Kabinet-Kok I (1994-1998) - Main contents
Aan dit eerste 'paarse' kabinet namen PvdA i, VVD i en D66 i deel. Het werd op 22 augustus 1994 gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 1994 i. De kleur paars refereerde aan de vermenging van het rood van de PvdA en het blauw van de VVD. PvdA-leider Wim Kok i, minister van financiën en vicepremier in het voorgaande kabinet-Lubbers III i, werd premier.
Tijdens de zittingsperiode kende Nederland een ongekende economische groei. Het kabinet zorgde voor sterke lastenverlichting voor burgers en bedrijven. De regels op economisch gebied werden verminderd, waardoor bijvoorbeeld de winkeltijden veel ruimer werden. Er werden verdere stappen gezet naar privatisering in onder meer de energiesector en volkshuisvesting.
Bij zijn aantreden was het kabinet in meerdere opzichten uniek. Het bracht de PvdA en VVD - lang elkaars ideologische tegenstander - samen. Dat was niet voorgekomen sinds het kabinet-Drees II i. Bovendien zat er voor het eerst sinds 1918 geen confessionele i partij in het kabinet. Het kabinet zat de gehele periode uit. De samenwerking tussen de coalitiepartijen werd voortgezet in het tweede kabinet-Kok i.
Contents
Formatie
Het kabinet-Lubbers III i hield na de Tweede Kamerverkiezingen i van 1994 71 van de 103 zetels over, waardoor voortzetting van de coalitie van PvdA i en CDA i uitgesloten was. Een coalitie van PvdA, VVD i en D66 i leek het meest voor de hand te liggen. Besprekingen tussen PvdA, VVD en D66 strandden echter na enige weken en er leek een impasse te ontstaan.
Regeerakkoord en regeringsverklaring
Tijdens de formatie vroeg Koningin Beatrix PvdA-leider Kok een ontwerp-regeringsprogramma te schrijven, waarop andere partijen dan zouden kunnen intekenen. Naast de PvdA onderschreven ook VVD en D66 op 13 augustus 1994 het regeerakkoord 'Keuzes voor de toekomst'. Premier Wim Kok legde op 31 augustus 1994 de regeringsverklaring af.
datum |
wat |
tot en met |
dagen |
---|---|---|---|
22 augustus 1994 |
Beëdiging i nieuwe bewindslieden, aantreden kabinet |
5 mei 1998 |
1353 |
6 mei 1998 |
Ontslag gevraagd, kabinet demissionair i |
2 augustus 1998 |
89 |
Totale zittingsduur i kabinet |
1442 |
W. Kok (PvdA)
Viceminister-president
H.F. Dijkstal (VVD)
Mr. H.A.F.M.O. van Mierlo (D66)
Algemene Zaken
minister: W. Kok (PvdA)
Buitenlandse Zaken
minister: Mr. H.A.F.M.O. van Mierlo (D66)
staatssecretaris: Mr. M. Patijn (VVD)
minister voor Ontwikkelingssamenwerking
minister: Drs. J.P. Pronk (PvdA)
Justitie
minister: Mr. W. Sorgdrager (D66)
staatssecretaris: Mr. E.M.A. Schmitz (PvdA)
Binnenlandse Zaken
minister: H.F. Dijkstal (VVD)
staatssecretaris: Mr. J. Kohnstamm (D66)
staatssecretaris: A.G.M. van de Vondervoort (PvdA)
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
minister: Dr.Ir. J.M.M. Ritzen (PvdA)
staatssecretaris: T. Netelenbos (PvdA)
staatssecretaris: Drs. A. Nuis (D66)
Financiën
minister: Drs. G. Zalm (VVD)
staatssecretaris: Dr. W.A.F.G. Vermeend (PvdA)
Defensie
minister: Dr.Ir. J.J.C. Voorhoeve (VVD)
staatssecretaris: Drs. J.Ch. Gmelich Meijling (VVD)
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
minister: M. de Boer (PvdA)
staatssecretaris: Dr. D.K.J. Tommel (D66)
Verkeer en Waterstaat
minister: A. Jorritsma-Lebbink (VVD)
Economische Zaken
minister: Dr. G.J. Wijers (D66)
staatssecretaris: A. van Dok-van Weele (PvdA)
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
minister: J.J. van Aartsen (VVD)
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
minister: Drs. A.P.W. Melkert (PvdA)
staatssecretaris: R.L.O. Linschoten (VVD) (22 augustus 1994 - 28 juni 1996)
staatssecretaris: Mr. F.H.G. de Grave (VVD) (2 juli 1996 - 3 augustus 1998)
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
minister: Dr. E. Borst-Eilers (D66)
staatssecretaris: E.G. Terpstra (VVD)
Belast met coördinatie van aangelegenheden de Nederlandse Antillen en Aruba betreffend en met de zorg voor aan de Nederlandse Antillen en Aruba te verlenen hulp en bijstand
minister: Dr.Ir. J.J.C. Voorhoeve (VVD) (24 augustus 1994 - 3 augustus 1998)
Tijdens deze kabinetsperiode vond één verandering in de samenstelling van het kabinet plaats.
