Voorstel van wet - Uitbreiding van de bestuurlijke handhavingsinstrumenten in de wetgeving op het gebied van de volksgezondheid (Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheidswetgeving)

Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 31122 - Uitbreiding van de bestuurlijke handhavingsinstrumenten in de wetgeving op het gebied van de volksgezondheid i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Uitbreiding van de bestuurlijke handhavingsinstrumenten in de wetgeving op het gebied van de volksgezondheid (Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheidswetgeving); Voorstel van wet  
Document date 02-08-2007
Publication date 14-03-2009
Nummer KST109524
Reference 31122, nr. 2
Original document in PDF

2.

Text

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2006–2007

31 122

Uitbreiding van de bestuurlijke handhavingsinstrumenten in de wetgeving op het gebied van de volksgezondheid (Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheidswetgeving)

Nr. 2

VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de

slagvaardigheid bij de handhaving van een aantal wetten op het gebied

van de volksgezondheid te vergroten door uitbreiding van de bestuurlijke

handhavingsinstrumenten; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg

der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij

goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 BESTUURLIJKE BOETE Artikel 1

  • 1. 
    In deze wet wordt verstaan onder:
  • a. 
    Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
  • b. 
    overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens een wettelijk voorschrift, ter zake waarvan deze wet van toepassing is verklaard;
  • c. 
    overtreder: degene die de overtreding pleegt of medepleegt;
  • d. 
    bestuurlijke boete: de bestraffende sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom.

Artikel 2

  • 1. 
    Degene die wordt verhoord met het oog op het aan hem opleggen van een bestuurlijke boete is niet verplicht ten behoeve daarvan verklaringen omtrent de overtreding af te leggen.
  • 2. 
    Voor het verhoor wordt aan de betrokkene medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden.

Artikel 3

  • 1. 
    Onze Minister maakt van de overtreding een rapport op.
  • 2. 
    Het rapport is gedagtekend en vermeldt in ieder geval:
  • a. 
    de naam van de overtreder;
  • b. 
    de overtreding alsmede het overtreden voorschrift;
  • c. 
    zo nodig een aanduiding van de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is geconstateerd.
  • 3. 
    Indien van de overtreding een proces-verbaal als bedoeld in artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering is opgemaakt, treedt dit voor de toepassing van dit artikel in de plaats van het rapport.

Artikel 4

  • 1. 
    Onze Minister stelt de overtreder desgevraagd in de gelegenheid de gegevens waarop het opleggen van de bestuurlijke boete, dan wel het voornemen daartoe, berust, in te zien en daarvan afschriften te vervaardigen.
  • 2. 
    Voor zover blijkt dat de verdediging van de overtreder dit redelijkerwijs vergt, draagt Onze Minister er zoveel mogelijk zorg voor dat deze gegevens aan de overtreder worden medegedeeld in een voor deze begrijpelijke taal.

Artikel 5

  • 1. 
    In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de overtreder steeds in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze over het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete naar voren te brengen.
  • 2. 
    Bij de uitnodiging tot het naar voren brengen van zijn zienswijze wordt het rapport, bedoeld in artikel 3, aan de overtreder toegezonden of uitgereikt.
  • 3. 
    Onze Minister zorgt voor bijstand door een tolk, indien blijkt dat de verdediging van de overtreder dit redelijkerwijs vergt.
  • 4. 
    Nadat de overtreder zijn zienswijze naar voren heeft gebracht en Onze Minister heeft beslist dat voor de overtreding geen bestuurlijke boete zal worden opgelegd, of dat de overtreding alsnog aan de officier van justitie zal worden voorgelegd, deelt Onze Minister dit schriftelijk aan de overtreder mede.

