Voorstel van wet - Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften betreffende het laten stilstaan en parkeren van voertuigen, en voor andere lichte verkeersovertredingen (Wet bestuurlijke boete fout parkeren en andere lichte verkeersovertredingen)

Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 30098 - Wet bestuurlijke boete fout parkeren en andere lichte verkeersovertredingen i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften betreffende het laten stilstaan en parkeren van voertuigen, en voor andere lichte verkeersovertredingen (Wet bestuurlijke boete fout parkeren en andere lichte verkeersovertredingen); Voorstel van wet  
Document date 28-04-2005
Publication date 12-03-2009
Nummer KST86361
Reference 30098, nr. 2
From Verkeer en Waterstaat (VW)
Justitie (JUS)
Original document in PDF

2.

Text

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2004–2005

30 098

Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften betreffende het laten stilstaan en parkeren van voertuigen, en voor andere lichte verkeersovertredingen (Wet bestuurlijke boete fout parkeren en andere lichte verkeersovertredingen)

Nr. 2

VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is over te gaan tot de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften betreffende het laten stilstaan en het parkeren van voertuigen en enkele andere lichte verkeersovertredingen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd: A

In artikel 158 wordt, onder vernummering van het derde tot het vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. 
    Onverminderd het eerste lid zijn met het toezicht op de naleving van de voorschriften, opgenomen in de in artikel 184a, eerste lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur, belast de door de in dat artikellid bedoelde bestuursorganen aangewezen opsporingsambtenaren.

B

Artikel 182 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Het eerste lid komt te luiden:
  • 1. 
    Indien een bij of krachtens deze wet als overtreding strafbaar gesteld feit wordt begaan door een bij de ontdekking van het feit onbekend gebleven bestuurder van een motorrijtuig waarmee een aanhangwagen, waarvoor een kenteken is vereist, wordt voortbewogen, dan wel waaraan

een aanhangwagen waarvoor een kenteken is vereist, is gekoppeld, kunnen de op het feit gestelde straffen worden uitgesproken tegen de eigenaar of houder van die aanhangwagen.

  • 2. 
    Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het vierde en vijfde lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:
  • 2. 
    Indien een bij of krachtens deze wet als overtreding strafbaar gesteld feit wordt begaan met of door middel van een motorrijtuig waarmee een niet-kentekenplichtige aanhangwagen wordt voortbewogen, dan wel waaraan een niet-kentekenplichtige aanhangwagen is gekoppeld, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, kunnen de op het feit gestelde straffen worden uitgesproken tegen degene die ten tijde van de overtreding eigenaar of houder was van het trekkend motorrijtuig dan wel, als dat niet mogelijk is, tegen degene die ten tijde van de overtreding eigenaar of houder van de aanhangwagen voor zover deze niet reeds naast de bestuurder voor dat feit aansprakelijk is. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing.
  • 3. 
    Indien een bij of krachtens deze wet als overtreding strafbaar gesteld feit wordt begaan met of door middel van een al dan niet kentekenplichti-ge aanhangwagen, kunnen de op het feit gestelde straffen worden uitgesproken tegen degene die ten tijde van de overtreding eigenaar of houder van de aanhangwagen voor zover deze niet reeds naast de bestuurder voor dat feit aansprakelijk is. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing.

C

Na hoofdstuk XI wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK XIA BESTUURLIJKE BOETES Artikel 184a