-
-Linschoten werd opgevolgd door De Grave als staatssecretaris van Sociale Zaken
In juni 1996 trad staatssecretaris Linschoten (VVD) van Sociale Zaken af, omdat hij niet langer het vertrouwen genoot van PvdA en D66. Hem werd verweten dat hij de problemen in de leiding van het CTSV (College van Toezicht Sociale Zekerheid) niet had kunnen oplossen. De Amsterdamse wethouder De Grave volgde hem op.
Bij zijn aantreden kon het kabinet rekenen op een comfortabele meerderheid in de Tweede Kamer. De meerderheid in de Eerste Kamer was kleiner, maar werd verstevigd bij de Eerste Kamerverkiezingen van 1995 i.
De zetelverdeling in het parlement wijzigde in deze kabinetsperiode verder niet. Er vonden geen afsplitsingen plaats van de Tweede- of Eerste Kamerfracties van de regeringspartijen.
PvdA |
VVD |
D66 |
totaal |
|
---|---|---|---|---|
Kabinet: ministers/(staatssecretarissen) |
5/(5) |
5/(4) |
4/(3) |
14/(12) |
Tweede Kamer op 22 augustus 1994 |
37 |
31 |
24 |
92 (61,3%) |
Eerste Kamer tot 13 juni 1995 |
16 |
12 |
12 |
40 (53,3%) |
Eerste Kamer vanaf 13 juni 1995 |
14 |
23 |
7 |
44 (58,7%) |
Het eerste paarse kabinet was in economisch opzicht een groot succes. Geholpen door een hoge economische groei en de Zalmnorm daalde het EMU-tekort en stroomden na een tijdje de inkomstenmeevallers binnen, waardoor de lasten omlaag konden. Minister Wijers (Economische Zaken) dereguleerde de economie en verscherpte het mededingingstoezicht.
Het voornaamste programmapunt van het kabinet was het scheppen van banen. Niet alleen het regeringsbeleid, maar ook het gunstige economische tij zorgde ervoor dat de werkgelegenheid fors toenam. Bezuinigingen vonden plaats bij de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren, de studiefinanciering en het hoger onderwijs, de kinderbijslag, door een nieuwe Nabestaandenwet en door andere ingrepen in de sociale zekerheid.
-
-Europa en euro
Er werden verdere stappen gezet naar Europese eenwording. De voorbereidingen voor een Europese munt (de euro) waren in volle gang. Op 2 oktober 1997 kwam het Verdrag van Amsterdam tot stand, waardoor het Europees Parlement voor sommige beleidsterreinen een medebeslissingsbevoegdheid kreeg en de rol van de EU bij het werkgelegenheidsbeleid werd vergroot.
-
-Splitsing grote gemeenten
De plannen tot splitsing van Amsterdam en Rotterdam in een aantal kleinere (wijk)gemeenten werden afgeblazen na plaatselijke referenda.
-
-Geregistreerd partnerschap
Per 1 januari 1998 werd het geregistreerde partnerschap ingevoerd.
-
-Asiel- en integratiebeleid
Het asiel- en integratiebeleid, waarbij zowel de uitzetting van de 'witte' illegaal Gümüs, als problemen bij de opvang van asielzoekers aandacht opeiste.
-
-Woestijnwet
De zogenoemde Woestijnwet beperkte het aantal adviesraden.
-
-Afschaffing SER-advisering
De verplichte advisering door de SER over sociaal economische onderwerpen werd afgeschaft.
