Aanpak belastingontduiking en -ontwijking - Main contents
De Europese Commissie i wil belastingontduiking- en ontwijking tegengaan. Dat wil zij doen door de wijze waarop bedrijven in de verschillende lidstaten belastingen betalen transparanter te maken en te harmoniseren. Het gebeurt volgens de Commissie te vaak dat bedrijven op wettige wijze belastingen ontwijken door afspraken met lidstaten te maken. Dit benadeelt andere bedrijven en belemmert de eerlijke concurrentie binnen de vrije markt.
Sommige lidstaten, voornamelijk Luxemburg en Nederland, hebben in de ontwikkeling van een strenger Europees beleid tegen belastingontduiking- en ontwijking in de weg gestaan. Zij vreesden dat het minder aantrekkelijk zou worden voor bedrijven om zich in Europese lidstaten te vestigen. Anderzijds beargumenteerde de Commissie dat harmonisatie van regels de internationale handel in Europa ten goede zal komen. Begin 2019 is de EU-richtlijn belastingontwijking in werking getreden, met daarbinnen vijf maatregelen die alle lidstaten verplicht zijn uit te voeren om belastingontwijking terug te dringen.
Op 1 juni 2021 werd bekend dat de Raad i en het Parlement i het eens waren geworden over een richtlijn die ervoor zorgt dat bedrijven met een omzet van boven de 750 miljoen euro en met vestigingen in meerdere lidstaten overzichten van hun belastingen moeten publiceren. De EU sloot zich aan bij een internationaal akkoord om belastingontwijking tegen te gaan. Eind 2021 kwam de Commissie met de eerste voorstellen om dat handen en voeten geven; het aanpakken van brievenbusfirma's was er één van. Ook wil de Commissie kijken naar bedrijven als geheel, zodat intern geschuif met geld om belasting te ontwijken ingeperkt wordt.
Contents
Belastingdeals
Eén van de belangrijkste taken van de EU is het beschermen van eerlijke concurrentie binnen de vrije markt. Deze komt onder druk te staan wanneer multinationals fiscale deals sluiten met lidstaten waardoor ze minder belasting hoeven te betalen dan andere bedrijven. Deze belastingontwijking gebeurt vaak volledig binnen de kaders van nationale wetten. Via ingewikkelde fiscale constructies hoeven multinationals nauwelijks belasting te betalen op gemaakte winst.
Deze staatssteun is in strijd met het beleid van de Europese interne markt, dat harmonisatie van regels en eerlijke concurrentie zowel binnen als tussen de landsgrenzen voorop stelt.
Daarom zette de Commissie in 2013 de eerste stappen om het maken van belastingafspraken tussen lidstaten en multinationals aan te pakken. Sindsdien worden er regelmatig voorstellen gedaan om de belastingen die multinationals in verschillende lidstaten moeten betalen te harmoniseren en de uitwisseling van informatie over gemaakte belastingdeals te stimuleren.
Ontduiking
Daarnaast richt de EU zich ook op het terugdringen van belastingontduiking: het wegsluizen van geld naar zogenaamde belastingparadijzen. Dit kunnen lidstaten zoals Luxemburg zijn, maar ook andere landen zoals Zwitserland en Panama. Om belastingontduiking binnen de EU terug te dringen, spraken de Europese ministers van Financiën in 2010 af dat EU-landen zich niet langer op het bankgeheim mogen beroepen wanneer de belastingdienst van een andere lidstaat om informatie vraagt.
Sindsdien hebben ook Zwitserland en Liechtenstein toegezegd automatisch bankgegevens met de EU uit te wisselen, waardoor er niet langer geld verborgen kan worden op Zwitserse of Liechtensteinse bankrekeningen. Om internationale belastingontduiking aan te pakken wordt daarnaast een bilaterale aanpak ingezet. Zo proberen de EU-lidstaten samen met de VS belastingparadijzen aan te pakken door druk uit te oefenen op landen die het bankgeheim in stand houden.
Geschuif met geld tussen bedrijfsonderdelen is andere beproefde methode om belastingen te ontwijken. Zo betaalde bijvoorbeeld de Britse tak van Starbucks haar volledige winst als fee aan Starbucks in Nederland om de franchise-naam te mogen voeren. Dat werd hier nauwelijks belast.
Een belangrijk punt van discussie is of het schrappen van het bankgeheim in Europese landen om eerlijke concurrentie te verwezenlijken niet tot gevolg heeft dat kapitaalkrachtige individuen en ondernemingen hun kapitaal elders onderbrengen. Een dergelijke kapitaalvlucht zou ongunstig zijn voor de Europese markt.
