Verdrag tot oprichting van een Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS-Verdrag) - Main contents
Het Verdrag tot oprichting van een Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal i (EGKS-Verdrag of Verdrag van Parijs) werd in 1951 gesloten door zes landen: België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland. Het werd in 1952 van kracht. De EGKS vormde zich tot de voorloper van de latere Europese Unie.
Het leek de Europese landen verstandig om de controle over de zware industrie (die tijdens de Tweede Wereldoorlog grote hoeveelheden wapens had geproduceerd) in handen te geven van een organisatie die boven de landen stond. Zo'n samenwerkingsverband kon bovendien het wantrouwen wegnemen tussen de voormalige vijanden Duitsland en Frankrijk. Zo hoopte men een herhaling van de Eerste en Tweede Wereldoorlog te voorkomen.
Andere doelstellingen van de op te richten organisatie waren groei van de economie en van de werkgelegenheid, meer welvaart en een efficiënte productie. Het EGKS-Verdrag schafte handelsbelemmeringen (zoals invoerrechten) voor kolen en staal af. Ook voorzag het verdrag in samenwerking op terreinen als investeringen, productie, lonen, verkeer en handel met andere landen.
De oorsprong van het verdrag lag in de behoefte om de controle over de zware industrie (die militair-strategisch van groot belang was) in handen te geven van een autoriteit die boven de landen stond. De achterliggende gedachte was dat zo'n onafhankelijke, supranationale Hoge Autoriteit bij de traditionele aartsvijanden Frankrijk en Duitsland veel achterdocht en wantrouwen zou kunnen wegnemen. Op die manier hoopte men een herhaling van de Eerste en Tweede Wereldoorlog te voorkomen.
De meer concrete oogmerken van het verdrag waren economische expansie, groei van de werkgelegenheid, verhoging van de levensstandaard en een rationele distributie van de productie. Het verdrag voorzag in de opheffing van de handelsbelemmeringen op de kolen- en staalmarkt van de lidstaten en in afschaffing van elke discriminatie op het gebied van prijzen, leveringsvoorwaarden en vervoerskosten door de producenten.
Het Verdrag van Parijs voorzag ook in een gemeenschappelijk optreden op terreinen als investeringen, productie, lonen, verkeer en werknemers en handelsrelaties met niet-lidstaten. De Kolen- en Staalgemeenschap werd gefinancierd door heffingen op de productie. Daarmee konden leningen worden verstrekt voor onderzoeksprogramma's, herstructurering, herscholing en dergelijke. Ook konden leningen worden bestemd voor het opzetten en huisvesten van nieuwe industrieën in traditionele kolen- en staalgebieden waar de oude industrie was weggesaneerd.
Het EGKS-Verdrag werd ondertekend op 18 april 1951 en ging op 10 augustus 1952 van kracht voor de periode van vijftig jaar en liep af op 23 juli 2002. Daarmee hield de EGKS op te bestaan. Het gemeenschappelijke beleid voor de ijzer- en staalindustrie is nu op één lijn gebracht met het beleid voor andere industriële sectoren.
Het vermogen van de EGKS is overgeboekt naar de EU-begroting en er is een 'Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal' in het leven geroepen. Bijna drie kwart van de jaarlijkse rente-opbrengst van het EGKS-vermogen zal worden besteed aan onderzoek in de staalsector en ongeveer een kwart aan onderzoek in de kolensector.