  • 1. 
    Terzake van bij algemene maatregel van bestuur omschreven overtredingen betreffende het laten stilstaan en het parkeren van voertuigen en betreffende andere lichte verkeersovertredingen kunnen op de wijze zoals in dit hoofdstuk bepaald bestuurlijke boetes worden opgelegd door het college van burgemeester en wethouders voor overtredingen verricht op wegen en weggedeelten binnen het grondgebied van de gemeente, met uitzondering van autosnelwegen in beheer bij het Rijk.
  • 2. 
    Tot het uitreiken van een aankondiging van de beschikking waarin de bestuurlijke boete wordt opgelegd, kan slechts een ondergeschikte, die tevens buitengewoon opsporingsambtenaar is, worden gemachtigd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere eisen worden gesteld aan de ondergeschikte.
  • 3. 
    Als overtredingen in de zin van het eerste lid worden niet beschouwd die overtredingen waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
  • 4. 
    Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de bestuurlijke boete bepaald. Deze boete kan niet hoger zijn dan € 340,– per overtreding.
  • 5. 
    Indien de overtreder aannemelijk maakt dat de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is, wordt een lagere bestuurlijke boete opgelegd.
  • 6. 
    Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste en het vierde lid wordt vastgesteld op voordracht van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.

Artikel 184b

  • 1. 
    De bestuurlijke boete wordt opgelegd bij gedagtekende beschikking.
  • 2. 
    Indien is vastgesteld dat de overtreding heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt de bestuurlijke boete opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de overtreding in het kentekenregister was ingeschreven.
  • 3. 
    Indien is vastgesteld dat de overtreding heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarmee een aanhangwagen waarvoor een kenteken is vereist, wordt voortbewogen, dan wel waaraan een aanhangwagen waarvoor een kenteken is vereist, is gekoppeld, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt de bestuurlijke boete opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van de aanhangwagen ten tijde van de overtreding in het kentekenregister was ingeschreven.
  • 4. 
    Indien is vastgesteld dat de overtreding heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarmee een niet-kentekenplichtige aanhangwagen wordt voortbewogen dan wel waaraan een niet- kenteken-plichtige aanhangwagen is gekoppeld, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt de bestuurlijke boete opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het trekkend motorrijtuig ten tijde van de overtreding in het kentekenregister was ingeschreven.
  • 5. 
    Indien is vastgesteld dat de overtreding heeft plaatsgevonden met of door middel van een kentekenplichtige aanhangwagen, wordt de bestuurlijke boete opgelegd aan de degene op wiens naam het kenteken van de aanhanger ten tijde van de overtreding in het kentekenregister was ingeschreven. Indien het een niet-kentekenplichtige aanhangwagen betreft, wordt de bestuurlijke boete opgelegd aan degene die ten tijde van de overtreding eigenaar of houder was van de aanhangwagen.

Artikel 184c

  • 1. 
    De beschikking vermeldt:
  • a. 
    de naam van degene die de overtreding heeft verricht, dan wel, indien het een overtreding betreft begaan met een voertuig, de naam van de bestuurder van het voertuig waarmee de overtreding is verricht of, bij toepassing van artikel 184b, tweede, derde, vierde lid of vijfde lid, eerste volzin, de naam van de kentekenhouder en het kenteken van het motorrijtuig of de aanhangwagen waarmee de overtreding is verricht, of bij toepassing van artikel 184b, vijfde lid, laatste volzin, de naam van de eigenaar of houder van de aanhangwagen waarmee de overtreding is begaan;
  • b. 
    een korte omschrijving, onder verwijzing naar de aanduiding in de algemene maatregel van bestuur, van de overtreding ter zake waarvan zij is gegeven;
  • c. 
    de datum en het tijdstip waarop, alsmede de plaats waar de overtreding is geconstateerd;
  • d. 
    het voor die overtreding verschuldigde bedrag van de bestuurlijke boete;
  • e. 
    de dag waarop de bestuurlijke boete uiterlijk dient te zijn voldaan;
  • f. 
    de wijze waarop de bestuurlijke boete dient te worden voldaan, en
  • g. 
    de verhogingen die krachtens de artikelen 184q, eerste lid, en 184r, eerste lid, op de bestuurlijke boete vallen, indien deze niet tijdig wordt voldaan.

In de beschikking wordt gewezen op artikel 184e.