Artikel 6

  • 1. 
    Onze Minister legt geen bestuurlijke boete op:
  • a. 
    voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten;
  • b. 
    voor zover voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond;
  • c. 
    indien aan de overtreder wegens dezelfde overtreding reeds eerder een bestuurlijke boete is opgelegd, dan wel een kennisgeving als bedoeld in artikel 5, vierde lid, aanhef en onderdeel a, is bekendgemaakt;
  • d. 
    indien de overtreder is overleden;
  • e. 
    indien tegen de overtreder wegens dezelfde gedraging: 1°. een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting is

begonnen; of

2°. het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 of 74c van het Wetboek van Strafrecht, ingevolge artikel 37 van de Wet op de economische delicten, dan wel ingevolge artikel 76 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

  • 2. 
    Een bestuurlijke boete vervalt indien zij op het tijdstip van het overlijden van de overtreder niet onherroepelijk is. Een onherroepelijke bestuurlijke boete vervalt voor zover zij op dat tijdstip nog niet is betaald.
  • 3. 
    Indien de gedraging tevens een strafbaar feit is, wordt zij aan de officier van justitie voorgelegd, tenzij bij wettelijk voorschrift is bepaald, dan wel met het openbaar ministerie is overeengekomen, dat daarvan kan worden afgezien.
  • 4. 
    Voor een gedraging die aan de officier van justitie moet worden voorgelegd, legt Onze Minister slechts een bestuurlijke boete op indien:
  • a. 
    de officier van justitie hem heeft medegedeeld ten aanzien van de overtreder zowel van strafvervolging als van toepassing van artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht af te zien; of
  • b. 
    hij niet binnen dertien weken een reactie van de officier van justitie heeft ontvangen.

Artikel 7

  • 1. 
    Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt Onze Minister de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij zo nodig rekening wordt gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
  • 2. 
    Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt Onze Minister niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
  • 3. 
    Artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8

Mandaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete geldt niet voor degene die van de overtreding een rapport of proces-verbaal heeft opgemaakt of die anderszins rechtstreeks bij het onderzoek betrokken is geweest.

Artikel 9

  • 1. 
    Onze Minister beslist omtrent het opleggen van de bestuurlijke boete binnen dertien weken na de dagtekening van het rapport.
  • 2. 
    De beslistermijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de gedraging aan het openbaar ministerie is voorgelegd, tot de dag waarop Onze Minister weer bevoegd wordt een bestuurlijke boete op te leggen.

Artikel 10

De beschikking tot oplegging van een bestuurlijke boete vermeldt in ieder geval:

  • a. 
    de naam van de overtreder;
  • b. 
    de overtreding alsmede het overtreden voorschrift;
  • c. 
    zo nodig een aanduiding van de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is geconstateerd;
  • d. 
    het bedrag van de boete;
  • e. 
    de termijn waarbinnen de boete betaald moet worden.

Artikel 11

  • 1. 
    De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt vijf jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.
  • 2. 
    Indien tegen de bestuurlijke boete bezwaar wordt gemaakt of beroep wordt ingesteld, wordt de vervaltermijn opgeschort tot onherroepelijk op het bezwaar of beroep is beslist.

Artikel 12

Een bestuurlijke boete die is opgelegd wegens een gedraging die tevens een strafbaar feit is, vervalt indien het gerechtshof met toepassing van artikel 12i van het Wetboek van Strafvordering de vervolging van de overtreder voor dat feit beveelt. Artikel 74b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

  • 1. 
    Een boete wordt betaald binnen zes weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
  • 2. 
    De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken.
  • 3. 
    Indien niet is betaald binnen de in het eerste lid genoemde termijn, wordt de overtreder schriftelijk bevolen binnen twee weken het bedrag van de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen.
  • 4. 
    Bij gebreke van betaling binnen de in het derde lid genoemde termijn, kan Onze Minister de verschuldigde boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.
  • 5. 
    Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploot betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
  • 6. 
    Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de Staat.
  • 7. 
    Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de voorzieningen-rechter van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.
  • 8. 
    Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of voor een te hoog bedrag is vastgesteld.
  • 9. 
    De bevoegdheid tot invordering vervalt twee jaar nadat de beschikking inzake oplegging van de boete onherroepelijk is geworden.