-
-Opschorting dienstplicht
Het kabinet besloot in 1993 om de opkomstplicht voor de dienstplicht op te schorten. Vanaf 22 augustus 1996 werden er geen nieuwe dienstplichtigen meer opgeroepen. Per 1 mei 1997 werd de opkomstplicht officieel opgeschort.
-
-Vredesmissies in Bosnië en Angola
Tijdens deze kabinetsperiode nam Nederland deel aan vredesmissies in Angola en Bosnië.
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer i
-
-Derde Nationaal Milieubeleidsplan
Minister De Boer bracht in 1998 het Derde Nationaal Milieubeleidsplan uit. De doelstellingen uit het NMP1 en NMP2 bleven richtinggevend. Het milieubeleid moest meer dan voorheen worden ingebed in een integraal omgevingsbeleid. Milieugedrag moest tot uiting komen in de prijzen, waardoor energiezuiniger produceren en consumeren werd bevorderd. Handhaving en bestrijding van milieucriminaliteit kregen meer aandacht.
-
-Deltaplan grote rivieren
Na overstromingen in het rivierengebied in januari 1995 kwam minister Jorritsma met het Deltaplan grote rivieren.
-
-Uitbreiding Schiphol
In februari 1995 nam het kabinet het besluit tot aanleg van de vijfde start- en landingsbaan van Schiphol, de Polderbaan.
-
-Betuwelijn
In april 1996 besloot het kabinet definitief tot aanleg van de Betuwelijn van Rotterdam naar Duitsland.
-
-Verzelfstandiging Nederlandse Spoorwegen
Er werd verder gegaan met verzelfstandiging van de NS. Daarbij werd voortgebouwd op het in 1993 genomen besluit tot verzelfstandiging. NS moest in vijf jaar financieel en zakelijk op 'eigen benen' staan en grotere reizigersstromen nastreven. Concurrentie op het spoor werd mogelijk.
De overheidsbijdragen werden tot 2000 afgebouwd naar nul. Vanaf 1 januari 1996 mocht NS zelf de tarieven en algemene voorwaarden bepalen. Daarna was ook het voorzieningenniveau een zaak van NS. NS mocht onrendabele lijnen aan de overheid verkopen. De minister bleef verantwoordelijk voor de infrastructuur en voor de toegang van maatschappijen op het spoornet.
Sociale Zaken en Werkgelegenheid i
-
-Parlementaire enquête CTSV-affaire
Begin 1996 verschenen berichten over problemen bij het College van Toezicht Sociale Verzekeringen (CTSV). Met name de verhoudingen tussen bestuur en directie waren ernstig verstoord. Bovendien was de Tweede Kamer i niet in kennis gesteld van CTSV-rapporten over evaluatie van de Wet terugdringing ziekteverzuim (TZ). Daaruit bleek dat door die wet een besparing die in drie jaar had moeten worden gehaald, al in één jaar was bereikt. De affaire zou uiteindelijk leiden tot het aftreden van staatsecretaris Linschoten, op 27 juni 1996.
Val van Srebrenica
Ondanks de aanwezigheid van Nederlandse VN-militairen (Dutchbat) viel op 11 juli 1995 de moslimenclave Srebrenica in Bosnië en Herzegovina in handen van Bosnisch-Servische milities. Meer dan 7000 moslimmannen werden door Bosnisch-Servische troepen gedeporteerd en vermoord. De houding die Nederlandse VN-militairen innamen bij het wegvoeren (en vermoorden) van moslim-mannen uit Srebrenica, leidde tot kritiek op minister Voorhoeve en op de rol van Dutchbat.
De nasleep van dit drama zou nog lang een schaduw over de Nederlandse politiek werpen. Het zou in 2002 leiden tot de val van het kabinet-Kok II i. De gebeurtenissen en besluitvorming rondom Srebrenica werden in de periode 2002-2003 uitvoering onderzocht in een parlementaire enquête i
Het kabinet-Kok I was verantwoordelijk voor vier troonredes, waarin onder andere werd stilgestaan bij vijftig jaar bevrijding, de snelle economische ontwikkeling en de intensivering van de Europese samenwerking.
Het kabinet-Kok I zat zijn gehele termijn uit. Kok bood het ontslag van zijn kabinet aan op 6 mei 1998, de dag van de Tweede Kamerverkiezingen i. De samenwerking tussen de coalitiepartijen werd voortgezet in het kabinet-Kok II.
Meer over