiceert het CBS voor het eerst over bijverdiensten van studenten. Studenten in het hoger onderwijs werken in het eerste jaar 13 uur per week. Ouderejaars werken 23 uur per week. Bijna 90% van de studenten heeft een baan. Ik schrok daarvan. Je gaat toch studeren om te leren, om kennis te verwerven, dingen te leren om de maatschappij verder te helpen. In de tijd dat je werkt, kun je niet studeren. In mijn tijd werkten studenten niet. We studeerden. Werken deed je hooguit als je een schuld bij de kroeg had. Het handjevol dat wel werkte, had geen recht op studiefinanciering of rijke ouders die niet wilden betalen.
Tijdens het gesprek met het bestuur blijkt dat zij het werken naast studeren heel normaal vinden. Ze weten niet eens dat het vroeger anders was. We waren er snel over eens. Als studenten niet hoeven te werken om in hun bestaan te voorzien, kan de studie in de helft van de tijd. Of je leert veel meer als we de studietijd handhaven. Dat laatste past toch bij een land met hoge kennis-ambities. De 600.000 studenten in het hoger onderwijs bezetten 200.000 voltijdse banen. Banen waar jongeren die niet over de talenten beschikken om te studeren prima terecht kunnen. Zeker nu, bij groeiende jeugdwerkloosheid.
Dertig jaar geleden werden studenten en werkende jongeren tegen elkaar opgezet. Studenten konden vrijwel gratis studeren en kregen daarna hoge salarissen. Werkende jongeren konden dat nooit halen. Slimme studenten rekende uit dat gemeten over het hele leven de studenten niet veel meer verdienden dan jongeren die vroeg begonnen met werk. Toen betaalden de hoogste inkomens nog 72% belasting. Als we dat weer invoeren, kunnen studenten studeren en werkloze jongeren aan de slag.