Daarnaast halen lidstaten vaak maar al te graag multinationals binnen. Wanneer hun mogelijkheden tot het aantrekken van multinationals worden beperkt, kan daarom wrijving tussen nationaal en Europees bestuur ontstaan. Zo zijn er in Nederland veel buitenlandse 'holdings' gevestigd. Mede daarom stelde de Nederlandse regering zich op het gebied van belastingontwijking vaak behoudend op in de Europese Raad i en heeft Nederland in Europa meerdere malen gepleit voor het pas veel later invoeren van Europese regels. Dit terwijl de Tweede Kamer aangegeven heeft voorstander te zijn van het aanpakken van schijnconstructies en andere vormen van belastingontwijking.
Een hiermee verbonden discussiepunt is over wat wel en niet tot staatssteun gerekend kan worden. De huidige Eurocommissaris van Mededinging Margrethe Vestager i stelt dat belastingconstructies voor individuele bedrijven gelijk staan aan staatssteun. Zo eiste zij in 2016 dat de Ierse belastingdienst 13 miljard euro aan gemiste belastingen terug moet vorderen van Apple, omdat de belastingafspraken tussen de Ierse regering en Apple een vorm van staatsteun zouden zijn. Hoewel de Ierse regering het bedrag inmiddels al binnen heeft, gaat ze tegen het besluit in beroep uit angst voor beschadiging van het aantrekkelijke investeringsklimaat in Ierland. In 2020 heeft het Gerecht van de Europese Unie de Ierse regering gelijk gegeven.
Europese Commissie
De Europese Commissie geeft expliciet aan dat belastingontduiking en -ontwijking grote problemen zijn die alleen met gemeenschappelijke, Europese ingrepen opgelost kunnen worden. Om die reden heeft de Commissie de EU-richtlijn antibelastingontwijking ('Anti Tax Avoidance Directive) opgesteld, waarin vijf maatregelen zijn verwerkt die lidstaten verplicht zijn door te voeren:
-
1.Bedrijven die de gemaakte winst vanuit de EU verplaatsen naar een land met een lagere belasting, moeten toch de Europese belastingen betalen.
-
2.Bedrijven die investeren in dochterbedrijven in landen met lage belastingen, moeten dividendbelasting betalen over de dividenden die de EU inkomen wanneer er nog geen tot weinig belasting over is betaald in het andere land.
-
3.Bedrijven moeten Europese belastingen betalen over de winst op producten die vlak voor afronding naar het buitenland werden betaald om de hogere Europese belastingen te ontwijken.
-
4.De belastingaftrekbare betalingen die een bedrijf doet aan een dochterbedrijf in het buitenland en die vervolgens in de vorm van leningen terug worden betaald aan het eerste bedrijf worden minder voordelig doordat er een maximum wordt gesteld aan de belastingaftrekbare rente over zulke betalingen.
-
5.Er wordt een algemene regeling antibelastingontwijking ingevoerd waarmee lidstaten belastingconstructies kunnen aanvechten die niet door de overige wetten verboden worden.
Dit voorstel werd later nog aangevuld, nadat er eind 2021 ook breder internationaal een akkoord werd bereikt om belastingontwijking tegen te gaan.
Europees Parlement
Het Parlement geeft aan dat dat het creëren van een gelijk speelveld tussen de lidstaten en het ontmoedigen van schimmige belastingafspraken voor haar een prioriteit is. Om dat te verwezenlijken zijn gemeenschappelijke belastingsystemen cruciaal. Zo nam het Parlement in december 2018 twee verslagen aan waarin de EU wordt opgeroepen techgiganten door de lidstaten als gemeenschap te laten belasten voor de op hun grondgebied gegeneerde winsten, zelfs als de bedrijven daar niet fysiek aanwezig zijn.
Met het pleiten voor gemeenschappelijke belastingen is het Parlement een sterke voorstander van het terugdringen van de mogelijkheden voor lidstaten om individuele belastingafspraken met bedrijven te maken of een aantrekkelijker investeringsklimaat te creëren.
Lidstaten
Waar de Europese instanties doorgaans erg positief zijn over een hardere aanpak van belastingontduiking- en ontwijking, willen de lidstaten nog wel eens tegenstribbelen. Dit heeft er voornamelijk mee te maken dat veel lidstaten in schappelijke belastingafspraken een mogelijkheid zien om bedrijven - met name multinationals - aan te trekken.
