Verzuiling - Main contents
De Nederlandse samenleving werd een groot deel van de 20ste eeuw gekenmerkt door een sterke verzuiling. Daaronder verstaan we de opdeling van de maatschappij op grond van geloofsovertuiging en/of maatschappelijke opvattingen. Iedere stroming had daarbij eigen organisaties op alle terreinen van het maatschappelijk leven: politiek, vakvereniging, onderwijs, gezondheidszorg, media, jeugdbeweging en sport.
De samenleving kende vier hoofdzuilen: de katholieke, de protestants-christelijke, de socialistische en de neutrale of liberale. Als kleinere, deels afzonderlijke zuilen, zijn nog te onderscheiden: de communistische, de vrijzinnig-protestantse en de orthodox-protestantse. Tussen de zuilen bestonden strikte scheidingen, maar op veel gebieden - en zeker op politiek terrein - was er sprake van samenwerking en overleg.
De verzuiling werd door met name katholieken en protestants-christelijken doelbewust nagestreefd. Voor de katholieken gold dat zij tot ver in de 20e eeuw, ondanks hun relatieve politieke sterkte, een minderheid in de protestantse samenleving waren. Zij moesten hun maatschappelijke positie nog veroveren, en kozen daarbij voor eigen, door de kerk gesteunde, organisaties.
Ook de belangrijkste politieke tak van de protestants-christelijke zuil, de antirevolutionairen i, predikten de gedachte 'in ons isolement ligt onze kracht'. Zowel de anti-Roomse houding bij veel protestanten, als de afkeer van de RK-kerk tegen de calvinisten maakte gezamenlijke organisaties van katholieken en protestanten ondenkbaar.
De opvattingen van socialisten over onder meer koningshuis, godsdienst en maatschappelijke verhoudingen zorgden eveneens voor een grote kloof met andere zuilen. De socialisten waren tot midden jaren'30 voorstander van een republiek, waren op het gebied van cultuur, sport en huwelijk tamelijk liberaal, en streefden naar andere inkomens- en machtsverhoudingen en naar staatseigendom van belangrijke bedrijven.
Voor katholieken, protestanten en socialisten gold dat zij beschikten over eigen dagbladen, waarbij de politieke leiders als redacteur een belangrijke rol speelden. Ook na het ontstaan van de radio-omroep werd direct overgegaan tot het oprichten van eigen omroeporganisaties. Dat betekende dat leden van een zuil ook betrekkelijk weinig in aanraking kwamen met het gedachtegoed van de andere zuilen.
In 1917 werd door de zogenaamde pacificatie de strijd om een gelijke financiële positie van het bijzonder onderwijs beëindigd. Tegelijkertijd werd het algemeen (mannen)kiesrecht en de evenredige vertegenwoordiging i ingevoerd. Voor beide problemen werd een commissie ingesteld, waarin alle partijen vertegenwoordigd waren. Door zowel aan de wens van de linkse partijen (algemeen kiesrecht) als aan die van de rechtse partijen (financiële gelijkstelling) tegemoet te komen, kon een oplossing worden bereikt . Dit noemen we sindsdien pacificatiepolitiek.
De verzuiling leidde tot een vrij statisch politiek beeld, waarbij zich door de geslotenheid van de zuilen bij verkiezingen steeds slechts geringe verschuivingen voordeden.
Al in de jaren dertig werd - vooral vanuit rechts-nationalistische hoek - geageerd tegen de 'hokjesgeest'. Tijdens de Tweede Wereldoorlog leken, onder invloed van de Duitse bezetting, de scheidslijnen tussen de zuilen weg te vallen. In Londen was koningin Wilhelmina een groot voorstander van het doorbreken van de verzuiling.