HOOFDSTUK 2 WIJZIGINGEN IN ANDERE WETTEN Artikel 14

De Kwaliteitswet zorginstellingen wordt als volgt gewijzigd: A De hoofdstukken III, IV en V komen te luiden:

HOOFDSTUK III TOEZICHT Artikel 7

  • 1. 
    Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de artikelen 2, 3, 4, 4a en 5 gestelde eisen en een krachtens artikel 8 gegeven aanwijzing of bevel zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
  • 2. 
    De met het toezicht belaste ambtenaren zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner, voor zover de woning deel uitmaakt van een instelling.
  • 3. 
    De met het toezicht belaste ambtenaren zijn, voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is en in afwijking van artikel 5:20,

tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot inzage van de patiëntendossiers.

HOOFDSTUK IV HANDHAVING

Artikel 8

  • 1. 
    Indien Onze Minister van oordeel is dat artikel 2, 3 of 4 niet of in onvoldoende mate of op onjuiste wijze wordt nageleefd, kan hij de zorgaanbieder een schriftelijke aanwijzing geven.
  • 2. 
    In de aanwijzing geeft Onze Minister met redenen omkleed aan welke maatregelen de zorgaanbieder moet nemen met het oog op de naleving van artikel 2, 3 of 4.
  • 3. 
    De aanwijzing bevat de termijn waarbinnen de zorgaanbieder eraan moet voldoen.
  • 4. 
    Indien het nemen van maatregelen in verband met gevaar voor de veiligheid of de gezondheid redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de ingevolge artikel 7 met het toezicht belaste ambtenaar een schriftelijk bevel geven. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, welke door Onze Minister kan worden verlengd.
  • 5. 
    De zorgaanbieder is verplicht binnen de daarbij gestelde termijn aan de aanwijzing onderscheidenlijk onmiddellijk aan het bevel te voldoen.
  • 6. 
    Mandaat tot het verlengen van de geldigheidsduur van een bevel wordt niet verleend.

HOOFDSTUK V SANCTIES

Artikel 9

  • 1. 
    Onze Minister is bevoegd een bestuurlijke boete van ten hoogste € 16 750,– op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens artikel 4a of 5.
  • 2. 
    De Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheids-wetgeving is van toepassing.
  • 3. 
    Een gedraging in strijd met artikel 4a is een strafbaar feit indien:
  • a. 
    in de daaraan voorafgaande 24 maanden tweemaal een bestuurlijke boete ter zake van een zelfde gedraging onherroepelijk is opgelegd; of
  • b. 
    de opzettelijke of roekeloze gedraging een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft.
  • 4. 
    Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft degene die een strafbaar feit pleegt als bedoeld in het derde lid.
  • 5. 
    Een strafbaar feit als bedoeld in het derde lid is een overtreding.
  • 6. 
    Onze Minister is bevoegd een last onder dwangsom op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met artikel 7, derde lid.

Artikel 10

Onze Minister is bevoegd een last onder bestuursdwang op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met een krachtens artikel 8 gegeven aanwijzing of bevel.

B

De artikelen 14 en 16 tot en met 25 vervallen.

Artikel 15

De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:

A Artikel 87 komt te luiden:

Artikel 87

  • 1. 
    De met het toezicht belaste ambtenaren beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
  • 2. 
    De met het toezicht belaste ambtenaren zijn, voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is en in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en van artikel 88 van deze wet, bevoegd tot inzage van de patiëntendossiers.

B

Aan artikel 97 wordt na «categorie» toegevoegd: , indien:

  • a. 
    in de daaraan voorafgaande 24 maanden tweemaal een bestuurlijke boete ter zake van een zelfde gedraging onherroepelijk is opgelegd; of
  • b. 
    de opzettelijke of roekeloze gedraging een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft.