  • 2. 
    De beschikking wordt binnen acht weken nadat de overtreding heeft plaatsgevonden toegezonden aan het adres dat betrokkene heeft opgegeven of, indien dat niet mogelijk is en de overtreding heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig dan wel

aanhangwagen waarvoor een kenteken is opgegeven, aan het adres dat is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking gezonden naar het in de basisadministratie persoonsgegevens vermelde adres, tenzij dit hetzelfde is als hetgeen is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief ook op het in de basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adres onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking geacht aan de betrokkene bekend te zijn.

Artikel 184d

Een aankondiging van de beschikking wordt door de ondergeschikte als bedoeld in artikel 184a, tweede lid, zo mogelijk terstond uitgereikt aan de degene tot wie zij zich richt, of, indien dat niet mogelijk is, achtergelaten op of aan het motorrijtuig of de aanhangwagen waarmee de overtreding is verricht. De aankondiging van de beschikking is gedagtekend en vermeldt:

  • a. 
    de naam van degene die de overtreding heeft verricht, dan wel, indien het een overtreding betreft begaan met een motorrijtuig dan wel een motorrijtuig waaraan een aanhangwagen is gekoppeld, de naam van de bestuurder van het motorrijtuig waarmee de overtreding is verricht of, bij toepassing van artikel 184b, tweede, derde, vierde of vijfde lid, eerste volzin, de naam van de kentekenhouder en het kenteken van het motorrijtuig of de aanhangwagen waarmee de overtreding is verricht, of bij toepassing van artikel 184b, vijfde lid, laatste volzin, de naam van de eigenaar of houder van de aanhangwagen waarmee de overtreding is begaan;
  • b. 
    een korte omschrijving, onder verwijzing naar de aanduiding in de algemene maatregel van bestuur, van de overtreding terzake waarvan zij is gegeven, alsmede het overtreden voorschrift;
  • c. 
    een aanduiding de datum en het tijdstip waarop en de plaats waar de overtreding is geconstateerd;
  • d. 
    de hoogte van de op de overtreding gestelde bestuurlijke boete. In het rapport wordt gewezen op artikel 184e.

Artikel 184e

  • 1. 
    Het bestuursorgaan herroept de beschikking indien, in het geval van artikel 184b, tweede, derde, vierde of vijfde lid, eerste volzin, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven:
  • a. 
    aannemelijk maakt dat tegen zijn wil door een ander van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen gebruik is gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen,
  • b. 
    een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de overtreding de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, dan wel
  • c. 
    een vrijwaringsbewijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Kentekenreglement, of een verklaring als bedoeld in de artikelen 31 tot en met 33 van het Kentekenreglement, overlegt waaruit blijkt dat hij ten tijde van de overtreding geen eigenaar of houder meer was van het betrokken motorrijtuig onderscheidenlijk de betrokken aanhangwagen.
  • 2. 
    In de onder a, b en c bedoelde gevallen is het bestuursorgaan bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete aan degene die de overtreding heeft verricht of aan degene die de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, dan wel aan degene aan wie het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen werd overgedragen.

Artikel 184f

  • 1. 
    Degene die wordt verhoord met het oog op het opleggen van een bestuurlijke boete, is niet verplicht ten behoeve daarvan verklaringen omtrent de overtreding af te leggen.
  • 2. 
    Voor het verhoor aan de betrokkene meegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden.

Artikel 184g

  • 1. 
    Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op voor zover voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond.
  • 2. 
    Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de betrokkene kan worden verweten.

Artikel 184h

  • 1. 
    Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op indien degene die de overtreding heeft verricht is overleden.
  • 2. 
    Een bestuurlijke boete vervalt indien zij op het tijdstip van het overlijden van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd niet onherroepelijk is. Een onherroepelijke bestuurlijke boete vervalt voor zover zij op dat tijdstip nog niet is betaald.

Artikel 184i

Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op indien aan betrokkene wegens dezelfde overtreding reeds eerder een bestuurlijke boete is opgelegd.