Een goed voorbeeld om de verschillen tussen de posities van de Europese machtsorganen en de lidstaten te illustreren is de wisselende houding van Jean-Claude Juncker i wat betreft de pogingen van de EU om een sterker beleid tegen belastingontduiking- en ontwijking te ontwikkelen. Gelekte documenten uit 2017 laten zien dat Juncker als premier van Luxemburg jarenlang in de weg stond van een hardere Europese aanpak van belastingontwijking door multinationals. Vervolgens stond als hij Commissievoorzitter aan het hoofd van het ontwikkelen van de EU-richtlijn antibelastingontwijking.
In de meeste gevallen waren het uitsluitend Luxemburg en Nederland die de voorstellen in de weg stonden, voornamelijk daar waar grotere transparantie over de belastingdeals die lidstaten met multinationals sluiten voorgesteld werd. Destijds hebben Frankrijk, Duitsland en Zweden geprobeerd om het vetorecht met betrekking tot voorstellen over belastingmaatregelen af te schaffen, maar ook daar stond Luxemburg in de weg.
Op 11 juli 2021 bereikte de EU in G20-verband een vennootschapsbelastingakkoord. Naast de invoering van een wereldwijd minimumbelastingtarief van 15 procent, moeten winsten van grote bedrijven straks ook belast worden op de plaats waar deze geboekt worden. Dit alles om bedrijven de mogelijkheid te ontnemen om belastingen te betalen in landen met een gunstiger belastingklimaat terwijl fysiek elders gevestigd te zijn. In oktober 2021 bepaalde diezelfde G20 dat de regels voor het minimumtarief vanaf 2023 in werking zullen treden. Men verwacht dat het plan ongeveer 125 miljard euro extra aan belastinginkomsten zal opleveren voor staten, alhoewel de precieze hoeveelheid van het bedrag afhangt van de effectieve uitvoering van het voorstel. In december 2022 hebben de EU-lidstaten een unaniem akkoord bereikt voor het minimumbelastingniveau van 15 procent voor de grootste bedrijven.
Nederland heeft zich doorgaans conservatief opgesteld op het gebied van belastingontduiking- en ontwijking. De Nederlandse economie zou veel baat hebben bij een voordelig investeringsklimaat dat het aantrekkelijk maakt voor multinationals om zich in Nederland te vestigen. Om die reden schaarde Nederland zich vaak aan de zijde van Luxemburg in het blokkeren van nieuwe Europese maatregelen.
In 2019 is de Europese Commissie een onderzoek gestart naar de belastingen die Nike in Nederland betaalt. Twee in Nederland gevestigde dochterbedrijven van Nike zouden betalingen doen aan Nike voor het gebruiken van haar intellectuele eigendommen. Deze betalingen zouden aftrekbaar zijn: een regeling die in strijd is met maatregel 4 van de EU-richtlijn belastingontwijking en door de Commissie wordt beschouwd als staatssteun.
Het Ministerie van Financiën i heeft aangegeven mee te willen werken aan het onderzoek en zegt de mening te delen dat individuele bedrijven geen bevoorrechte positie mogen genieten op het gebied van belastingen. Dit sluit aan bij de doelstelling van het kabinet om de reputatie van Nederland als belastingparadijs terug te dringen door een 'voortrekkersrol' te spelen in de strijd tegen belastingontwijking. Er lijkt een ommekeer te komen in de Nederlandse gewoonte om het belastingklimaat alleen aan te passen wanneer dat op internationaal niveau gezamenlijk gebeurt. Hierop komt veel kritiek vanuit fiscale kringen, waar men veelal beweert dat Nederland te ver wil gaan en daarmee investeerders weg dreigt te jagen.
De maatregelen die onder 'Europese Commissie' staan vermeld, zijn per 1 januari 2019 van kracht geworden. Daarmee is een belangrijke stap gezet in de harmonisatie van de regels over belastingontduiking- en ontwijking binnen de EU. De Commissie werkt aan nieuwe plannen om ook de internationale partners van de EU aan afspraken te binden die belastingontduiking- en ontwijking tegen moeten gaan.
Daarnaast geeft de Commissie aan de manier waarop multinationals op Europees grondgebied belast worden verder aan te willen scherpen. Daarbij moet een Europees investeringsklimaat gecreëerd worden met duidelijke regels die grensoverschrijdend zakendoen gemakkelijker maken.