C

Aan artikel 98 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. 
    Het eerste lid geldt slechts indien:
  • a. 
    in de daaraan voorafgaande 24 maanden tweemaal een bestuurlijke boete ter zake van een zelfde gedraging onherroepelijk is opgelegd; of
  • b. 
    de opzettelijke of roekeloze gedraging een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft.

D

Aan artikel 99 wordt een lid toegevoegd, luidende: 3. Het eerste en tweede lid gelden slechts indien:

  • a. 
    in de daaraan voorafgaande 24 maanden tweemaal een bestuurlijke boete ter zake van een zelfde gedraging onherroepelijk is opgelegd; of
  • b. 
    de opzettelijke of roekeloze gedraging een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft.

E

Artikel 100 komt te luiden:

Artikel 100

  • 1. 
    Onze Minister is bevoegd een bestuurlijke boete van ten hoogste € 3 350,– op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens:

– artikel 4, tweede lid;

– artikel 17, tweede lid;

– artikel 34, vierde lid;

– artikel 35;

– artikel 38;

– artikel 40, vierde lid;

– artikel 41, derde lid, onder b;

– artikel 48, eerste lid, onder e;

– artikel 80, eerste lid, onder a of b;

– artikel 88;

– artikel 96;

– artikel 105, derde lid; – artikel 108, tweede lid.

  • 2. 
    De Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheids-wetgeving is van toepassing.

F

Artikel 100a komt te luiden:

Artikel 100a

  • 1. 
    Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de in een krachtens artikel 87a gegeven bevel gestelde verplichtingen.
  • 2. 
    Onze Minister is bevoegd een last onder dwangsom op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met artikel 87, tweede lid.

G

Aan artikel 101 wordt na «categorie» toegevoegd: , indien:

  • a. 
    in de daaraan voorafgaande 24 maanden tweemaal een bestuurlijke boete ter zake van een zelfde gedraging onherroepelijk is opgelegd; of
  • b. 
    de opzettelijke of roekeloze gedraging een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft.

H

Artikel 102, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. 
    De in de artikelen 96, eerste lid, 97, 98, 99 en 101 strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 16

De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 69 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. 
    Het eerste en tweede lid alsmede het derde lid voor zover het betreft het handelen in strijd met het bepaalde bij of krachtens artikel 39, eerste of tweede lid, gelden slechts indien:
  • a. 
    in de daaraan voorafgaande 24 maanden tweemaal een bestuurlijke boete ter zake van een zelfde gedraging onherroepelijk is opgelegd; of
  • b. 
    de opzettelijke of roekeloze gedraging een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft.

B

Aan artikel 70 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. 
    Het eerste lid voor zover het betreft het handelen in strijd met het bepaalde bij of krachtens artikel 3, 38, zesde lid, 39, derde lid, of 47, tweede lid, geldt slechts indien:
  • a. 
    in de daaraan voorafgaande 24 maanden tweemaal een bestuurlijke boete ter zake van een zelfde gedraging onherroepelijk is opgelegd; of
  • b. 
    de opzettelijke of roekeloze gedraging een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft.

C In hoofdstuk XI wordt na artikel 70 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 70a

  • 1. 
    Onze Minister is bevoegd een bestuurlijke boete van ten hoogste € 6 700,– op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens:

– artikel 3;

– artikel 14d, eerste lid, vierde volzin;

– artikel 38, zesde lid;

– artikel 39, eerste, tweede of derde lid;

– artikel 40, tweede, derde, vierde, vijfde of zesde lid;

– artikel 45, zesde lid;

– artikel 46, eerste lid, laatste volzin;

– artikel 47, tweede lid;

– artikel 53, eerste of derde lid;

– artikel 54, eerste of tweede lid;

– artikel 56, derde lid.

  • 2. 
    De Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheids-wetgeving is van toepassing.
  • 3. 
    Onze Minister is bevoegd een last onder dwangsom op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens:

– artikel 37a;

– artikel 38, eerste lid;

– artikel 38, tweede lid;

– artikel 41, tweede of derde lid;

– artikel 43, derde lid of vierde lid, laatste volzin;

– artikel 48, eerste lid;

– artikel 56, eerste of tweede lid;

– artikel 57.