Artikel 184j

  • 1. 
    Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op indien wegens dezelfde overtreding:
  • a. 
    een strafvervolging jegens betrokkene is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting is begonnen;
  • b. 
    het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 of 74c van het Wetboek van Strafrecht, of
  • c. 
    aan betrokkene een administratieve sanctie is opgelegd bij beschikking op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
  • 2. 
    Het recht tot strafvervolging, respectievelijk de bevoegdheid om op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften een beschikking op te leggen, vervalt indien het bestuursorgaan wegens dezelfde overtreding reeds een bestuurlijke boete heeft opgelegd.

Artikel 184k

  • 1. 
    Indien de in artikel 158, derde lid, bedoelde ambtenaar heeft vastgesteld dat de overtreding heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig of een aanhangwagen of een combinatie daarvan en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder of de kentekenhouder is, dan wel waarvan aannemelijk is dat de kentekenhouder geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, is hij bevoegd bij wijze van voorlopige maatregel aan het motorrijtuig of de aanhangwagen of aan een combinatie daarvan een mechanisch hulpmiddel, verder te noemen: wielklem, te doen aanbrengen, waardoor wordt verhinderd dat het motorrijtuig of de aanhangwagen of de combinatie daarvan wordt weggereden.
  • 2. 
    Terzake van het aanbrengen alsmede van het verwijderen van de wielklem worden kosten in rekening gebracht.
  • 3. 
    De wielklem wordt niet verwijderd dan nadat de bestuurlijke boete alsmede de kosten van het aanbrengen en verwijderen van de wielklem zijn voldaan. Na deze voldoening vindt verwijdering van de wielklem zo spoedig mogelijk plaats.
  • 4. 
    Na afloop van een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn, die tenminste vierentwintig uren bedraagt na aanbrenging van de wielklem, is de in artikel 158, derde lid, bedoelde ambtenaar bevoegd het voertuig naar een door hem aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te doen stellen. Overbrenging en in bewaringstelling kan binnen de in de eerste volzin bedoelde termijn plaatsvinden indien zich een van de omstandigheden genoemd in artikel 170, eerste lid, onderdelen a, b of c, voordoet. Terzake van de in de eerste volzin bedoelde overbrenging en bewaring wordt proces-verbaal opgemaakt en worden kosten in rekening gebracht.
  • 5. 
    De in artikel 158, derde lid, bedoelde ambtenaar draagt er zorg voor dat in een daartoe aangelegd register aantekening wordt gemaakt van de gevallen waarin de in het vierde lid bedoelde bevoegdheid wordt uitgeoefend.
  • 6. 
    De in artikel 158, derde lid, bedoelde ambtenaar draagt zorg voor de bewaring van de ingevolge het vierde lid in bewaring gestelde voertuigen.
  • 7. 
    De in artikel 158, derde lid, bedoelde ambtenaar geeft het voertuig terug aan de rechthebbende, nadat de bestuurlijke boete, de kosten van het aanbrengen en verwijderen van de wielklem en de kosten van overbrenging en bewaring zijn voldaan.
  • 8. 
    Wanneer het voertuig binnen 48 uren na het in bewaring stellen niet is afgehaald, geeft de in artikel 158, derde lid, bedoelde ambtenaar zo mogelijk binnen zeven dagen van de overbrenging en bewaring kennis:
  • a. 
    indien het voertuig een motorrijtuig is, dat een kenteken voert als bedoeld in artikel 136, eerste lid, aan degene aan wie dat kenteken is opgegeven;
  • b. 
    indien blijkt dat ter zake van het voertuig aangifte van vermissing is gedaan, aan degene die aangifte heeft gedaan;
  • c. 
    in bij ministeriële regeling te bepalen gevallen op de daarbij aangegeven wijze.
  • 9. 
    De kosten van opsporing van degene aan wie de kennisgeving wordt gezonden en die van het doen van de kennisgeving worden voor de toepassing van dit artikel gerekend tot de kosten van overbrenging en bewaring.
  • 10. 
    Wanneer het voertuig binnen drie maanden na het in bewaring stellen niet is afgehaald, is de in artikel 158, derde lid, bedoelde ambtenaar bevoegd het te verkopen of, indien verkoop naar hun oordeel niet mogelijk is, het voertuig om niet aan een derde in eigendom over te dragen of te laten vernietigen. Gelijke bevoegdheid heeft de in genoemd artikel bedoelde ambtenaar ook binnen die termijn, zodra het gezamenlijke bedrag van de bestuurlijke boete, de kosten van het aanbrengen en verwijderen van de wielklem en de kosten van overbrenging en bewaring, vermeerderd met de voor de verkoop, de eigendomsoverdracht om niet of de vernietiging geraamde kosten, in verhouding tot de waarde van het voertuig naar zijn mening onevenredig hoog zou worden. Verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging vindt niet plaats binnen twee weken nadat de kennisgeving als bedoeld in het achtste lid is uitgegaan. Voor de toepassing van de volgende leden worden de kosten van verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging gerekend tot de kosten van overbrenging en bewaring.
  • 11. 
    Gedurende drie jaren na het tijdstip van de verkoop heeft degene, die op dat tijdstip eigenaar was, recht op de opbrengst van het voertuig, met dien verstande dat eerst de kosten van het aanbrengen en verwijderen van de wielklem en van het overbrengen en bewaren van het