Na de Tweede Wereldoorlog werd dan ook getracht een einde te maken aan de verzuiling. Daartoe werd eerst de Nederlandse Volksbeweging opgericht, waarvan Schermerhorn, premier van 1945 tot 1946, een leidende figuur was. In 1946 ontstond de Partij van de Arbeid i, waarvan naast sociaaldemocraten en vrijzinnig-democraten ook progressieve katholieken en protestanten lid werden. Dit werd de 'doorbraak-gedachte i' genoemd. Omdat de katholieke kerk en katholieke en protestantse politieke leiders zich hiertegen verzetten en hun partijen beleven bestaan, kwam van die doorbraak niet veel terecht.
Pas midden jaren zestig werden onder invloed van de ontkerkelijking de scheidslijnen tussen de zuilen minder scherp. Uiteindelijk leidde dit in de jaren zeventig tot het CDA i, een fusie van de drie confessionele (christelijke) partijen. In 1976 gingen ook de katholieke en de socialistische vakbonden samen in de FNV. De opkomst van een nieuwe omroep, de TROS, betekende eveneens een doorbreking van de verzuiling.
onderwerp |
r.k. |
prot.chr. |
soc.dem. |
liberaal |
---|---|---|---|---|
politiek |
SDAP i (later PvdA) |
|||
vakbeweging |
RKWV (later KAB, NKV) |
CNV |
NVV |
|
omroep |
KRO |
NCRV |
VARA |
AVRO |
enkele dagbladen |
De Tijd, De Volkskrant |
De Standaard, Trouw |
Het (Vrije) Volk |
Alg. Handelsblad, NRC |
Binnen de zuilen was sprake van grote verwevenheid van de diverse organisaties. Kamerleden waren vaak tevens bestuurder van bijvoorbeeld vakverenigingen, landbouworganisaties of omroeporganisaties uit de eigen zuil. Daardoor was het parlement lange tijd een goede afspiegeling van de (georganiseerde) maatschappij.
De verzuiling maakte overleg op politiek en maatschappelijk niveau wenselijk. In de politiek was daarvan vooral sprake bij de formaties; op maatschappelijk gebied ontstonden allerlei overlegorganen (voor 1940 Hoge Raad van Arbeid, na 1950 Sociaal-Economische Raad i). Vooral de confessionele partijen waren een groot voorstander van dat overleg.
Het overleg leidde ook tot evenredige verdeling van posten. Dat betekende tot 1940 dat protestant-christelijken en katholieken belangrijke functies, zoals lid van de Raad van State i, Commissaris van de Koning(in) i en burgemeestersposten keurig onderling verdeelden. Ook de liberalen kregen daarbij hun evenredige deel. Rotterdam had bijvoorbeeld steeds een liberale burgemeester. De sociaaldemocraten bleven tot 1945 buiten die verdeling.
verdeling posten
jaar |
minister-president |
voorzitter Tweede Kamer |
voorzitter Eerste Kamer |
vicepres. Raad van State |
pres. Rekenkamer |
---|---|---|---|---|---|
1927 |
Prot.Chr |
RK |
RK |
Lib. |
Prot.Chr. |
1937 |
Prot.Chr |
RK |
Prot.Chr |
Prot.Chr |
- |
1947 |
RK |
RK |
Soc.Dem. |
Prot.Chr |
- |
1957 |
Soc.Dem. |
RK |
Soc.Dem. |
Prot.Chr |
Prot.Chr. |
1967 |
RK |
RK |
Soc.Dem. |
RK |
RK |
1977 |
Soc.Dem. |
Soc.Dem. |
RK |
Prot.Chr |
Soc.Dem. |
1987 |
Chr.Dem. |
Soc.Dem. |
Chr.Dem. |
Chr.Dem. |
Chr.Dem. |
Door het overleg en de evenredige verdeling van posten kenmerkte de tijd van verzuiling zich ook door relatieve stabiliteit. Na 1946 werden de meeste kabinetten i gevormd op basis van samenwerking tussen veel partijen, waardoor kabinetten vaak over een zeer ruime meerderheid in het parlement beschikten.
Het verzuilde politieke systeem werd begin jaren zeventig, mede onder invloed van D66 i en Nieuw Links i in de PvdA, afgelost door een stelsel waarvan polarisatie het voornaamste kenmerk was.
Meer over