Artikel 7: Pariteit van de valuta - Main contents
-
1.Ingeval de pariteit van de valuta van een Lid-Staat in verhouding tot de in artikel 4 omschreven rekeneenheid zou worden verlaagd, wordt het bedrag van het door deze Staat in zijn nationale valuta gestorte aandeel in het geplaatste kapitaal aangepast in verhouding tot de wijziging in de pariteit door een door dit land te verrichten aanvullende storting ten gunste van de Bank. Het bedrag waarop de aanpassing betrekking heeft mag echter het totaal der door de Bank in bedoelde valuta verstrekte leningen en het bezit van de Bank in deze valuta niet overschrijden. De storting dient binnen twee maanden te geschieden of, voor zover deze verband houdt met leningen, op de vervaldagen van die leningen.
-
2.Ingeval de pariteit van de valuta van een Lid-Staat in verhouding tot de in artikel 4 omschreven rekeneenheid zou worden verhoogd, wordt het bedrag van het door deze Staat in zijn nationale valuta gestorte aandeel in het geplaatste kapitaal aangepast in verhouding tot de wijziging in de pariteit, door middel van een terugbetaling door de Bank aan deze Staat. Het bedrag waarop de aanpassing betrekking heeft mag echter het totaal der door de Bank in bedoelde valuta verstrekte leningen en het bezit van de Bank in deze valuta niet overschrijden. Deze storting dient binnen twee maanden te geschieden of, voor zover deze verband houdt met leningen, op de vervaldagen van die leningen.
-
3.De pariteit van de valuta van een Lid-Staat in verhouding tot de in artikel 4 omschreven rekeneenheid, is de verhouding tussen het gewicht aan fijn goud dat deze rekeneenheid vertegenwoordigt en het gewicht aan fijn goud overeenkomende met de pariteit van die valuta zoals deze is medegedeeld aan het Internationaal Monetair Fonds. Bij gebreke van dien wordt die pariteit berekend aan de hand van de wisselkoers welke ten aanzien van een in goud uitgedrukte of een in goud converteerbare valuta door de Lid-Staat voor zijn lopende betalingen wordt toegepast.
-
4.De Raad van Gouverneurs kan besluiten dat de in de leden 1 en 2 vastgestelde regels niet zullen worden toegepast wanneer een gelijkelijk evenredige wijziging wordt gebracht in de pariteit van alle valuta's van de landen welke lid zijn van het Internationaal Monetair Fonds of van de Bank.
Dit artikel behandelt de gevolgen van een koerswijziging door een land.
Het eerste lid handelt over de gevolgen van een devaluatie voor de initiële stortingen van het land in kwestie, voor zover deze in de nationale valuta hebben plaatsgevonden. In dit geval zal de goudwaarde door het devaluerende land moeten worden hersteld door een bijstorting. Deze bijstorting vindt echter slechts in die mate plaats, waarin er leningen van de Bank in de betreffende valuta uitstaan, en voorts voor zover de Bank de valuta zelf bezit. Uit een en ander volgt, dat er dus geen bijstortingen behoeven plaats te vinden over die stortingen van het land, welke in een ander land zijn uitgezet en waarop de Bank dus geen devaluatieverlies leidt. De bijstorting vindt plaats binnen twee maanden, behalve waar het leningen in het devaluerende land betreft; dan behoeft het herstel van de goud-, waarde eerst plaats te vinden bij de aflossing der lening. Voor zover de leningen, door de Bank verstrekt, niet hebben plaatsgevonden op basis van de door de Overheden gestorte nationale valuta, voorziet artikel 18, lid 6 i, in de nodige koersgaranties.
Het tweede lid behandelt in tegengestelde zin het geval van een revaluatie door een der aangesloten landen:
Het laatste lid opent de mogelijkheid, dat, indien alle bij het Internationale Monetaire Fonds aangesloten landen of alle bij de Investeringsbank aangesloten landen in dezelfde mate devalueren of revalueren, van een bijstorting dan wel terugbetaling wordt afgezien.