voertuig en vervolgens de bestuurlijke boete met die opbrengst worden verrekend. Na het verstrijken van die termijn vervalt het eventueel batige saldo aan de gemeente.

  • 12. 
    Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze van berekening van de kosten van het aanbrengen en verwijderen van de wielklem en van het overbrengen en bewaren van het voertuig en wordt bepaald tot welke bedragen de kosten in rekening worden gebracht.
  • 13. 
    De in artikel 158, derde lid, bedoelde ambtenaar stelt het bedrag van de in rekening te brengen kosten vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.
  • 14. 
    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de overbrenging, bewaring, verkoop, eigendomsoverdracht om niet en vernietiging, het inrichten en aanhouden van het in het vijfde lid bedoelde register, alsmede omtrent hetgeen verder voor de uitvoering van dit artikel noodzakelijk is.
  • 15. 
    Indien aantoonbaar is dat door het aanbrengen of het verwijderen van de wielklem dan wel tijdens de overbrenging en bewaring schade aan het voertuig is toegebracht, is de gemeente gehouden deze schade te vergoeden.

Artikel 184l

  • 1. 
    De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt twee jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.
  • 2. 
    Indien tegen de bestuurlijke boete bezwaar wordt gemaakt of beroep wordt ingesteld, wordt de vervaltermijn opgeschort tot onherroepelijk op het bezwaar of beroep is beslist.

Artikel 184m

  • 1. 
    Het bestuursorgaan stelt betrokkene desgevraagd in de gelegenheid de gegevens waarop het opleggen van de bestuurlijke boete, dan wel het voornemen daartoe, berust, in te zien en daarvan afschriften te vervaardigen.
  • 2. 
    Voor zover blijkt dat de verdediging van betrokkene dit redelijkerwijs vergt, draagt het bestuursorgaan er zoveel mogelijk zorg voor dat deze gegevens aan betrokkene worden meegedeeld in een voor deze begrijpelijke taal.

Artikel 184n

  • 1. 
    Tegen een op grond van dit hoofdstuk genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij de rechtbank; het beroep wordt behandeld en beslist door de kantonrechter. Hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
  • 2. 
    Het beroep kan worden ingesteld ter zake dat:
  • a. 
    de overtreding niet is verricht of dat, buiten het geval van artikel 184b, tweede tot en met het vijfde lid, degene tot wie de beschikking is gericht de overtreding niet heeft verricht;
  • b. 
    het bestuursorgaan had moeten beslissen dat de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan het opleggen van een bestuurlijke boete niet billijken dan wel dat het, gelet op de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert, een lager bedrag had moeten vaststellen;
  • c. 
    het bestuursorgaan ten onrechte de beschikking niet op grond van artikel 184e heeft herroepen.
  • 3. 
    De artikelen 6, tweede lid, 10 en 12 tot en met 20d van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat telkens voor «officier van justitie» wordt gelezen: het bestuursorgaan.

