Le Grand Jacques

Source: F.C.G.M. (Frans) Timmermans i, published on Thursday, October 9 2008.

Jacques Brel, 1964

Vandaag dertig jaar geleden overleed Jacques Brel. Longkanker werd hem fataal, hij was 49. Filip Jordens was toen 3. Nu is Jordens de beste Brel vertolker die ik ooit heb mogen beluisteren. Vorige week in de Koninklijke Schouwburg, gisterenavond in het prachtige Roma in Borgerhout, Antwerpen. Dat hij mij zo wist te raken is misschien niet vreemd. Brel was er altijd, eerst als achtergrond in mijn ouderlijk huis in Parijs en Brussel, later als trouwe compagnon bij alle etappes van het bestaan. Geen muziek is voor mij van grotere waarde, of het moet Bach zijn. Maar dat Jordens in Borgerhout ook het deel van het publiek euforisch maakt dat nog nooit iets van Brel had gehoord, is een prachtig compliment voor hem als uitvoerder - en voor de kracht van het oeuvre natuurlijk.

Opmerkelijk is dat Jordens zijn optreden begint met Les F…, de aanklacht van Brel tegen de Flaminganten. Opmerkelijk omdat het Brels minst muzikale en meest controversiële nummer is, opmerkelijk omdat het met luid applaus wordt begroet in Borgerhout, een plaats waar het Vlaams Belang heel veel stemmen scoort. Brel schreef Les F… voor zijn laatste plaat, die een jaar voor zijn dood uitkwam. Hij was speciaal van de Markiezen teruggekeerd om de plaat op te nemen. Zwak als hij was door het voortdurende gevecht tegen kanker en met nog maar één long in zijn lijf, kon hij nauwelijks de opnamen voltooien. De meeste chansons werden in één keer opgenomen en niet bewerkt. Het zijn stuk voor stuk meesterwerken, het is niet het bekendste, wel het beste wat Brel heeft gemaakt.

Les F… leidde tot woedende reacties in Vlaanderen. Vragen in het parlement, woedende ingezonden brieven in de krant, mensen die zeiden juist door de gemene aanval van Brel Flamingant te zijn geworden. Vlaanderen verstootte haar lievelingszoon, de man die zijn liefde voor Vlaanderen zo prachtig had bezongen…in het Frans. Naar mijn gevoel markeert Les F… de volwassenwording van de Vlaamse emancipatie, het begin van de meer onsmakelijke kanten van die emancipatie en het einde van een zekere vorm van Belgicisme, zoals gestalte gegeven door Brel. Een Vlaming uit de gegoede burgerij, die het heel normaal vond dat er bij hen thuis Frans werd gesproken, die het Frans ook wel superieur achtte aan het Vlaams, maar die blind was voor de gevoelens van frustratie van mensen wier taal altijd als minderwaardig was afgeschilderd.

Voor mij is het moeilijk dit laatste te begrijpen. Ik heb op Franstalige scholen gezeten, maar ook lang op een Vlaamse school en ik weet hoe belangrijk taal is bij de emancipatie van een meerderheid die in eigen land generaties lang als cultureel inferieur was weggezet. Dat met name een groot deel van de Vlaamse bourgeoisie hier vroeger ongevoelig voor was, versterkt natuurlijk enorm het gevoel van miskenning en frustratie bij andere Vlamingen. Voor mij zijn Brel en Louis Paul Boon de belangrijkste Vlaamse inspiratiebronnen. Zo verschillend, maar beiden taalvernieuwers en -virtuozen, beiden allergisch voor iedere vorm van fanatisme, beiden bestrijders van de bekrompen burgermansgeest.

Toen Filip Jordens gisteren Les F… ten gehore bracht, werd ik geraakt door één zinnetje uit de tekst. “Et moi je m’interdis de dire que je m’en fous”. Niet dat het nieuw is, ik dreun alle teksten van Brel bijna automatisch op. Maar het raakt de kern van hoe ik zelf met mijn werk om wil gaan.

Gisterenochtend vroeg, het was nog donker, fietste ik van Scheveningen naar Noordwijk door de duinen. Het is de laatste maanden een vaste routine geworden, dus ik kom vaak dezelfde mensen tegen en niet zelden wordt er over en weer gegroet. Nu wat minder dan eerst, in het donker gaat het wat lastiger. Maar gisteren kwamen twee heren naast elkaar fietsend mij uit de richting Noordwijk tegemoet. Op het moment dat zij mij passeerden riep de één met een van woede en agressie doordrenkte stem tegen de ander: “die lui proberen je altijd te naaien, gvd!” Mijn automatische aanname was dat de opmerking wel tegen mij gericht zou zijn en dat het wel weer over de politiek zou gaan.

Het gaat er niet eens om wat die man echt bedoelde, het gaat puur om mijn eigen reactie. Kennelijk is dat de prijs die ik betaal voor de ‘eeuwige drup’ van kritiek en cynisme, de inherente boosheid van een deel van de Nederlanders, het voortdurend in twijfel trekken van de integriteit en de extreem korte lontjes in de contacten met politici. Zeker, ik kan de reactie van een aantal trouwe lezers nu al uittekenen (”het is jullie eigen schuld”), maar het gaat mij niet om schuld, het gaat mij om de effecten van deze situatie. Het is niet goed voor Nederland, het is niet goed voor onze gemoedstoestand als wij ons neerleggen bij het cynisme tegen de politiek. Omdat het mij vaak zo raakt, krijg ik van dierbaren het advies het allemaal van mij af te laten glijden, een wat dikkere huid te ontwikkelen, mij te realiseren dat het een kleine minderheid is die constant scheldt op internet. Maar ik weiger dat te doen en zal tegen het cynisme blijven strijden. Ik ben namelijk een onverbeterlijke optimist en ik geloof zonder meer in de mogelijkheid van vooruitgang en de mogelijkheid van Nederlanders en Europeanen hun toekomst vorm te geven. Moedig voorwaarts! Of, zoals Brel het uitdrukt: Je m’interdis de dire que je m’en fous.