Artikel 17

Artikel 3b van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector komt te luiden:

Artikel 3b

  • 1. 
    Onze Minister is bevoegd een bestuurlijke boete van ten hoogste € 3 350,– op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met een krachtens artikel 3 gegeven aanwijzing, voor zover deze betreft het niet of in onvoldoende mate of op onjuiste wijze naleven van artikel 2, zevende lid.
  • 2. 
    De Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheids-wetgeving is van toepassing.
  • 3. 
    Onze Minister is bevoegd een last onder dwangsom op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met een krachtens artikel 3 gegeven aanwijzing, voor zover deze betreft het niet of in onvoldoende mate of op onjuiste wijze naleven van artikel 2, eerste tot en met derde en vijfde lid.

Artikel 18

In de Wet afbreking zwangerschap wordt na artikel 19 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19a

  • 1. 
    Onze Minister is bevoegd een bestuurlijke boete van ten hoogste € 16 750,– op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met artikel 11, tweede lid, laatste volzin, derde, vierde of zesde lid.
  • 2. 
    De Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheids-wetgeving is van toepassing.

Artikel 19

In de Wet op de medische hulpmiddelen komt artikel 14 als volgt te luiden:

Artikel 14

  • 1. 
    Onze Minister is bevoegd een bestuurlijke boete van ten hoogste € 450 000,– op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens artikel 2, 3, 4, 5, 7, eerste lid, 9, eerste of derde lid, of 13.
  • 2. 
    De Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheids-wetgeving is van toepassing.

Artikel 20

In de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal wordt na artikel 20 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20a

  • 1. 
    Onze Minister is bevoegd een bestuurlijke boete van ten hoogste € 450 000,– op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens artikel 3, 4, eerste of derde lid, 5, 7, eerste, tweede of vierde lid, of 20.
  • 2. 
    De Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheids-wetgeving is van toepassing.

Artikel 21

In de Wet inzake bloedvoorziening wordt na artikel 19 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19a

  • 1. 
    Onze Minister is bevoegd een bestuurlijke boete van ten hoogste € 16 750,– op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met artikel 4, eerste of tweede lid, 12, 13, eerste of derde lid, 14, 15, eerste of derde lid, 16, eerste of derde lid, of 17, eerste lid.
  • 2. 
    De Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheids-wetgeving is van toepassing.
  • 3. 
    Onze Minister is bevoegd een last onder dwangsom op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met een krachtens artikel 10 gegeven aanwijzing of bevel.

Artikel 22

In de Opiumwet wordt na artikel 9 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

  • 1. 
    Onze Minister is bevoegd een bestuurlijke boete van ten hoogste € 16 750,– op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens artikel 3c, 4, eerste of tweede lid, of 5, eerste lid.
  • 2. 
    De Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheids-wetgeving is van toepassing.

Artikel 23

Artikel 39 van de Gezondheidswet komt te luiden:

Artikel 39

  • 1. 
    Met betrekking tot de uitvoering van de in artikel 36, eerste lid, onder a, bedoelde taak:
  • a. 
    zijn de artikelen 5:12, 5:13, 5:15, 5:16, 5:17, 5:18 en 5:20 van de Algeme-ne wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
  • b. 
    zijn de ambtenaren, voor zover dat voor de vervulling van hun taak nood-zakelijk is en in afwijking van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot inzage van de patiëntendossiers.
  • 2. 
    Onze Minister is bevoegd een last onder dwangsom op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met het eerste lid, onder b.

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 24

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat op gedragingen, gepleegd voor de inwerkingtreding van deze wet, de in de artikelen 14 tot en met 22 genoemde wetten van toepassing blijven zoals zij luidden onmiddellijk voor die inwerkingtreding.

Artikel 25

Deze wet wordt aangehaald als: Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheidswetgeving.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

 
 
 

3.

More information

 

4.

Parlementaire Monitor

The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.