Artikel 184o

  • 1. 
    In afwijking van artikel 8:41, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt het griffierecht voor een beroep inzake een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 184a € 37,–.
  • 2. 
    In afwijking van artikel 40, tweede lid, van de Wet op de Raad van State bedraagt het griffierecht voor een hoger beroep inzake een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 184a € 102,–.
  • 3. 
    Artikel 8:41, eerste lid, tweede en derde volzin, tweede, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
  • 4. 
    Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek om voorlopige voorziening.

Artikel 184p

  • 1. 
    De bestuurlijke boete wordt betaald aan de gemeente binnen zes weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, tenzij de beschikking een later tijdstip vermeldt.
  • 2. 
    De gemeente kan de geldsom invorderen bij dwangbevel.

Artikel 184q

  • 1. 
    Bij gebreke van betaling maant het bestuursorgaan degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, schriftelijk aan binnen twee weken gerekend vanaf de datum van aanmaning alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. De verschuldigde boete wordt van rechtswege verhoogd met de op de aanmaning betrekking hebbende kosten.
  • 2. 
    De aanmaning bevat de aanzegging dat de bestuurlijke boete, voor zover deze niet wordt voldaan binnen de in de aanmaning genoemde termijn, wordt ingevorderd overeenkomstig artikel 184r.

Artikel 184r

  • 1. 
    Bij gebreke van tijdige betaling vordert het bestuursorgaan bij degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de verschuldigde boete, verhoogd met de op de aanmaning en invordering betrekking hebbende kosten en de wettelijke rente, bij dwangbevel in.
  • 2. 
    Het dwangbevel wordt op kosten van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
  • 3. 
    Gedurende zes weken staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van het bestuursorgaan.
  • 4. 
    Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de beschikking, bedoeld in artikel 184b, eerste lid, niet is ontvangen, of dat de bij de beschikking opgelegde bestuurlijke boete ten onrechte of op een te hoge geldsom is vastgesteld.
  • 5. 
    Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de voorzieningen-rechter van de rechtbank in kort geding anders beslist.

Artikel 184s

Indien een bestuurlijke boete ten onrechte is opgelegd, wordt de betaalde geldsom, vermeerderd met de wettelijke rente, binnen zes weken nadat is vastgesteld dat de boete ten onrechte is vastgesteld, aan de rechthebbende terugbetaald.

ARTIKEL II

De Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt als volgt gewijzigd.

A

In artikel 1, eerste lid, wordt «motorrijtuig, kenteken en rijbewijs» vervangen door: aanhangwagen, motorrijtuig, kenteken en rijbewijs.

B

In artikel 5a wordt in de eerste volzin «wordt voortbewogen» vervangen door: wordt voortbewogen, dan wel waaraan een aanhangwagen waarvoor een kenteken is vereist, is gekoppeld,.

C

Na artikel 5a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5b

  • 1. 
    Indien is vastgesteld dat de overtreding heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarmee een niet-kentekenplichtige aanhangwagen wordt voortbewogen, dan wel waaraan een niet-kenteken-plichtige aanhangwagen is gekoppeld, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het trekkend motorrijtuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven.
  • 2. 
    Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een kentekenplichtige aanhangwagen, wordt de administratieve sanctie opgelegd aan de degene op wiens naam het kenteken van de ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Indien het kenteken van de aanhangwagen niet is vastgesteld, dan wel indien de aanhangwagenniet kentekenplichtig is, wordt de administratieve sanctie opgelegd aan degene die ten tijde van de gedraging eigenaar of houder was van de aanhangwagen.

ARTIKEL III

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat zendt, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL V

Deze wet wordt aangehaald als: Wet bestuurlijke boete fout parkeren en andere lichte verkeersovertredingen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

De Minister van Justitie,

 
 
 

3.

More information

 

4.

Parlementaire Monitor

The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.